recensies 3 73 Nederlandse lezer zich nog te bedenken dat het boek alleen lige tests bevat. Alvorens men een keus voor één der besproken instrumenten maakt, is het dan toch wel zinnig om na te gaan wat er aan Nederlandse of al vertaalde instrumenten is. ALFRED LANGE Referenties * Skinner, H.A. (1987). Self-report Instruments for Family Assessment. In: Th. Jacob (Ed.), Family !nteraction and Psychopathology. New York: Plenum. R. Kohnstamm, De veerkracht van het geluk. Deventer: Van Loghum Slaterus, 1987, 114 blz. Rita Kohnstamm is ontwikkelingspsychologe en publiceerde enkele jaren geleden het uitstekende boekje ‘Kleine gie’ (uitgegeven door Van Loghum Slaterus). Verder is zij bekend van diverse half-journalistieke half-wetenschappelijke activiteiten waaronder het hoofdredacteurschap van het tijdschrift ‘Psychologie’. Onder deze activiteiten resorteert ook haar column in de NRC, die ik zelden oversla. Zij vertoeft wat dat ‘niet overslaan’ betreft in het gezelschap van Max Pam, Hans Ree en Beatrijs Ritsema. Deze auteurs hebben gemeen dat zij op een verstandige manier over daagse dingen schrijven, waarbij je vaak denkt: ‘daar ben ik het weer helemaal mee eens’. De veerkracht van het geluk is een bundel van 24 van dergelijke NRC-columns, die merendeels betrekking hebben op kinderen, in het bijzonder op de verhouding tussen ouders en kinderen, maar ook wel op andere zaken als discriminatie en ‘ongewenste intimiteiten’. Hoewel de onderwerpen uiteenlopen, vallen er toch duidelijke lijnen in te ontdekken. In veel stukjes staat het afwijzen ·van kelijke’ verklaringen centraal. Als een kind van gescheiden ouders problemen heeft, ligt dat niet altijd aan die scheiding. Als een zoon van een onbekende Canadese vader op volwassen leeftijd problemen krijgt, hoeft dat niet te worden toegeschreven aan het feit dat hij zijn vader niet heeft gekend. Helder en aan de hand van leuke zoekjes illustreert zij dat dit soort causaal denken wel gemakkelijk is maar vaak niet terecht; dat kinderen die een vreselijke jeugd achter de rug hebben het soms later geweldig doen en omgekeerd. Uiteraard ontkent zij niet dat sommige factoren bij kunnen dragen aan een
374 Dth 4 jaargang 9 november 1989 goede of een slechte ontwikkeling, maar de kracht van de ringsmodellen wordt door haar terecht gerelativeerd. Het titelverhaal van de bundel is wat dat betreft een goed voorbeeld, zeker voor psychotherapeuten die zich soms maar al te graag storten op de voor de hand liggende traumata en zich niet realiseren dat sommige ten beter af zijn als ze (ook) gestimuleerd worden om in hun huidige situatie het een en ander te veranderen. Relativerend is ook haar houding ten opzichte van de wetenschap. Aan de ene kant citeert zij allerlei onderzoek, aan de andere kant bekritiseert zij – m.i. terecht – de geneigdheid van onderzoekers om uit kleine, toevallig gevonden verbanden binnen een enorme heid van data, overmatig veel conclusies te trekken. Af en toe springt zij zelf ook enigszins slordig om met onderzoeksgegevens. Bijv. als zij op grond van een experiment van Kiesler en Bara!, in het stukje ‘de terreur van het uiterlijk’, suggereert, dat de proefpersoon die net een positieve uitslag heeft ontvangen daarna altijd met de aantrekkelijke vrouwelijke medeproefpersoon (een rolspelende medewerker van de onderzoeker) zou aanpappen. Na een negatieve uitslag zou een proefpersoon altijd de minder fraaie ‘medeproefpersoon’ aanspreken. In werkelijkheid gaat het natuurlijk maar om een klein statistisch verschil tussen twee experimentele condities en zijn er vele personen die zich niet conform de verwachting van dit experiment gedragen. Ik wil echter niet te lang stilstaan bij dit soort heidsfoutjes want juist de vlotte manier waarop zij haar betoog lardeert met beschrijvingen van dergelijke sociaal-psychologische experimentjes is boeiend, zeker voor de lezer die met dit soort zoek niet zo bekend is. Al met al een boekje dat aan een groot publiek is aan te raden, ook aan psychotherapeuten voor wie het wel goed is weer eens confronteerd te worden met een nuchtere kijk op het ontstaan van menselijke problemen. Mocht er een herdruk komen dan zou ik er overigens wel voor pleiten dat er een ‘verantwoording’ wordt genomen (zodat men kan zien wanneer de oorspronkelijke versie was gepubliceerd) en dat er een literatuurlijst komt voor de onderzoekjes die zij bespreekt. ALFRED LANGE