recensies I 8 I lezer diverse malen tot voorzichtigheid maant, is er weinig oog voor de beperkingen van de technieken. Tot slot: boeken die uitnodigen om zelf hypnose te leren en toe te passen bij allerlei kwalen gaan voor het gemak voorbij aan het feit dat slechts een kleine groep lezers een dusdanig goede baarheid hebben, dat ze ook werkelijk mee kunnen maken, wat de auteur suggereert. Samengevat: een goed boek om aan patiënten te adviseren, die een behandeling met hypnose krijgen. MICHEL REINDERS C. R. Figley (Ed.), Trauma and its Wake: The Study and Treatment of Post-Traumatic Stress Disorder, New York: Brunner/Mazel, 1985; 450 blz. prijs: $ 36.00. Wie recente jaargangen van bijvoorbeeld de American Journal of Psychiatry doorneemt, zal getroffen worden door de vele artikelen die aan de zgn. Posttraumatische Stress-Stoornis (PTss) zijn gewijd. Meestal gaan deze artikelen eveneens over Vietnam-veteranen, die in grote getalen aan PTSS zouden lijden. Voorheen bekend onder de men Posttraumatische Neurose en Stress Response Syndroom, heeft PTSS in 1980 een plaats in de rubriek angststoornissen van de DSM-III gekregen. Aan de stoornis ligt, aldus de DSM-III een herkenbare factor ten grondslag die bij vrijwel iedereen duidelijk subjectief lijden zou veroorzaken. Andere criteria zijn (a) herbeleving van het trauma, (b) verminderde reactiviteit of afgenomen betrokkenheid op de geving, en (c) een aantal andere klachten zoals slaapstoornissen en overmatige waakzaamheid. Deze opsomming wekt de indruk dat wie aan een of meer psychotrauma’s is blootgesteld een welomschreven stoornis ontwikkelt. Tegelijkertijd heeft de vakliteratuur een ander soort stoornis – de dissociatieve stoornissen – herontdekt. Het ontstaan van deze nissen wordt eveneens toegeschreven aan het blootgesteld zijn aan psychotrauma’s. Gemeenschappelijk bij alle dissociatieve stoornissen is het feit dat deze trauma’s – en vaak ook allerlei andere psychische verschijnselen – gedissocieerd worden van het persoonlijk bewustzijn van de persoon in kwestie. De meest recente ontwikkeling in de die van deze dissociatieve stoornissen is ze op te vatten als matische stress-stoornissen (vgl. Putnam, 1985). Degenen die deze
182 Dth 2 jaargang 7 mei 1987 opvatting zijn toegedaan vinden bovendien dat PTSS niet tot de angst- maar tot de dissociatieve stoornissen gerekend moet worden. Deze opvattingen zijn nog niet doorgedrongen in de literatuur die zich met PTSS-in engere zin bezighoudt. Trauma and its wake is een goed voorbeeld daarvan. In deze reader van 457 bladzijden komt het begrip ‘dissociative states’ drie keer terloops voor. En aan hypnose, traditioneel een belangrijk medium in de behandeling van ve stoornissen, zijn slechts twee bladzijden gewijd. Dit is een van de redenen waarom dit boek – op de omslag omschreven als een monstratie van ‘a new generation of thought and scientific inquiry regarding human reactions to overwhelmingly stressful experiences’ – mij althans enigszins tegenvalt. Een tweede reden heeft betrekking op het feit dat er slechts weinig hoofdstukken in voorkomen die de klasse vertonen van recente artikelen in de American Journal of chiatry, zoals dat van Brett & Ostroff (1985). Toch biedt Trauma and its wake onder de aantal bijdragen die zeer de moeite waard zijn. In deel I, Introduction and conceptualization is dat bijv. de uitstekende bijdrage van Janoff-Bulman, die aan de hand van onderzoeksgegevens betoogt dat PTSS het resultaat is van ’the shattering of basic assumptions victims hold about themselves and their world’. Deze vooronderstellingen hebben vooral betrekking op het idee zelf onkwetsbaar te zijn, de zinvolheid van de wereld en een positief zelfbeeld. Janoff-Bulman laat zien dat degenen die zichzelf verwijten maken over het feit dat de traumatische gebeurtenis heeft plaatsgevonden over het algemeen sneller herstellen dan degenen die dat niet doen – als althans die verwijten vertaald worden in termen van gedrag (‘wat had ik anders kunnen doen?’); niet als daarmee het zelfbeeld wordt aangetast. In deel II, Research, biedt het hoofdstuk van Kilpatrick et al. een interessant gegeven met betrekking tot slachtoffers van verkrachting: de mate van psychische nood (distress) die zij direct na de gebeurtenis ervaren, blijkt de beste predictor te zijn voor het psychisch functioneren drie maanden tot vier jaar later. Met behulp van een eenvoudig meetinstrument kunnen degenen die het risico van chronische PTSS lopen betrekkelijk gemakkelijk tificeerd worden. In deel m, Treatment, spreekt mij het hoofdstuk van Parson, ‘Ethnicity and traumatic stress: Tlle intersecting point in psychotherapy’ bijzonder aan. PTTS-patiënten worden als regel niet alleen gekweld door ervaringen die rechtstreeks met het trauma te maken hebben – nachtmerries bijvoorbeeld maar ook door allerlei secundaire problemen. Hun gezinsleven kan ernstig ontwricht zijn, ze kunnen niet meer in staat zijn hun werk te verrichten. Aan de hand van diverse praktijkvoorbeelden laat Parson zien hoe de culturele achtergrond van de patiënt mede bepaalt onder welke problemen hij
recensies 183 het meest lijdt. Parson spitst zijn betoog uiteraard toe op de deling van PTSS-patiënten; zijn bijdrage is echter ook leerzaam voor therapeuten die hun diensten in het algemeen verlenen aan mensen met een andere culturele of ethnische achtergrond dan de hunne. Het laatste hoofdstuk, ‘From victim to survivor: Social responsibility in the wake of catastrophe’, van Figley, de redacteur van dit boek, biedt een interessante samenvatting. Hij spitst zijn betoog toe op de verschillen tussen degenen die zich als slachtoffers van een catastrofe beschouwen en degenen die zichzelf veeleer als overlevenden zien. ONNO VAN DER HART Referenties Brett, E. A. & R. Ostroff (1985), Imagery and Posttraumatic Stress Disorder: An overview. American Journal of Psychiatry, 142 (4), 417-424. Putnam, F. V. (1985), Dissociation as a response to extreme trauma. In: R. P. Kluft (ed.), Childhood antecedents of multiple personality. Washington, DC: American Psychiatrie Press. Michel Hersen en Alan S. Bellack (red.), Handbook of Clinical Behavior Therapy with Adults. Plenum Press, New York, 1985. Prijs: f 225.-. Michel Hersen is al vele jaren een man om in de gaten te houden. In 1973 schreef hij samen met Richard Eisler een artikel over de sing van gedragstherapeutische technieken als ‘behavior rehearsal’ bij het behandelen van gezinscrises, dat uitmuntte in originaliteit en cisie. Voor mij is het jarenlang een bron van inspiratie geweest. Sinds die tijd heeft Hersen vele artikelen en boeken gepubliceerd, die meen hebben dat zij veel praktische informatie en tips bevatten, der onnodige dikdoenerij. Ook Alan Bellack is geen kleine jongen. Hij heeft vele nuttige geschriften doen verschijnen, met name over de training van sociale vaardigheden. De samenwerking tussen de beide auteurs dateert al vanaf 1976 met een artikel over het laatstgenoemde onderwerp. De laatste vijf jaren zijn beide auteurs zich gezamenlijk, maar ook apart, steeds vaker bezig gaan houden met het redigeren van bundels en handboeken. Het hier besproken ‘Handbook of cal Behaviour Therapy with Adults’ is daarvan het laatste voorbeeld. Het heeft een aantal karakteristieken gemeen met de eerdere ten van de beide auteurs. Ook in dit boek is de aandacht vooral ge-