Jaargang 7 (1987)

I 13 Pathologisch liegen, diagnostiek en interventie Kees Hoogduin SAMENVATTING De diagnose pseudologia fantastica is verdwenen uit de moderne handboeken. In DSM-lll wordt dit ziekelijk liegen gevonden als een van de diagnostische criteria van de narcistische persoonlijkheidsstoornis. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de nogal negatieve resultaten van de behandeling met behulp van zelfcontroleprocedures. l. Inleiding Delbrück (1891) komt na bestudering van de levensgeschiedenissen van enige leugenaars en ‘geestelijk gestoorde’ zwendelaars met het voorstel mensen bij wie liegen en bedrog een ziekelijk niveau ken, als lijders aan het syndroom ‘pseudologica fantastica’ te len. Delbrück noemt als kenmerken een levendige fantasie en een kelijk vermengen van leugens en ‘vergissingen’. Soms zouden deze mensen ‘onbewust’ onwaarheid spreken. Diverse auteurs (Wiersma, 1934 en Berg, 1960) die zich uitvoerig met ziekelijk liegen hebben beziggehouden, zijn van mening dat migen bewust en anderen onbewust liegen. Met de door hen ven casuïstiek kan dit onderscheid onvoldoende ondersteund worden. Het is op zichzelf wel voorstelbaar dat iemand die voortdurend drijft en onwaarheden vertelt, op den duur – zeker wanneer het heugen bescheiden is – zelf niet meer precies waarheid en halen kan onderscheiden. Carp (1948) bijv. stelt dat mogelijk gestie hierbij van betekenis zou kunnen zijn. Schneider (1941), expert op het gebied van persoonlijkheidsstoornissen, maakt geen scheid tussen bewust en onbewust onwaarheid spreken. Zeegers (1959) meent dat mensen die opzettelijk onwaarheid vertellen, altijd weten dat ze liegen. Dit is op zich geen opzienbarende conclusie. Het DR. c. A. L. HOOGDUIN is hoogleraar in de Psychopathologie, vakgroep nische Psychologie, KU Nijmegen. Voorts is hij hoofd van de PAAZ van het Reinier de Graaf Gasthuis (s.H.z.-lokatie) te Delft. Correspondentie-adres: Prof. dr. C. A. L. Hoogduin, Reinier de Graaf Gasthuis, Reinier de Graafweg II, 2625 AD Delft.

114 Dth 2 jaargang 7 mei 1987 lijkt, aldus Zeegers, alsof de auteurs hun patiënten alleen op dat punt – nl. dat ze onbewust onwaarheid zouden spreken – willen geloven. Het probleem is waarschijnlijk dat de patiënt als het ware ongemerkt zijn fantasieverhalen begint en dan wel voort moet gaan, ongemerkt in plaats van onbewust; het lijkt erop dat het vanzelf gaat: ‘Voordat ik het weet, ben ik al bezig’. Liegen heeft een communicatieve betekenis. Iemand vertelt de ander iets dat deze ander als een opzettelijk onware mededeling kwalificeert en de leugenaar (vrijwel een scheldwoord, een verbaal agressieve ting dus) als leugenaar betitelt. Dit houdt ook in dat de ander tueel vragensteller) een verantwoordelijkheid kan hebben bij het staan van leugens. Om te kunnen liegen is er immers iemand nodig tegen wie gelogen wordt. Reg Smythe (1981) laat de volgende loog plaatsvinden tussen Andy Cap, een notoire alcoholist, en zijn vrouw: Vr.: Je vertelt zoveel smoesjes, ik weet nooit wanneer ik je kan ge- loven en dit is weer een leugentje, niet? A.C.: Dat is het niet. Vr.: Ik denk van wel. A.C.: Nou misschien dan, maar als zij niet zoveel zou vragen, zou ik niet zoveel hoeven te liegen. Vr.: (zuchtend) Ik moet m’n leven beteren, zie ik al. Een onwaarheid die met het doel om te misleiden wordt ken, wordt niet altijd door de ontvanger van die boodschap als een leugen gekwalificeerd (Berg, 1960). In een vreedzaam gesprek bijv. wordt de term liegen in het geheel niet gebruikt. Berg (1960) leert het als volgt: ‘Wanneer de hoffelijkheid, de tact, het medelijden of de solidariteit in het geding zijn, in het algemeen wanneer men met de onwaarheid sympathiseert, wordt de benaming leugen matig achterwege gelaten en degene die zich niet aan de regel houdt, neemt men dit zelfs kwalijk. Een ware mededeling die onaangenaam is, wordt eerder als leugen gekwalificeerd’. Berg (1960) stelt bovendien terecht dat de mate van opzettelijkheid en het waarheidsgehalte nauwelijks kan worden beoordeeld. Dat hierdoor de conclusie van de ontvanger dat hij belogen wordt (een metacommunicatieve, onvriendelijke opmerking) op zijn beurt ding kan zijn voor nieuwe leugens of een onvriendelijke actie van de van leugens verdachte, ligt voor de hand. Een dergelijk troon leidt nogal eens tot recidiverende, escalerende conflicten: ruzies dus.

Pathologisch liegen, diagnostiek en interventie II 5 Er zijn diverse drijfveren die mensen ertoe brengen bewust heid te spreken (zie ook Wiersma, 1934; Berg, 1960): (1) Leugens uit medemenselijkheid, hoffelijkheid, tact of teit. (2) Leugens uit angst voor straf, liefdesverlies, gezichtsverlies, delijk verlies. (3) Leugens uit eigen belang: om er zelf beter van te worden, om produkten te verkopen, geldelijk voordeel te behalen, om aandacht, eer en roem. (4) Leugens om geheugenstoornissen te maskeren, confabuleren bij organische hersensyndromen. De eerste en de vierde categorie vallen om begrijpelijke redenen buiten het kader van dit artikel. Het zal gaan over de categorieën twee en drie. Nadere beschouwing laat zien dat de ene categorie een beschrijving geeft van mensen die liegen uit angst, uit bangigheid, uit onzekerheid en kwestbaarheid; niet om te winnen maar om te handhaven of om te vermijden. om, mensen die als angstig of neurotisch omschreven kunnen den. De mensen uit de derde groep, daarentegen, zijn degenen die met opzet onwaarheid vertellen om er zelf beter van te worden, wust slachtoffers makend. Andere mensen worden gebruikt om zelf goede sier te maken of rijker te worden: de meer psychopathische riant. De mensen uit groep twee zullen, indien ze betrapt worden op de onwaarheid, vooral mededogen opwekken. De vertegenwoordigers van groep drie worden doorzien in hun alloplastisch gedrag, de veer van het egoïsme wordt herkend. In het woord leugenaar ligt de verachting en verwerping besloten. Een leugenaar is niet iemand die je tot vriend wilt hebben. Een leugenaar wordt buitengesloten, is een slecht mens. Waarbij nog komt, dat degene tegen wie gelogen is, dit als een belediging, teleurstelling, of krenking kan beleven. De sieve kwalificatie van de actie in het woord leugenaar illustreert dit al enigszins. Pseudologia fantastica is jarenlang als een afgrensbare heid gezien. Uit DSM-III is zij verdwenen. Na enig speurwerk is de symptomatologie terug te vinden onder de rubriek Narcistische soonlijkheidsstoornissen, waarbij de neiging steeds maar weer waarheden te vertellen qpgevat zou kunnen worden als een stoornis in de impulscontrole. Aldus kan het beeld geclassificeerd worden. Pseudologia fantastica kan als ‘stoornis in de impulscontrole, niet ders geclassificeerd’ op As l ondergebracht worden en als narcistische persoonlijkheidsstoornis op As 11.

1J6 Dth 2 jaargang 7 mei 1987 Over de behandeling van deze stoornis is weinig bruikbare informatie voorhanden; psychoanalytische benadering en orthopaedagogische maatregelen worden vooral geadviseerd. Onderzoeksgegevens over het resultaat van deze behandelingen ontbreken geheel. Er zijn argumenten om bij de behandeling van stoornissen in de impulscontrole aan zelfcontroleprocedures te denken (zie bijv. duin, 1980, 1987). Hierbij wordt de patiënt geleerd de antecedente en consequente factoren die aan het ongewenste gedrag vooraf gaan resp. op het ongewenste gedrag volgen, te wijzigen. Hierdoor is het mogelijk de kans dat het ongewenste gedrag optreedt te verkleinen. In het hierna volgende worden enkele patiënten beschreven die op een of andere manier met opzet onwaarheden vertelden. De gevolgde behandelingsstrategie bestond in hoofdzaak uit een cedure. 2. Voorbeelden Liegen als communicatief probleem; de liegende echtgenoot De heer en mevrouw Van der Zwaan werden aangemeld in verband met ernstige relatieproblemen. Kort samengevat speelde het de: Mevrouw Van der Zwaan vond dat haar echtgenoot er de zaak van was dat zij in toenemende mate depressief was geworden. Hij dronk teveel en zou zich onhebbelijk tegen haar en de twee deren gedragen. Bovendien verdacht zij haar man ervan steeds met opzet onwaarheden te verkondigen met betrekking tot cafébezoek en alcoholgebruik. Zij confronteerde hem hiermee, waarna verdere calaties volgden. Een enkele keer had dit geleid tot een handgemeen. De behandeling bestond uit een zelfcontroleprocedure voor het coholgebruik van de man. De vrouw zou haar verwijten en bezwaren die ze dagelijks uitte eveneens met behulp van een cedure terugbrengen (quidproquo). Mevrouw Van der Zwaan bleef haar man echter van leugens betichten, waardoor de heftige frontaties bleven plaatsvinden. Gekozen werd voor de volgende procedure, die ongeveer als volgt aan het echtpaar werd aangeboden: ‘Om te liegen zijn er twee nodig. Uw man moet vragen den waar hij geen zin in heeft, zoals: “Ben je in een café geweest?”, “Waar ben je geweest?”; vragen die u stelt omdat u denkt dat uw man dingen heeft gedaan waarvan u liever hebt dat hij ze nalaat. Voor de behandeling, noch voor uw relatie maakt het uit of u echt op de hoogte bent van de antwoorden op uw vragen. Immers. het

Patholo[?isch lief?en, dia(?nostiek en interventie 117 drankprobleem van uw man wordt niet opgelost doordat hij steeds tot in detail beschrijft waar en hoeveel hij heeft gedronken. Hij zal om te verbeteren, in overeenstemming met de gemaakte afspraken, zijn alcoholgebruik dienen te verminderen. U aan de andere kant, wilt dat alles zo snel mogelijk weer goed komt. U vraagt dus uw man al die dingen alleen maar om eigenlijk te horen dat hij niet ken heeft. Het volgende advies kan u mogelijk helpen: Iedere keer dat u de behoefte voelt uw man een dergelijke vraag te stellen, stelt u één vraag. Wanneer uw man u antwoordt en u bent van mening dat uw man onwaarheid spreekt, vraagt u uw man éénmaal of het woord naar waarheid was. En u, meneer, geeft daarna uw vrouw éénmaal antwoord: ja of nee. Vervolgens handelt u overeenkomstig het antwoord van uw man, waarna het onderwerp als afgedaan schouwd wordt.’ Het echtpaar verklaarde zich akkoord met de procedure. daad bleken in de daaropvolgende zittingen conflicten niet meer voorgekomen te zijn. Overigens kwam mevrouw Van der Zwaan ge maanden later erachter dat haar man al enkele jaren een ding had met zijn secretaresse, waarna ze echtscheiding aanvroeg en scheidde. Bespreking Om te liegen zijn er twee nodig. Soms lijkt het erop alsof binnen een relatie vragen naar informatie gevolgd wordt door met opzet vertelde onwaarheden. De daaropvolgende confrontatie ‘Je liegt’ verlegt de discussie naar mededelingen over de betrokken personen. Zodra de een de ander een leugenaar noemt, verandert de toon van het gesprek en dreigt verdere escalatie. Bij het hier besproken paar is de vrouw een psychastheen en ker type, dat de waarheid zoekt en voortdurend in twijfel is. De man is een koud, egoïstisch type; hij lichtte op en sloeg en verkrachtte zijn vrouw meerdere malen na een ruzie. Een man met een heidsstoornis met overwegend narcistische trekken. Met het hier gegeven advies werd een storend interactiepatroon delijk geblokkeerd. Dat op het moment van het begin van de deling weinig liefde en genegenheid meer bestond, was wel duidelijk. Desondanks is het een goede zaak een verzoek tot behandeling van een dergelijk paar te honoreren. Het is echter verstandig als peut in eerste instantie een bescheiden doelstelling te formuleren. Liegen als incident: De aanranding van zuster Anne Een q-jarige leerling-verpleegster, Anne, werd aangemeld door haar

II8 Dth 2 jaargang 7 mei 1987 ouders. Ze zou allerlei fantasieverhalen vertellen waardoor ze lijk niet langer te handhaven zou zijn in de opleiding. Bij onderzoek zien we een vriendelijk, jong meisje dat snel in tranen vertelt wat er gebeurd was. Tijdens een praatje met een collega was het thema krachting en aanranding ter sprake gekomen. Voordat ze zich het goed realiseerde, had ze gezegd dat ze kort geleden zelf aangerand was. Haar collega vroeg, heel begrijpelijk, wat er precies gebeurd was. Anne wilde er niet verder op ingaan, maar haar collega hield aan. Van het een kwam het ander. Haar vriendin vertelde het verder en het werd steeds moeilijker voor Anne om te zeggen dat het zonnen was. De directie hoorde hier maanden later van en riep Anne bij zich. Toen werd het haar te machtig. Ze bekende dat het allemaal verzonnen was. De directie nam contact op met haar ouders en seerde psychologische hulp. Bij onderzoek bleek dit de enige maal geweest te zijn dat ze een dergelijk verhaal verteld had. Ze was intussen van werkkring derd. Ze had erg veel spijt over alles wat er gebeurd was. De deling werd afgesloten. Bespreking Bij de hier beschreven leerling-verpleegkundige gaat het om een uit de hand gelopen incident: Ze wilde erbij horen en vertelde een sterk verhaal. De reactie uit de omgeving maakte het haar steeds ker de waarheid te vertellen, dit ondanks het feit dat ze niets liever wilde dan dat het allemaal ophield. Van belang is nog te vermelden dat zij er zelf geen genoegen aan beleefde. Na de eerste opmerking over de aanranding, ervaarde ze alle volgende vragen erover als tengewoon vervelend. Na de beantwoording met gefantaseerde tails voelde ze zich terneergeslagen en schuldig. De uiteindelijke kentenis bij de directie had haar zeer opgelucht. Het liegen vond in eerste instantie plaats met de bedoeling ook iets bijzonders te hebben meegemaakt. Later ook uit angst om als driegster door de mand te vallen en afgewezen te worden door haar collegae. Liegen en een hoof drol spelen: De geheimzinnige heer in het restaurant Een 38-jarige man werd aangemeld door zijn bedrijfsarts, omdat er grote problemen op het werk ontstaan waren. Wat was het geval? De patiënt had een vooraanstaande functie op een groot bankbedrijf. Hij was verantwoordelijk voor belangrijke financiële transacties. Het was daar bekend geraakt dat hij in financiële moeilijkheden verkeerde.

Patholoiisch lieien, diainostiek en interventie 119 Patiënt zou allerlei smoesjes verteld hebben ter verklaring van de schulden die hij had. Deze verhalen vond men ongeloofwaardig. vendien bleek hij al jaren oncontroleerbare, of met feiten in strijd zijnde, sterke verhalen te vertellen. Zo vertelde hij eens dat hij een weekend was gaan diepzee-duiken, terwijl een andere medewerker hem in dat bewuste weekend elders gezien had. Ook bleek hij hier en daar te vertellen dat hij eigenlijk de directeur van de bank was. Zijn onkreukbaarheid stond ter discussie. De bank was bereid zijn den te saneren, maar dan moest de patiënt zich onder behandeling stellen. Tijdens het intake-gesprek ontkende de patiënt dat hij leugens en onwaarheden vertelde. Op de vraag waardoor zijn schulden ontstaan waren, deelde hij mee dat zijn grote probleem was dat hij geen nee kon zeggen. Als hij een kledingzaak binnenkwam hij ging alleen eerste-klaszaken binnen was hij niet in staat weerstand te bieden aan de adviezen van de verkoper. Dit betekende meestal dat hij met kostbare kledingstukken thuiskwam. Bood zijn wijnhandelaar hem twaalf zeer dure flessen aan, dan kon hij niet anders dan dit aanbod aannemen. Patiënt zag er inderdaad zeer chic uit. Hij droeg een zijden hemd en een kostuum van fijne Engelse wol. Nadere analyse leerde echter dat hij zeer goed in staat was nee te zeggen, alleen in situaties waarin hij werd aangesproken als steld mens niet. Het doen van kostbare bestellingen maakte hem tot een belangrijk man, tot één van de groten der aarde. Hij leefde als vrijgezel in een flat, waarvan hij alleen de slaapkamer had ingericht. In de vijf jaar dat hij er woonde had hij niet de moeite genomen de dozen na de verhuizing uit te pakken. Bovendien bleek hij een- of tweemaal in de week in een zeer chic restaurant in Amsterdam te gaan eten, waarbij hij steeds aan hetzelfde tafeltje zat en zeer luxueus dineerde, met wijn die tot f 300,00 per fles kostte. Een kapitein van Köpenick dus. Iemand die zich niet vermomde als dokter of officier, maar als rijke, beschaafde levenskunstenaar. De behandeling bestond uit een zelfcontroleprocedure, waarbij hij geholpen werd financieel weer orde op zaken te stellen en geen antwoorde uitgaven te doen. Vervolgens werd hem een procedure aangeboden voor de behandeling van zijn sterke en re verhalen. Op dat moment raakte hij geïrriteerd, daar hij immers geen onwaarheden vertelde. Dat maakte behandeling niet goed gelijk. Volstaan werd toen met een uitvoerig exposé over de sprong van deze (ontkende) verschijnselen: voelens die als het ware gecompenseerd werden door zijn tische gedragingen. Ook dat er geen enkel bezwaar bestond tegen zijn

120 Dth 2 jaargang 7 mei 1987 uitzonderlijke dineetjes, mits het financieel geen problemen zou ven. Patiënt hoorde het allemaal aan, en op het moment dat de ciële problemen opgelost waren, beëindigde hij de behandeling, een beetje uit de hoogte dankend voor de gedane moeite. Bespreking Behandeling werd pas gezocht toen het probleemgedrag ernstige maatschappelijke gevolgen had. In dit geval hadden de schuldenlast en de problemen binnen de werksituatie tot gevolg dat de patiënt zich gedwongen door de werkgever onder behandeling stelde. Duidelijk was dat het water deze patiënt niet echt tot aan de pen stond. Bovendien was hij min of meer gedwongen de ling te ondergaan, wat de gemotiveerdheid niet bevorderd zal ben. Het feit dat hij bleef ontkennen dat hij wel eens loog, maakte behandeling onzinnig. Waarschijnlijk heeft hij de bezoeken vooral zien als een noodzakelijk kwaad. Immers, slechts op deze wijze kon hij zijn problemen met zijn werkgever oplossen. Liegen en het centrum van de aandacht: Jannie en haar ongeluk Jannie was I 5 jaar toen zij werd aangemeld door haar vader voor handeling, omdat ze, zoals hij vertelde, overal de politie op af de. Ze deed aangifte bij de politie van een aanranding, een beroving of een zeer bedreigende achtervolging, waarna de politie de de dader(s) aan een verhoor onderwierp. Meestal bleek snel dat zij het door Jannie vertelde delict onmogelijk gepleegd konden hebben, waarna de politie dan Jannie nog eens Dit leverde zoveel tegenstrijdigheden op dat Jannie met een ge berisping het bureau uitgezet werd en de ouders op de hoogte steld werden van de valse aanklacht. Desalniettemin volhardde nie tegenover haar ouders in de door haar bij de politie gedane klaring, waarna haar vader haar er nog een pak slaag overheen gaf. Mogelijk inspireerde deze bejegening haar tot het verspreiden van verhalen over mishandeling door haar ouders. Dit leidde ten slotte tot de aanmelding. Tijdens het gesprek werd al snel duidelijk dat Jannie een den intelligentie had. Op de lagere school was zij enige malen blijven zitten en ook op de huishoudschool ging het leren haar niet goed af. Wanneer ze geconfronteerd werd met al die pogingen tot aanranding, diefstal en mishandeling, zei ze dat ze ook niet begreep waarom ze haar steeds moesten hebben. Ze beklaagde zich erover dat de politie haar niet langer te woord stond. Haar vader werd hierop woedend en

Pathologisch liegen, diagnostiek en interventie 121 hij vond dat het nu afgelopen moest zijn met die onzin. Tijdens het tweede gesprek vertelde ze geen last meer gehad te hebben van de aanrandingen en dat het nu dus beter ging. Aansluitend vroeg ze waarom ze nu nog terug moest komen. Met haar werd besproken dat wanneer je soms je fantasieën of angsten hardop vertelt, andere sen je echt geloven en wanneer zij erachter komen dat het niet maal waar gebeurd is, zij soms de neiging hebben kwaad te worden. Het is verstandig dit te proberen te voorkomen, bijv. door zelf goed op te letten of hetgeen je vertelt geen fantasietje is. Hierop reageerde ze wat aanstellerig verbaasd en zei dat zij er toch niets aan kon doen dat die vervelende dingen haar overkwamen. De behandeling werd met een vaderlijk advies afgesloten. Bespreking De hier besproken patiënte Jannie lijkt, samen met de hiervoor sproken patiënt, het meest op degenen die vroeger bekend stonden onder de diagnose pseudologia fantastica. De ene onwaarheid moet aan een nieuwe onwaarheid een waarheidskarakter geven. Het len van fantasieën lijkt Jannie een mogelijkheid te bieden zich op ge wijze te manifesteren. Behandeling zou kunnen plaatsvinden neer er enig verlangen is bij de patiënt om met deze gewoonte te ken. Dit zou dan kunnen met behulp van een zelfcontroleprocedure. Wanneer de patiënt ook tijdens de zitting volhardt in de leugens, ken de therapeutische mogelijkheden bescheiden. 3. Slotopmerkingen Wanneer de resultaten van de interventies worden bezien, stemmen deze niet tot vrolijkheid. In alle vier de gevallen kan wel gezegd den dat de therapeutische invloed bescheiden is geweest. Naast de hier gepresenteerde voorbeelden bezochten nog drie patiënten met dergelijke problemen de polikliniek: – Een man van middelbare leeftijd die allerlei rekeningen van klanten als betaald boekte om zijn werkgever tevreden te stemmen. Hij probeerde vervolgens in zijn vrije tijd alsnog deze gelden te nen. Zijn werkgever kwam erachter en ontsloeg hem. Thuis verzweeg hij dit en hij probeerde de ene onwaarheid met de andere te ren. Hij kwam toen in behandeling alwaar hij opnieuw probeerde de problemen weg te moffelen. Een zelfcontroleprocedure werd sproken. Hij bleef na vier zittingen zonder verdere berichten weg uit de behandeling. – Een zo-jarige vrouw werd door haar vriend naar de polikliniek

122 Dth 2 jaargang 7 mei 1987 gestuurd om zich te laten behandelen. Ze vertelde de neiging te ben steeds allerlei verhalen te verzinnen die niemand meer geloofde. Ze kreeg een aanbod voor een behandeling met een cedure. Vervolgens bleef ze weg na deze intake. – Een 20-jarige jongeman werd door zijn moeder gestuurd omdat hij steeds fantasieverhalen vertelde en driftbuiten had. Tijdens de intake zei hij niet te weten wat zijn moeder bedoelde en hij zei dat het eigenlijk met het vertellen al weer goed ging. Nadat hij na enige weken een baan vond, stopten de klachten over de verhalen. Ook de woedebuien zouden zijn afgenomen. Wanneer gekeken wordt naar de motieven van de hier gepresenteerde gevallen, gaat het om het krijgen van aandacht of om angst voor zichtsverlies. Bij de eerste twee gevallen speelden interactionele ren een duidelijke rol bij het ontstaan en blijven bestaan van het waarheid spreken. Bij nadere beschouwing echter blijken er ook bij de andere gevallen steeds interactionele aspecten te vinden te zijn. Het zijn steeds mensen uit de omgeving van de patiënt die gen op behandeling, een werkgever, ouders en partners. In geen van de gevallen ging het verzoek uit van de patiënt zelf. Samengevat lijkt de gehanteerde aanpak weinig soelaas te bieden. Zelfcontroleprocedures lijken op theoretische gronden een nuttige strategie, in de praktijk leiden ze tot niets bij de behandeling van ze mensen. Een verklaring kan liggen in het feit dat ze niet zelf hulp zochten, maar steeds door anderen gestuurd werden. Ze waren niet veerd voor behandeling. Helaas is dit een conclusie waarmee het rapeutisch falen niet is opgelost, integendeel, hij geeft precies het bleem weer. Een behandeling van de patiënt met een neiging om met opzet de onwaarheid te vertellen zal als eerste doelstelling de beïnvloeding van de gebrekkige belangstelling voor therapie moeten hebben. Het cent van de behandeling zal gericht moeten zijn op het tot stand brengen van een goede relatie, waarna verdere beïnvloeding schien mogelijk zal worden. Zoals eerder gezegd zijn er voor liegen twee nodig. Wanneer ne tegen wie onwaarheid gesproken wordt – de partner of de ouders – bij de behandeling betrokken wordt, kunneq de communicatieve aspecten van het liegen als uitgangspunt voor die behandeling men worden. Mogelijk dat op die manier wel een kans op een volle behandeling ontstaat.

Pathologisch liegen, diagnostiek en interventie 123 ABSTRACT Pathological lying, diagnosis and intervention – The farmer diagnosis pseudologia fantastica has disappeared from the manuals. In m pathological lying is one of the diagnostic criteria for the narcistic personality disorder. In this article an overview is given of the rather negative results of a treatment regime using self-controle procedures. Referenties Berg, R. F. (1960), Liegen met en zonder opzet. Bijleveld, Utrecht. Carp, E. A. D. E. (1949), De psychopathieën. Scheltema & Holkema, dam. Delbrück, A. (1891), Die pathologische Lüge und die psychische abnormen windler. Enke, Stuttgart. Hoogduin, C. A. L. (1980), Behandeling met behulp van res. In: K. van der Velden (red.) Directieve therapie 2. Van Loghum rus, Deventer. Hoogduin, C. A. L. (1987), De behandeling van gewoonten en verslavingen. In: R. Van Dyck & Ph. Spinhoven (red.). Nederlands Handboek voor notherapie. Van Loghum Slaterus, Deventer (in voorbereiding). Schneider, K. (1941), De psychopathische persoonlijkheid. (Ned. vert.) veld, Utrecht. Smythe, R. (1981), Linke Loetje. De Volkskrant (14-01-1981). Wiersma, D. (1934), Pathologische leugenaars. Leidsche pij, Leiden. Zeegers, M. (1959), De oplichter. Bijleveld, Utrecht.