Jaargang 5 (1985)

De hypnotherapie van Rika van B.: ontdekkende therapie voor de tijd van Janet, Breuer en Freud Onno van der Hart 243 De hypnotherapie bestond traditioneel – zo wordt althans vaak genomen – uit twee benaderingen, die beide doorgaans een enigszins autoritair karakter hadden: de hypnosuggestieve benadering, staande uit suggesties die rechtstreeks gericht zijn op het verdwijnen of verminderen van de klachten, en de hypno-ontdekkende ring, waarin de patiënt de situatie herbeleeft waarin de klachten zijn ontstaan, en de therapeut aansluitend suggereert dat de klachten nu kunnen verdwijnen (Janet, 1886; 1889; Breuer & Freud, 1893/95). De moderne hypnotherapie biedt niet alleen een ruimer scala aan mogelijkheden, zij is ook meer democratisch van aard geworden. tiënten of cliënten worden steeds meer in hypnose gestimuleerd om voor hun problemen eigen oplossingen te vinden en in praktijk te brengen (vgl. Fromm, 1980; Van der Hart, 1984). Ellenberger (1970) wijst er op dat er al in de 19de eeuw een cratische vorm van hypnotherapie bestond, die met de opkomst van een meer autoritaire therapeutische opstelling in de vergetelheid is raakt. Deze benadering werd gekenmerkt door een soort delen tussen patiënt en hypnotiseur, waarbij de patiënt in trance der meer aangaf wat de aard van zijn klachten was, hoe het verdere verloop zou zijn, wanneer zij precies zouden verdwijnen en wat voor soort behandeling daarvoor nodig was. Het was aan de hypnotiseur om daar een passend antwoord op te vinden. Volgens Ellenberger lijkt dit onderhandelen op het exorcisme van voorgaande eeuwen, waarin lange discussies tussen exorcist en de kwade geesten konden plaatsvinden over het tijdstip waarop en voorwaarden waaronder zij het lichaam van de persoon in kwestie zouden verlaten. Ellenberger noemt het in de 19de eeuw beroemde voorbeeld van Despine Sr. (1840), die in 1836 de behandeling op zich nam van telle, een verwend, intelligent elfjarig meisje met een hysterische lamming, hallucinaties en vele andere klachten. Hypnotherapie leek DR. o. VAN DER HART, psycholoog, is verbonden aan de SPD van het S.J.P. Dercksen-centrum (Oldenaller 1, 1081 HJ Amsterdam) en aan de Vakgroep Psychiatrie van de vu in Amsterdam. Hij heeft speciale belangstelling voor de geschiedenis van hypnose en hypnotherapie.

244 Dth 3 jaargang 5 augustus 1985 hem aangewezen, maar Estelle zag hier zeer tegen op. Slechts op haar voorwaarden mocht de behandeling doorgaan. Despine ging koord (en daarmee werd wellicht het eerste therapeutische contract gesloten). In hypnose schreef Estelle haar eigen behandeling en dieet voor. Dit dieet hield in dat ze alles moest krijgen wat ze wenste, zelfs sneeuw; het verbood al datgene waar ze niet van hield. Bovendien mocht ze niet worden tegengesproken. Na enkele hypnosezittingen verscheen aan Estelle een troostende engel, door haar Angeline noemd, met wie zij levendige gesprekken voerde. Angeline gaf aan voortaan uit te willen maken waar de behandeling uit moest bestaan, en ook hiermee ging Despine akkoord. Ze adviseerde hem: ‘Laat haar (Estelle) doen wat haar goeddunkt; ze zal geen misbruik maken van de situatie’. Een maand later begon Estelle de zgn. wakende of normale bewustzijnstoestand (waarin zij al haar klachten had) taan af te wisselen met een toestand van zelfhypnose. In deze stand kon ze lopen en rennen, en at ze alles. Nog een paar maanden later voorspelde Estelle dat ze op een gegeven moment een grote bal zou visualiseren, die uit elkaar zou barsten. Daarna zou er sprake zijn van een opvallende vooruitgang. Twee weken later gebeurde dit ook: ze kon in wakende toestand enige stappen zetten en in nose was ze tot nog meer (bijv. zwemmen) in staat. Twee maanden later trad een geleidelijke fusie op van beide bewustzijnstoestanden en werd de behandeling met succes beëindigd. De bekende behandeling van Anna 0. in 1881 door Breuer (Breuer & Freud, 1893/95), door velen als een mijlpaal in Freuds werk schouwd, past volgens Ellenberger ook in deze 19de-eeuwse cratische traditie – zij het dat men daar in de autoritaire jaren tachtig weinig oog voor had. Op haar eigen instigatie vertelde Anna 0. in hypnose in omgekeerde chronologische volgorde het ontstaan van haar talrijke symptomen, die daarna elk op hun beurt verdwenen. Nadat ze de oorspronkelijke klachten en de traumatische heden waarin die waren ontstaan had beschreven, was ze volgens Breuer klachtenvrij; een uitspraak die overigens door Ellenberger (1972) als onjuist bestempeld is. Het voorbeeld van Anna 0. heeft een belangrijke rol gespeeld in nog steeds voortdurende discussies over de vraag op wiens naam de hypno-ontdekkende benadering geschreven mag worden, (vgl. berger, 1970; Chertok, 1961; Van der Hart, 1983). Janet (1886, 1889) zou deze benadering het eerst beschreven hebben. Volgens ger (1970) is Freud, geïnspireerd door Janets werk, ook op dit spoor gaan zitten en heeft hij vervolgens Breuer ertoe aangespoord diens ervaringen met Anna 0. te publiceren (Breuer & Freud, 1893/95). In een weinig bekend werk heeft Zorab (1967) er echter op gewe-

De hypnotherapie van Rika van B. 245 zen dat een voorbeeld van de ontdekkende benadering in rapie al vele jaren voor Janet en Breuer & Freud beschreven is. In 1851/52 heeft de Nederlandse arts A. Hoek een behandeling voerd die sterk overeenkomt met Breuers behandeling van Anna 0. Hoek heeft zijn gevalsbespreking in l 867 gepubliceerd. Het is, voor zover mij bekend, niet alleen de eerste publikatie van een dekkende behandeling, maar tevens een duidelijk voorbeeld van de l9de-eeuwse democratische hypnotherapie. M.a.w., net als bij Anna 0. het geval was, was het de patiënte (Rika van B.) die aangaf dat het herbeleven van oorspronkelijke traumatische gebeurtenissen voor haar een noodzakelijk onderdeel van de behandeling vormde. schijnlijk mede door het feit dat dit een Nederlandse publikatie was, heeft zij niet de aandacht gekregen die zij waard is. In dit artikel wordt een uitvoerige samenvatting van Hoeks historisch interessante en nog steeds boeiende gevalsbespreking gepresenteerd. Blijkbaar nog niet beïnvloed door de elders groeiende neiging om in navolging van Braid (1843) de term ‘hypnose’ te gebruiken, spreekt Hoek nog van ‘levens-magnetismus’ en ‘magnetische slaap’. In deze samenvatting wordt echter zoveel mogelijk het begrip ‘hypnose’ gebruikt. De behandeling van Rika van B. De opening Mej. Rika van B., 22 jaar, heeft al sedert haar vroege jeugd aan lerlei lichamelijke en psychische klachten geleden. Zij is nu reeds vijf maanden krankzinnig, en haar toestand gaat de laatste dagen hard achteruit. Voordat men haar in een krankzinnigengesticht zal men, wordt Hoek – een bekende arts in Den Haag op 13 december 1850 gevraagd na te gaan of het magnetisme uitkomst kan bieden. Niet dan na lange aarzeling stemt hij toe. Rika blijkt bij de eerste ging snel in hypnose te gaan, en Hoek besluit haar bij hem in huis te nemen. Tijdens de volgende zitting, een dag later, wordt haar trance door een opmerkelijke graad van ‘helderziendheid’ gekenmerkt. Zij vertelt in deze en in enkele daaropvolgende zittingen onder nauwkeurige vermelding van de data de gebeurtenissen die aan haar klachten ten grondslag liggen, haar levensgeschiedenis en de datum ro mei 1851 – waarop haar laatste aanval van krankzinnigheid zal plaatsvinden, mits Hoek met zijn magnetische behandeling doorgaat. Dan is ze nog niet helemaal genezen, maar de bestaande krankzinnigheid zal dwenen zijn.

246 Dth 3 jaargang 5 augustus 1985 Toen Rika negen jaar oud was, ging zij bij een oom en tante nen. Haar tante was een gestoorde, agressieve vrouw, die haar vaak tot bloedens toe sloeg en haar weinig te eten gaf. Deze bejegening en allerlei ‘onaangename huiselijke toneelen’ leidden bij haar tot tal van nerveuze en psychosomatische klachten. Traumatisch was in het ste jaar de verdrinking van een knecht van haar oom en een jaar ter de ‘hoogst onaangename toneelen’ veroorzaakt door iemand die zich zeer aan misbruik van sterke drank overgaf. Na vier jaar lijden onder het juk van haar tante, keerde zij terug naar huis. Vier jaar later, Rika was toen 18 jaar, ging zij weer logeren bij haar oom. Onderweg vond een ontmoeting plaats, die voor haar een traumatische belevenis werd. Gedurende drie weken was ze nig; daarna bleef ze als ze een vreemde ontmoette het gevoel houden dat die erop uit was haar te vermoorden. Hoewel Hoek zeer houdend is in zijn vermelding van dit incident, wordt wel de indruk gewekt dat het om iets als een aanranding of verkrachting is gegaan. Een jaar later vond het volgende trauma plaats: Rika was verloofd met iemand die reeds viermaal naar Indië gereisd was en van haar het woord van trouw had gekregen, op voorwaarde dat hij nimmer meer naar Indië zou gaan. Kort na de verloving kondigde hij aan toch op reis te zullen gaan, waarop zij de verloving verbrak. Als een reactie daarop verdronk de ex-verloofde zich – een feit dat Rika sterk aangegrepen heeft en haar voortdurend bleef bezighouden. Drie jaar later – voorjaar 1850 – werd zij, op weg naar haar werk, lijk gevolgd door een man, waardoor zij angstig werd. Twee weken na dit incident viel een luik op haar hoofd: ‘Dit gaf mij hevige hoofdpijnen, ik kreeg erg de roos in het aangezigt en daarbij koorts, waaruit de krankzinnigheid, die tot heden niet opgehouden heeft, zich al meer en meer ontwikkelde. Uit de verschijnselen bij de zing zal het blijken, hoe die verschillende oorzaken te zamen gewerkt hebben tot het ontstaan mijner tegenwoordige krankzinnigheid van den IO Mei het laatste toeval plaats zal hebben.’ Hoek vraagt haar hoe zij zo zeker weet dat haar genezing op 10 mei zal den. Een fluisterende stem heeft Rika al tijdens de eerste ting gezegd: ‘Zie den dag uwer genezing,’ en zij zag voornoemde tum. Zij weet ook dat men haar in een krankzinnigengesticht wilde plaatsen, maar daar zou ze zelfs onder de beste behandeling nimmer zijn genezen. Over haar huidige krankzinnigheid merkt zij op dat deze lend, met vlagen, optreedt. Ze kan soms schijnbaar goed reageren, maar zonder het dan zelf te weten. Nu, in hypnose, is haar alles der en duidelijk. Ze zegt Hoek dat hij via hypnose de ergste len ogenblikkelijk kan laten bedaren, maar dat dit volstrekt niet meer

De hypnotherapie van Rika van B. 247 plaats mag vinden – tenzij ze dat zelf van tevoren heeft aanbevolen. Anders zou de genezing vertraagd kunnen worden – immers direct na de hypnose komt de krankzinnigheid met dezelfde volle kracht, zo niet erger, terug. Rika houdt in hypnose ook een uitvoerige neurofysiologische handeling over de aard van haar krankzinnigheid. Ze merkt op dat Hoek en andere geleerde heren zich er wellicht niet mee kunnen enigen: ‘en toch zeg ik U, gij kunt, evenmin als welke geneesheer ook, in mijne hersenen zien,’ Dit betoog mondt uit in een ging van haar genezing op IO mei, mits zij dagelijks gehypnotiseerd wordt. Elke dag verzuim geeft een dag verlenging van de huidige stand. De eerste ronde Inmiddels wordt het patroon van de door Rika voorgestelde deling duidelijk. Zij wordt elke avond door Hoek gehypnotiseerd. In hypnose vertelt ze aanvankelijk over de achtergronden van haar klachten en gaat ze allengs meer over haar huidige toestand en de manier waarop Hoek daarmee omgaat spreken. Zo merkt ze op dat ze steeds de eenzaamheid zoekt, en dat ze zich thans, in tegenstelling tot voorheen, niet meer gelukkig voelt in haar krankzinnige toestand. De hele maand februari zoekt ze niets dan de eenzaamheid. Wanneer iemand bij haar in de buurt komt en niet onmiddellijk vertrekt, den de al hevige vlagen van krankzinnigheid nog heviger. Hoek meent dat dit niet goed voor haar is en tracht haar daarover te derhouden, wat hem op een standje komt te staan als zij in hypnose is: ‘Gij doet niet wel, ja zelfs verkeerd. Die afgetrokkenheid en dat zoeken der eenzaamheid moet mijne genezing helpen bevorderen.’ Op 22 februari treft hij haar in een zeer opgewonden, maar toch tevreden en opgeruimde toestand aan: ze kent een versje over de zaamheid, dat ze die nacht heeft geleerd alsof een onzichtbaar zen dat haar met zachte stem heeft ingefluisterd – en dat ze hem op kalme, indrukwekkende wijze vertelt. Hoek schrijft de woorden op. In hypnose die avond zegt ze het vers nimmer gehoord of gelezen te hebben. Een paar dagen later vertelt ze in hypnose dat het versje haar dadelijk voor de geest komt zodra ze een hevige aanval van krankzinnigheid krijgt. Dat geeft haar rust en kalmte. Drie weken later spreekt Rika in hypnose over haar sterke te aan troost. De dag daarop zegt ze een zeer gelukkige nacht te ben doorgebracht. In hypnose legt ze uit dat het in haar slaap was alsof een geestelijk wezen verscheen, dat haar toefluisterde: ‘Troost,

248 Dth 3 jaargang 5 augustus 1985 troost, troost behoeft gij.’ In de daaropvolgende vijf nachten keert dit gefluister weer, waarmee haar telkens enkele regels van een dicht over ’troost over het geledene’ wordt geleerd. Na veel aandrang van Hoek zegt zij het voor hem op: hij hoeft het voor haar niet te kennen, want hij heeft geen troost van node. Een paar weken lang is zij niet alleen vrij rustig en kalm, maar ook zeer getroost over haar lot. De tijd tussen de krankzinnigheidsaanvallen duurt langer. Begin april heeft ze genoeg van al die troost. Half razend roept ze uit: ‘Wat helpt mij die troost, zonder te kunnen bidden. Sedert vele maanden heb ik al niet gebeden. Och kon ik dan toch maar bidden! Ik kan niet bidden, dat gezanik over bidden.’ In hypnose merkt ze op dat ze gedurig aan bidden denkt en dan zeer bedroefd wordt omdat ze dat onmogelijk kan. Vier dagen later zegt ze op zeer bedaarde ze een vers als gebed te kennen, dat haar weer door een onzichtbaar wezen is ingefluisterd. Ze reciteert het vers en Hoek schrijft het, net als de vorige keren, op. Ze herhaalt het later die dag in hypnose cies zo. Hierna wordt Rika dagelijks rustiger en kalmer. Zowel in als buiten hypnose verklaart ze bij navraag die verzen nooit geleerd, gehoord of gelezen te hebben. Hoek raakt hierdoor geïntrigeerd. Gegeven haar gebrek aan ontwikkeling kan hij zich ook niet voorstellen dat zij de zo hoog dichterlijke, diepziennige regels zelf zou hebben vervaardigd of deze ergens zou hebben gelezen. Bij navraag komt hij erachter dat de laatste twee gedichten van dijk zijn. Hij vertelt dat Rika in hypnose, die opnieuw op de wijze verklaart nimmer een regel of vers van Bilderdijk gehoord of gelezen te hebben en bovendien niet van verzen te houden. Hoek houdt aan, en na haar onstuimige ontevredenheid hierover geuit te hebben, komt Rika met een interessant denkbeeld: zou Bilderdijk – van wie niemand de vlugge geest betwijfelt – net als zij zelf ook niet onder een onzichtbare geestelijke invloed zijn gedichten hebben voortgebracht? Bij haar is het in ieder geval zo gegaan. Het lijkt haar de moeite waard eens te onderzoeken in welke omstandigheden en onder welke zielsstemming Bilderdijk verkeerde toen hij die verzen vervaardigde. Na haar nog op andere manieren getest te hebben, sluit Hoek ten slotte te aanvaarden dat zij haar kennis van de verzen volgens haar mededeling heeft verkregen. Op 23 april voorspelt Rika dat zij op de 28ste ’s morgens tussen II en 12 uur een hevige schrik zal hebben. De daaropvolgende aanval zal tot een voor haar genezing noodzakelijke crisis van haar zinnigheid leiden. Na de 23ste begint ze te klagen over pijn in de kerzijde, die na elke hypnosezitting heviger wordt. Hiervoor geeft ze haar eigen neurofysiologische verklaring: de pijn ontstaat door een opeenhoping van zenuwvloeistof in bepaalde zenuwen tussen hart en

De hypnotherapie van Rika van B. 249 hoofd. De schrik op de 28ste zal er niet alleen toe dienen om die hoping met geweld los te maken, maar ook om de doorvoer van scheidene werkloze hersenzenuwen te doen plaatsvinden. Elke dag wordt zij angstiger; haar angst wordt op de laatste dag, de 28ste april, met elk uur heviger. Om half twaalf wordt zij door een hevige schrik bevangen. Hoek kan er niet bij aanwezig zijn. Als hij komt treft hij haar in een staat van krankzinnigheid aan zoals hij niet eerder gezien heeft. Hij laat haar onder de nodige voorzorgen uitrazen. In hypnose die avond is zij zeer kalm en, tot zijn ring, niet moe. ‘Heb ik u niet gezegd dat die schrik vandaag komen zoude, en dienen moest, zoo als geschied is, om werkelooze zenuwen tot wederopneming van haar verrigtingen te dienen, welligt beter zegd te dwingen?’ De volgende dag voelt zij zich beter. Ze verklaart (in hypnose) op twee manieren gered te zijn: door de opruiming van een nog zeer belangrijke ‘stoffelijke hinder’ en door de genezing van een ‘zware zielestrijd over de al dan niet gelukzalige toestand van een gestorvene’ (waarover zij vroeger altijd dacht). Ze verzekert opnieuw dat IO mei haar laatste dag als krankzinnige zal zijn, waarop nog een crisis zal plaatsvinden waaraan iets bijzonders te merken zal zijn. Elke dag wordt zij rustiger en kalmer. Op 9 mei zegt ze in hypnose dat het morgen, goddank, de laatste dag van krankzinnigheid zal zijn. Hoek vraagt haar op welke wijze en met welke verschijnselen die dag zal verlopen. Ze wil antwoorden, maar het is haar lijk te spreken. Wat Hoek ook doet of zegt, het is onmogelijk haar tot spreken te brengen. Rika wijst op pen en papier en schrijft: ‘Gij moet mij als naar gewoonte gedurende het uur magnetiseren, maar geen moeite meer doen om mij tot spreken te brengen. Wat gij ook moogt aanwenden, vóór morgenavond, zeven uren, zal ik geen enkel woord meer kunnen spreken, en dus morgen den geheelen dag als het ware stom zijn. Wat daarvan de reden is weet ik nu niet, doch ik zal zulks na dien tijd wel weten. Gij moet morgen eens opletten hoe drietig ik zijn zal en wat een moeite ik doen zal om te spreken. Gij moogt dan geen poging daartoe aanwenden. Dit zoude mij zeer naauwen en u te vergeefs vermoeijen. Zoo het u al gelukken mogt, mij voor een oogenblik te doen spreken, zoude mij zulks zeer deelen; laat mij nu straks wakker zijnde, maar dadelijk naar bed gaan. Gij zult er niet veel moeite toe hebben; ik zal zulks zelve wel willen.’ Een opmerkelijk verschijnsel, aldus Hoek, is het voor alle noten om mee te maken hoe de zo altoos pratende, half razende nu zo zwijgt. Wel is het duidelijk dat zij vele ogenblikken een aandrift tot spreken heeft. Die avond roept zij in hypnose uit: ‘Goddank, alles is geleden, nu kan ik weer spreken.’ Ze is erg blij dat haar het

250 Dth 3 jaargang 5 augustus 1985 spraakvermogen ontnomen is geweest. Anders zou ze in een nog viger razernij dan de vorige keer zijn vervallen en juist geopenbaard hebben wat niemand hoeft te weten. Toen ze met geweld wilde ken, zag ze degene die de oorzaak van haar zielelijden en nigheid geweest is als het ware voor zich staan. ‘Nu is, Goddank, mijne krankzinnigheid voorbij. Ik zal nog wel dagen krijgen, waarin ik wat mijn hoofd betreft, nog wat van streek zal zijn. Dat evenwel zal alleen van ligchamelijke oorzaken afhangen. Straks zal ik geheel anders zijn dan ik tot heden geweest ben. Dan zal ik voor het eerst met ware kennis begrijpen, bij een vreemde te zijn. Ik heb die blikken, de laatste dagen al eens voorbijgaande gehad, maar nu eerst zal ik het regelmatig kunnen doorgronden. Gij en een ieder in huis moet in de eerste dagen maar niet veel tegen mij spreken, en mij leen, zonder er veel notitie van te nemen, laten doen wat ik goed vind. Ik zal rustig, stil en werkzaam zijn, Nu moogt gij een kwartier mij rustig kalmerend hypnotiseren, alvorens mij te doen ontwaken.’ De volgende dag is Rika rustig en helder. Bij navraag blijkt ze zich niets van de voorgaande vijf maanden te herinneren. Alleen van de laatste dagen staat haar iets voor de geest. De tweede ronde De volgende ronde van de behandeling vangt aan. De eerste dag na de laatste crisis neemt de pijn in haar linkerzij toe. Op 19 mei zegt Rika in hypnose dat dit door de milt komt, die voor een groot deelte verhard is. De oorzaak is de schrik die zij op haar negende heeft gehad; de klacht is verergerd door herhaald schrikken. Hoek moet van haar tijdens de hypnosezittingen op de milt werken. dat ze in dit opzicht genezen zal zijn, zullen er tussen de veertig en vijftig toevallen plaats moeten vinden. ‘Er zullen zeer angstwekkende onder zijn, en dit zal vooral dan het ergste worden, wanneer het wand al meer en meer deszelfs genezing nadert. Evenwel kan ik nooit geheel gezond worden, zonder dat die toevallen, tot opruiming, plaats hebben. Ik kan bij geen mogelijkheid verzekeren, of ik ze allen zal kunnen doorstaan. Zonder begin evenwel geen eind. Wij zullen maar dadelijk een proef nemen. Gij moet uw hand met eene sterke wilskracht in mijne zijde leggen, op de plaats der milt, die ik u niet behoef te wijzen.’ Nauwelijks doet Hoek dit of zij schreeuwt het uit van de hevige pijn. Hierop volgen algemene zenuwverschijnselen, die eindigen in een flauwte. Dit patroon wordt vervolgens zitting na ting herhaald, met soms wel vier toevallen op een avond. Op 30 mei blijft ze na een allerhevigste toeval meer dan een half

De hypnotherapie van Rika van B. 251 uur bewusteloos. Als ze weer bijgekomen is, zegt ze: ‘Weet gij wel hoeveel toevallen ik gehad heb? Drie en twintig, en nu moet ik er nog vier en twintig krijgen. De schok daardoor in de zijde teweeg bracht, zal alleszins heviger zijn. Ik kan niet eens, elke avond meer, er een doorstaan. Eiken keer zal ik ze vooruit bepalen, en gij moogt ze mij nooit laten krijgen, voor dat ik het zeg.’ Hierna neemt elke toeval in hevigheid toe. Naarmate de toeval heviger is, moet langer op de volgende worden gewacht. Tijdens zo’n toeval zijn drie of vier personen nodig om ervoor te zorgen dat er door de verschikkelijke lichaamsbewegingen geen ongelukken gebeuren. Rika merkt in nose op dat de laatste vijf zo hevig zullen zijn, dat zij er gemakkelijk in kan blijven. Tijdens een daarvan, op 28 juni, gelooft Hoek dat zij wezenlijk dood is. Vier achtereenvolgende uren, nadat de hevigheid van de toeval verdwenen is, blijft zij in een staat van volkomen wusteloosheid liggen, als een dode, marmerkoud. Van ademhaling of het kloppen van het hart is niets meer te bespeuren. ‘Gelukkig dat het besef van pligtsvervulling sterker dan angst bij mij was.’ Dat wil zeggen, dat hij haar blijft toespreken alsof zij in hypnose is, totdat zij ten langen leste levenstekenen vertoont en, zeer verzwakt, bijkomt. Tijdens de avondsessie zegt ze in hypnose dat ze deze nacht koorts zal krijgen, die in de loop van veertien dagen steeds heviger zal den. Er mag evenwel nog niets aan gedaan worden. Pas over tien gen, dus op 8 juli, mag wederom een toeval plaatsvinden. Niet zonder angst zien Hoeks huisgenoten die 8ste juli tegemoet. Wie deze toeval voor het eerst meemaakt vreest voor haar leven, dus Hoek, maar hém komt zij minder benauwd voor dan de vorige keer, hoewel ze tenslotte vermoeider en afgematter is. In de hevigste ogenblikken van de toeval legt zij beide handen op haar gezicht; daarbij zijn de handen en armen zo krampachtig geklemd dat men ze eerder gebroken zou hebben dan ze er door buiging af te krijgen. Hoek vermoedt op grond van vele eerdere waarnemingen, dat dit drag verband houdt met iets wat vroeger gebeurd is en waaruit dit verschijnsel is ontstaan. Rika bevestigt dit in hypnose die avond: ‘Zeg, hebt gij wel opgemerkt hoe ik in dat toeval van heden middag, mijne handen op mijne oogen heb geslagen, en ze daar eenigen tijd zeer stijf ophield? Zoo juist sloeg ik ze, toen ik op mijn negende vensjaar, den knecht van mijn oom die verdronken was, uitgestrekt op den grond, in de bakkerij zag liggen. Deze zoovele jaren geleden indruk, moest er ook uit, en stond geheel in verband met het gebrek van de zij, maar dit maakt ook, dat ik morgen avond eene hevige koorts krijgen zal. Als gij die ziet, en iedere doctor met u, zult gij len zeggen: dat is een zenuwkoorts. Hierover zullen wij wel eens nader spreken; intusschen zal deze mij zeer verzwakken. Daaraan

252 Dth 3 jaargang 5 augustus 1985 mag evenwel voor het oogenblik nog niets gedaan worden. Niets is evenwel natuurlijker dan dat zenuwen, die sedert zoovele jaren in een gespannen toestand verkeerd hebben, door eene tegengestelde spanning, voor het oogenblik, nog daarenboven, door twee gen, die volstrekt niet verzuimd mogen worden, ondersteund, – eene nog meerdere verzwakking te weeg zal brengen. Dit moet alzoo voortdurend verschijnselen, geheel aan koorts gelijkende, geven. Als de ziekte maar begrepen wordt, zal ook de behandeling niet missen.’ In de daaropvolgende dagen vertoont Rika af en toe lichte len van krankzinnigheid. Hoek maakt zich hier geen zorgen over; zijn huisgenoten echter wel. Rika is ook somber en neerslachtig. Soms is ze urenlang in diep gepeins verzonken, dat af en toe broken wordt door een eigenaardig zenuwlachen. Op 14 juli vindt de volgende toeval plaats. Dit is de eerste keer dat Rika – op overigens onverstaanbare wijze – praat en gedurende kele ogenblikken een eigenaardige afgebroken zenuwlach vertoont. Na afloop van de een uur durende toeval is ze weer volslagen zinnig. Ook nu maakt Hoek zich geen zorgen. Die avond komt ze bij haar positieven. In hypnose zegt ze: ‘Die krankzinnige toestand zal zich eenige dagen herhalen, maar er is geen kwaad bij; het zal slechts tijdelijk zijn.’ Hierop geeft ze een verklaring daarvan. ‘Hebt gij mij in dat toeval wel zien lachen,’ vervolgt ze, ‘en weet gij wat dat was? Wel, toen die knecht verdronken was, heeft men om zijn ouden vader gezonden, die was gekomen, maar ik had hem niet zien binnen men. Daar kwam ik onverwachts in de kamer, en begon toen hevig te lagchen. Op het zien van zulk een zonderlingen man, zittende op een stoel, met een grooten dikken stok in de hand, leunende met de eene hand en kin op den stok, met de andere hand op het voorhoofd, uitroepende “Ach Pieter … dood, dood, … heb ik u ook moeten liezen? Moet ik u ook missen, u, mijn eenige overgeblevene? … ” Ik kon mijn lach niet meer houden, en liep, zoo hard ik kon, de kamer uit. Toen eerst konde ik eens regt goed uitlagchen. Gij begrijpt dat dit niets anders dan zenuwen was.’ Toen ze de dag daarvoor de knecht uitgestrekt op de grond had zien liggen, had ze de handen voor haar gezicht geslagen. In de volgende dagen zag ze herhaaldelijk beelden van de knecht en de oude man voor zich en ze sloeg dan of de handen voor haar ogen of barstte in lachen uit. Over het in nose herbeleven van deze gebeurtenissen merkt ze op dat hieruit delijk blijkt ‘hoe sterk ook in de kindschheid de beelden zich in wen en zielsleven indrukken kunnen, zoodat deze na jaren, onder zelfde verschijnselen worden terug gegeven. Men ziet er uit, hoe naauw de zenuwen met de ziel in verband staan. Nooit had ik men kunnen genezen, zonder dat die verschijnselen nog eens gegeven waren.’

De hypnotherapie van Rika van B. 253 Na deze episode is Rika opgeruimder en vrolijker, maar ook steeds zenuwachtig. Op 18 juli krijgt ze hevige koorts, die gepaard gaat met sterke pijn in de zij en flauwten. In hypnose is ze lusteloos en weinig spraakzaam. Gedurende de nacht is ze rusteloos. On half zes wordt Hoek gewekt door een van zijn dienstbodes, die door haar geroep ‘ik sterf, ik sterf wakker is geworden. Ze blijkt als een lijk op de grond te liggen, met een aan de dood gelijkende kleur. Gedurende drie uur neemt Hoek geen enkele hartklop waar. Toch gelooft hij dat ze in hypnose is, en hij blijft daargaan met hypnose. Als ze uiteindelijk komt geeft ze een recept op dat haar moet worden toegediend. Die avond vertelt ze hoe zij de gebeurtenis van die morgen heeft beleefd, geeft haar neurofysiologische verklaring van de gebeurtenis en laat Hoek weten hoe hij haar beter had kunnen bijstaan. De koorts blijkt ook nog te vroeg zijn gekomen, maar zal op de bestemde dag – 2 r juli – met dubbele woede terugkomen. Dat mag in het geheel niet plaatsvinden. In de daaropvolgende hypnosezitting geeft ze een del – pruimenbrandewijn – op tegen de koorts, dat haar gegeven moet worden als de koorts komt opzetten: ‘Ik zal of dadelijk in slaap vallen, of opstaan en als een half razende heen en weder loopen, en dan alles half razende dooreen praten, maar noch het een noch het ander verschijnsel mag verstoord worden.’ Als Hoek haar de volgende dag op de voorgeschreven tijd een pel van de drank gegeven heeft, lijkt Rika eerst te gaan slapen, maar na enige tijd springt ze het bed uit, is onrustig en scheldt hem houdelijk uit voor een zeer slecht mens dat haar aan de drank wil brengen. Op de volgende voorgeschreven momenten kost het weer veel moeite haar het middel te laten innemen. In hypnose die avond vertelt Rika, dat de onrust van de voorgaande dag geheel kwam met de toestand waarin zij verkeerde toen het lijk van de dronken knecht nog boven de aarde stond. In die tijd was ze het liefst alleen, maar omdat ze steeds meende dat er iemand achter haar stond, zocht ze toch steeds de nabijheid van iemand anders op. ‘Deze angstige verschijnselen zullen voortduren, totdat ik mijn laatste val of schok gehad heb, waarin gij, zoo als ik u reeds gezegd heb, verschijnselen waarnemen zult, welke tijdens en bij de begrafenis plaats gehad hebben.’ Op 29 juli zal zij haar laatste toeval hebben. Dan zal men kunnen zien, merkt ze van tevoren op, hoe de indrukken die eenmaal de ziel ontvangen heeft, na jaren worden weergegeven. Echter de toeval – die erg lang zal duren – mag niet zijn eigen beloop hebben. Deze moet zorgvuldig worden opgewekt, zodat hij ’s avonds om half tien kan ontstaan. Rika beschrijft nauwkeurig de procedure die Hoek daartoe moet toepassen. De bewuste avond, om acht uur, merkt ze

254 Dth 3 jaargang 5 augustus 1985 in hypnose op: ‘Hebt gij er nooit over gedacht dat dit toeval op een geheel ander uur, dan al de vorige verschijnt? Dat komt, omdat te tien ure de begrafenis plaats moest hebben; maar te half tien kwamen zij reeds, en daarom had dat toeval eigenlijk vanmorgen moeten weest zijn. Gij moogt mij nu niet langer dan tot juist negen ure netiseren.’ Precies om halftien begint de toeval. Opeens zit zij overeind, zeer benauwd, met opengesperde ogen. Met eenvoudige bewoordingen, onder zeer eigenaardige gebaren, aldus Hoek, vertoont zich nu wat op negenjarige leeftijd de ziel als indruk ontvangen had, ‘ “Hoe laat is het?” is haar eerste uitroep, “even half tien, ja daar komen zij. Neen, zien wil ik hem niet meer, – neen, neen, – o hij was gisteren al zo zwart, – ach, het was toch een goed mensch, – nu wordt hij gebracht, en wij, wij zien hem nooit wederom, – ach, tante, – hij was toch zoo goed, – nooit krijgen wij zulk een knecht weer … ” ‘ Ze schrijft het uit huis dragen van de lijkkist en de bedroefde reacties van de vader van de overledene. Dan is ze drie kwartier rustig. Opeens roept ze: ‘Daar komen zij weder.’ Ten slotte geeft ze het sprek weer, dat ze met een andere knecht had gevoerd over de droefde vader. Een vrij rustige nacht volgt. De volgende dag is ze nog erg zwak. Die avond zegt ze in hypnose dat ze thans, hoe zwak ook zijnde, komen genezen is en ook geen toeval meer zal krijgen. Op haar dringen probeert Hoek deze nog op te wekken, maar er gebeurt niets. Rika geeft haar fysiologische verklaring: de milt en de verstopte bloedvaten zijn geheel vrij en er bestaat geen drukking meer op de zenuwen. ‘Vindt gij nu dat verschijnsel van gisteravond niet zeer langrijk? Heb ik het u niet gezegd? Het is alles zoo gebeurd. ling dat ik van al het gebeurde, zoo min van dit laatste, als van de vorige toevallen, mij overdag iets kan herinneren, maar nu alles tot de kleinste bijzonderheden toe. De oorzaak daarvan is deze: hoewel oogenschijnlijk, bij de toevallen de magnetische kracht en werking ophield, was ik evenwel voortdurend onder dien invloed, slechts met eenige wijziging. De bestaande verschijnselen werkten onder dien vloed uit.’ De derde ronde Na de laatste toeval gaat Rika voorspoedig vooruit. Ze blijft tussen bij de familie Hoek wonen. Op 6 augustus voorspelt ze twee zeer moeilijke dagen op 13 en 14 november. Buiten hypnose is ze somber gestemd over haar toekomstige lot. In hypnose is dat anders:

De hypnotherapie van Rika van B. 255 in dezelfde zitting van 6 augustus zegt ze dat ze alleronverwachts naar Indië zal vertrekken: daar ligt haar bestemming. Nadat ze in de tussenliggende tijd in lichamelijk en geestelijk zicht vooruit is gegaan, wordt ze begin november zeer bezorgd over haar levenslot. Op 4 november is zij zeer vrolijk, maar in hypnose die avond krijgt ze het steeds benauwder. Zij vraagt uit hypnose bracht te worden en het kost Hoek moeite haar tot bedaren te gen. Nadat hij haar weer gehypnotiseerd heeft, vertelt ze ten slotte dat het was alsof een fluisterende stem zei: ‘Zie het oordeel van hen, die zich zelven van het leven berooven.’ ‘En toen zag ik zielen, storvene wezens, aan eene onbeschrijfelijke wanhoop, aan vreeselijke foltering, door eigen schuld te weeg gebracht, aan zichzelven laten. Ik trachtte door een scherper blik en dieper onderzoek, er meer van te weten te komen, doch werd zoo angstig bij alles wat ik zag, dat ik u vroeg, mij zoo spoedig mogelijk te ontmagnetiseren.’ Het komt terug op de 13de en 14de november, die dagen van een ‘zware zielestrijd’ zullen zijn. De eerste dag zal ze pas na twaalf uur opstaan en soms niet goed bij haar hoofd zijn, op de tweede dag zal ze lijk onrustig en benauwd zijn. Aldus geschiedt. Op 13 november staat ze om halfeen op. rende het middagmaal kijkt ze voortdurend om zich heen, alsof zij denkt dat er iemand achter haar staat. Daarna wordt ze steeds stiger. In hypnose die avond vertelt ze dat ze tijdens de tijd gefluister had gehoord, maar niemand had gezien. Even later had ze toch duidelijk de volgende woorden gehoord: ‘Gij zult toch nooit gelukkig zijn, al zijt gij nu gezond en beter; het ongeluk zal u overal vervolgen, daarom is het beter u zelve van het leven te berooven.’ Gedurende de middag werden deze woorden steeds herhaald door dezelfde stem. Rika voorspelt dat ze weinig zal slapen deze nacht en dat de volgende dag heel moeilijk zal zijn. Hoek zou haar dikwijls moeten toespreken. Daarna echter zal haar strijd gestreden zijn. Ze zou wel willen bidden, verzucht ze, maar het kan niet. In de nacht van 13 op 14 november beleeft ze de episode rondom de verdrinking van haar ex-verloofde weer. Ze verwijt zichzelf zijn dood. De volgende dag geeft ze zich over aan zelfbeklag. Ze vertelt Hoek dat ze onophoudelijk tot zelfmoord gedreven wordt. Ze eet niet; een zo slecht mens als zij heeft dat immers niet nodig. Ze wordt steeds meer gespannen, valt af en toe flauw, waarna ze steeds bijna razend herhaald: ‘Ach, kon ik maar bidden.’ Daarin slaagt ze ten slotte die avond, en de kalmte die haar tenslotte kenmerkt laat zien dat ze haar ‘zware zielestrijd’ gestreden heeft. In hypnose een dag later komt ze nog eens terug op de afgelopen twee dagen. Ze had de hoop gekoesterd door zelfmoord degene weer

256 Dth 3 jaargang 5 augustus 1985 te zien die zich om haar van het leven had beroofd, en ze is bezig geweest gehoor te geven aan de stem die haar daartoe aanspoorde. Op het punt staande zich in haar kamer op te hangen, hoorde ze een heel andere, bestraffende stem die slechts zei: ‘Vreest gij God niet?’ Bovendien hoorde ze iemand de trap opkomen. Snel had ze het koord onder haar bed geschoven. Rika vindt deze gebeurtenis een voorbeeld van een tweeledige invloed: die van een kwade macht en die van een goede macht die ter gepaste tijd over de kwade wist te triomferen. En hiermee is, aldus Hoek, de behandeling op 14 mei l 85 l, elf maanden na aanvang, beëindigd. Hij gebruikt nog een tal hypnosezittingen om haar visie te vernemen op een aantal zaken, waaronder het verrichten van kwalijke zaken in een toestand van krankzinnigheid. Het vervolg In een goede gezondheid blijft Rika bij de familie Hoek wonen. Hoek vermeldt niet hoe zij haar tijd besteedt, maar in een ander werk van zijn hand (Hoek, 1854) schrijft hij dat hij in zijn praktijk regelmatig ‘clairvoyanten’ raadpleegt, die in diepe hypnose in staat zijn informatie te verschaffen over de aard, oorzaak en gewenste nier van behandelen van de ziekte van de andere patiënten. De gende passage doet vermoeden dat hij ook op Rika voor dit doel gelmatig een beroep heeft gedaan (Hoek, 1854, p. 16/17): ‘Eene krankzinnige, die door het magnetismus geheel is genezen, gaf in haar clairvoyanten toestand eerst de verschillende oorzaken harer krankzinnigheid op, en hoe die hadden samengewerkt, om die komst te weeg te brengen, daarna de verschijnselen, die noodwendig er uit moesten voortvloeijen, en wat er gedurende hare heid in de hersenen had plaats gehad. Eveneens handelde zij met dere lijders, wanneer die met haar in aanraking werden gebragt, kens begon zij met de oorzaak op te geven en de middelen, waarna zij met mij over de verschijnselen sprak.’ Wat haarzelf betreft: Rika maakt zich vaak grote zorgen over haar toekomstige bestemming, omdat ze begrijpt niet altijd bij de familie Hoek te kunnen blijven. In hypnose is echter van bezorgdheid geen sprake: ze weet dat ze eens, en wel heel onverwacht, naar Oost-Indië zal gaan, daar een zeer goede betrekking zal krijgen, er te zullen wen en gelukkig te leven. Tijdens een huisbezoek op 14 oktober 1853 ontmoet Hoek een hem onbekende dame, die op het punt staat naar Indië terug te ren. Zij vraagt hem of hij niet iemand weet die lust heeft als kinder-

De hypnotherapie van Rika van B. 257 meisje met haar mee te gaan. Op 1 november zeilt Rika met de treffende familie uit en op 7 februari 1854 komt zij te Batavia aan. De volgende dag heeft ze reeds een allervoordeligste betrekking bij een in zeer hoge rang geplaatste familie. Ze trouwt in 1855 met een hoofdonderwijzer, met wie ze een gelukkig en gezond leven heeft. Viermaal wordt zij moeder, maar ze moet het verlies van drie ren betreuren. Op 26 augustus 1868 schrijft zij Hoek een brief waarin zij hem niet alleen haar goede gezondheid meldt, maar hem ook deelt dat zij opnieuw moeder hoopt te worden. Discussie (1). Een democratische benadering? Het hier beschreven voorbeeld van Rika van B. werd met de voorbeelden van Estelle en Anna 0. geplaatst in de traditie van een 19de-eeuwse democratische vorm van hypnotherapie. Bij nader inzien kunnen we ons afvragen of dit wel een juiste benaming is. De drie voorbeelden lijken alle aan te geven dat het om een autoritaire benadering ging, waarin de patiënt het – in hypnose althans – geheel en al voor het zeggen had en de lener met recht een dienende taak vervulde. De vraag doet zich voor of deze rolverdeling geen mogelijkheid tot misbruik van de kant van de patiënt heeft geboden. In de genoemde voorbeelden lijkt daar geen sprake van te zijn geweest, ook al waren sommige eisen denk aan het dieet van Estelle – nogal extreem. Meylink (1837) echter beschrijft het voorbeeld van een tienjarige gen met hevige, uren durende hoestaanvallen, wiens voorschriften voor de behandeling toch enige argwaan over de intenties van de tiënt oproept. Ter illustratie: ‘Somtijds ( … ) wilde hij, dat hij door twee man, elk op eenen stoel staande, zoo hoog mogelijk pen en dan weder opgevangen werd, en wanneer zulks niet hoog noeg geschiedde, riep hij dadelijk: dat is mis; verbetert het. Somtijds ook moest men hem onder het opwerpen of opvangen geheel ren, zoodat, wanneer hij met het hoofd naar beneden werd pen, hij dan regts, dan links moest omgedraaid worden. En niet dat zulks maar enkele malen moest geschieden; neen, eenmaal, toen de beide personen, na 105 keeren, zoodanig waren uitgeput, dat zij noodzaakt waren uit te scheiden, zeide hij: nu gaat het niet, als gij nog 8 toeren hadt volgehouden, ware het goed geweest; weldra ook kreeg hij eene zoo hevige benaauwdheid, dat men het niet langer konde aanzien, maar opnieuw, alle krachten inspannende, hem nam en aan het werk ging; terwijl, zodra deze moeilijke arbeid lijk gelukkig volbragt was, hij uitriep: nu is het goed; nu krijg ik het

258 Dth 3 jaargang 5 augustus 1985 niet weêr.’ (Meylink, 1837, p. 67/68). Heden ten dage had men in dit geval wellicht een gezinstherapie, gericht op het herstellen van het ouderlijk gezag beter op zijn plaats geacht. (2). De rol van helderziendheid. De toestand waarin Rika van B. in hypnose verkeerde werd gekenmerkt door enige mate van ziendheid. Sinds men aan het eind van de 18de eeuw ontdekt had dat dit verschijnsel zich soms in hypnose voordeed, waren tal van tiseurs – toen nog ‘magnetiseurs’ genoemd – erop gericht dit bij hun patiënten op te wekken. Tal van hypnotiseurs, zoals de bekende ségur en Deleuze, gebruikten deze helderziendheid slechts om het welzijn van hun patiënten te dienen. Anderen, waaronder Hoek, ten de patiënt ook anderen diagnostiseren en adviezen voor hun handeling geven. Weer anderen konden de verleiding niet weerstaan om ronduit de gaven van hun patiënt ten eigen bate aan te wenden, Hoe wenselijk men deze helderziendheid over het algemeen ook achtte, toch werd zij niet als een noodzakelijke voorwaarde voor nezing beschouwd. Hoek (1854) geeft duidelijk aan waarom hij op die helderziendheid bij zijn gehypnotiseerde patiënten is gesteld: de behandeling is dan aangenamer en gemakkelijker omdat de ten, clairvoyant zijnde, zelf de wijze waarop zij behandeld moesten worden aangaven en regelden; bovendien gaf deze toestand hem leiding om over andere geheel verschillende onderwerpen te spre- ken … Dat die aangenamere en gemakkelijkere behandeling toch een niet geringe inspanning van – onder meer – de hypnotiseur kan gen illustreert het voorbeeld van Rika van B. De inzet van Hoek en zijn familie die hier betoond werd is buitengewoon. (3). Het herbeleven van traumatische gebeurtenissen. In de eerste nosezittingen meldde Hoeks patiënte de gebeurtenissen die tot haar nerveuze klachten en ten slotte tot haar ‘krankzinnigheid’ hadden leid. Ze voorspelde wanneer precies haar krankzinnigheid zou dwijnen en ze schreef de procedure – onder meer dagelijks ren – daartoe voor. Ze gaf een soort neurofysiologische verklaring van haar huidige toestand en van de manier waarop de behandeling haar zou helpen. Een belangrijk element van de behandeling was het zowel in als buiten hypnose in alle hevigheid herbeleven van de traumatische beurtenissen die aan haar toestand ten grondslag lagen. Hoek is bij mijn weten de eerste die een dergelijke procedure gerapporteerd heeft. Een aantal van die gebeurtenissen had de patiënte al eerder noemd, en bovendien vertelde ze vaak na afloop van zo’n regressie wat ze had meegemaakt. Deze afwisseling van afstandelijk over de

De hypnotherapie van Rika van B. 259 gebeurtenis vertellen en emotioneel herbeleven van het trauma komt overeen met de zgn. sandwichmethode van Erickson (Erickson & Rossie, 1979), waarin de therapeut de cliënt in hypnose afwisselend beide aspecten laat ervaren. In dit geval was het de patiënte zelf die de leiding had. De toevallen die de patiënte nog ter verdere genezing van haar krankzinnige periode moest ondergaan werden over het algemeen minder duidelijk beschreven. Toch blijkt uit een aantal voorbeelden, zoals het toeval waarin ze haar handen krampachtig voor haar zicht hield, dat het hier ook om het herbeleven van traumatische beurtenissen ging. Het herbeleven ten slotte van de episode rondom de zelfmoord van haar ex-verloofde was complexer dan de de – overigens ook zeer ingrijpende – toevallen. Dat kwam omdat hierbij ook sprake was van het uitleven van een innerlijk conflict, waarvan wroeging een essentieel bestanddeel was, naar aanleiding van die zelfmoord. In de volgende sectie kom ik hierop terug. In ieder geval vormt deze door de patiënte zelf geïnstigeerde cedure een belangrijk historisch voorbeeld van de uitspraak van lenberger (Mousseau, 1973, p. 50), dat ‘many discoveries, real or sumed, in both the theoretica! and therapeutic fields, are due to tients and not to the pioneers.’ (4). De graden van de magnetische of hypnotische toestand. Zoals men in de moderne hypnose de trancediepte in verschillende niveaus derscheidt, zo kende men ook ten tijde van de hier beschreven notherapie een indeling in graden. Deze indeling maakt duidelijk ke plaats men aan de helderziendheid in hypnose toekende; zij maakt ons tevens duidelijk hoezeer dergelijke schema’s cultureel bepaald zijn. Meylink (1837) beschrijft in navolging van de Kluge (vgl. Schneider, 1950) de volgende zeven graden. De eerste graad wordt de graad van waken genoemd omdat het subject nog op zijn omgeving georiënteerd is, maar wel al andere lichamelijke sensaties – der altijd een eigenaardig, aangenaam gevoel – gewaar wordt. De tweede graad wordt de halve slaap genoemd. Hierin treed sie op, en niet zelden ontwaart men een helder schijnsel voor de ogen, aan de glans van bliksemstralen gelijk. In de derde graad, de magnetische slaap, levert de buitenwereld niet de minste indrukken. Men staat hier als aan de grenzen van twee verschillende werelden, die geen van beide op hem inwerken. Na afloop bestaat amnesie. De vierde graad is de eerste trap van helderzien. Hier treedt een zijn op dat geheel van het gewone bewustzijn verschilt. De maag wordt nu de zetel van alle zintuigen: daar ziet, daar voelt, daar hoort, daar riekt, daar smaakt men, en wel veel beter dan in het

260 Dth 3 jaargang 5 augustus 1985 normale bewustzijn. Soms kan men zelfs een gesloten brief lezen. Men voelt zich in deze toestand doorgaans zeer opgeruimd en zeer op zijn gemak, en meestal treedt na afloop amnesie op. De vijfde graad noemt men de graad van zelfbeschouwing. Dit niveau is vaak moeilijk vanuit het vorige te bereiken, maar is het eenmaal gelukt dan is het de volgende keren gemakkelijk. In deze toestand – waarin Rika van B. het bijvoorbeeld vaak mis lijkt te hebben – is men in staat zijn eigen inwendige lichaam zeer nauwkeurig gade te slaan en daarin voorkomende stoornissen te identificeren. Ook kan men niet alleen de vereiste manier van hypnotiseren (magnetiseren) ven, maar ook de benodigde medicijnen noemen. Klimt men hoger in deze graad, dan is men ook in staat te oordelen over de stand van een geheel onbekende lijder. Gewaarwordingen van de hypnotiseur worden door het subject ook ervaren. De zesde graad is die van het volmaakte helderzien. In deze graad doen zich alle schijnselen van de vorige in verhoogde mate voor. De zielsgesteldheid is zeer zuiver en rein; zelfs de zedelozen beminnen en verlangen in ze toestand de deugd. Elke onedele neiging of handeling van een de wekt een zeer sterke afkeer op. De zevende graad ten slotte is de graad van vervulling, waarin men zich boven ruimte en tijd van heffen en in onmiddellijke aanraking met de geestenwereld kan men. Meylink heeft dit niveau zelf niet mogen aanschouwen, maar wil niet uitsluiten dat dit mogelijk is. (5). Een theoretisch kader voor de kwaal van Rika van B. Misschien zijn tal van elementen zoals de aderlatingen – uit de hier opnieuw beschreven behandeling niet meer van deze tijd. Het soort tiek en andere elementen uit die behandeling zijn dat nog wel. De ‘krankzinnigheid’ van Rika van B. is een syndroom dat in der meer de Franse 19de-eeuwse psychiatrie welbekend was en bijv. met de namen dé lier hystérique, dé lier émotif en folie hystérique werd aangeduid (vgl. Moreau de Tours, 1865; Morel, 1866; Janet, 1889, 1894/191 Ia; Kraepelin, 1907). Door Breuers (1911) onzorgvuldige troductie van het begrip ‘schizofrenie’ en de toenemende populariteit daarvan zijn de genoemde termen in vergetelheid en is een rijke benadering van de stoornis waar zij op duiden in onbruik raakt. In recentere jaren echter is de belangstelling weer groeiende (zie bijv. Follin et al., 1961; Maleval, 1981). Laat ik hier aandacht besteden aan de observaties en inzichten van Janet, die ook van invloed zijn geweest op het denken van Breuer en Freud. Bij hysterie is er volgens Janet sprake van het feit dat een emotioneel geladen systeem van mentale voorstellingen, gedachten en overtuigingen – door hem een idée fixe genoemd aan de controle en

De hypnotherapie van Rika van B. 261 het bewustzijn van het geheel van andere psychische systemen is snapt; het is daarvan gedissocieerd en is een geheel eigen leven gaan leiden. Janet spreekt van een dédoublement de la personalité, omdat de persoon in kwestie op bepaalde tijden helemaal niet aan het idée fixe denkt (daarvoor amnestisch is) en op andere tijden er geheel en al in op gaat. Dit duidt onder meer op een gebrek aan psychische tegratie, dat ook tot uiting komt in een lacunair bewustzijn: zijnsvernauwing, diverse amnesieën, anesthesieën van een helft of beperkt tot bepaalde lichaamsdelen, verlammingen die niet corresponderen met neurologische afwijkingen en een heid voor suggesties doen zich voor. Het idée fixe bestaat vaak uit een geheel van ervaringen opgedaan tijdens een traumatische gebeurtenis, die al in een droom tijdens een hysterische aanval of tijdens een nachtmerrie precies zo worden beleefd. Dit noemt Janet een primair idée fixe, gekoppeld aan een primaire emotionele toestand. Rondom zo’n oorspronkelijk idée fixe kan zich echter, onder meer na associëren, een geheel van secundaire ideeën, dromen en emoties ontwikkelen. Deze kunnen weer ceerde consequenties en manifestaties met zich meebrengen. Rika van B.’s stoornis was niet alleen gecompliceerd omdat zij aan de traumatische gebeurtenissen was blootgesteld geweest (er was bij haar sprake van cumulatieve traumata, om een term van Khan (1963) te lenen). Zij had met betrekking tot diverse primaire idées fixes ook secundaire ideeën en emoties ontwikkeld. Een voorbeeld vormde het nieuws van de zelfmoord van haar ex-verloofde en de wroeging die vervolgens ontstond. Bovendien had zij jarenlang in omstandigheden verkeerd – de vier jaar bij haar oom en tante – die haar psychische draagkracht te boven waren gegaan, waardoor haar neiging tot sociëren was versterkt. Een hysterisch delirium kan zich respectievelijk voordoen in de vorm van een aanval (of ’toeval’), waarin een idée fixe het bewustzijn domineert, in de intervallen tussen die aanvallen en ten slotte als een chronische psychose. Toen voor Rika van B, opname in een zinnigengesticht was overwogen en het consult van Dr. Hoek werd gevraagd, leek zich een chronische psychose te ontwikkelen voor een moderne auteur als Maleval (1981) nog steeds de term ‘folie hystérique’ zou willen reserveren). Hypnose werd door Janet en Breuer en Freud onder meer gebruikt om primaire idées fixes op te zoeken en deze door de patiënt in wezigheid van de therapeut tot uiting te laten brengen. Volgens Janet werkte deze procedure als een biecht, en was zij vaak onvoldoende voor de genezing. Zijn speciale hypnotische techniek door hem stitutie genoemd – bestond eruit om via hypnotische suggestie de in-

262 Dth 3 jaargang 5 augustus 1985 houd van die idées fixes een onschuldiger karakter te laten krijgen. Zo liet hij Achilles, een man met wroeging over een buitenechtelijk slippertje, zich in hypnose zijn vrouw voorstellen aan wie hij het voorval opbiechtte en die hem vervolgens vergiffenis schonk (Janet, 1894, 1898). We hebben gezien hoe Rika van B., overeenkomstig een Ericksoniaanse aanpak, voor een benadering van afwisselend praten over zo’n idée fixe en het emotioneel herbeleven daarvan had zen. Doordat haar dissociaties zo complex waren, had ze daarbij een lange en zware weg te gaan. Overigens is met het ‘oplossen’ van de idées fixes de genezing meestal nog niet gegarandeerd (Janet, l9IIb). Het kan de patiënt vaak wel enige tijd in allerlei opzichten goed gaan, maar dan doen zich terugvallen voor. Die zijn via hypnose wel weer te verhelpen, maar keren spoedig weer. De oorzaak ligt volgens Janet in het nog bestaande onvermogen tot psychische integratie (/’affaiblissement de la synthèse mentale). Voor het ontwikkelen van een adequaat rend vermogen had hij uiteenlopende therapeutische technieken wikkeld. Eén daarvan is geïnspireerd door de oude magnetiseurs: hij kon sommige patiënten voortdurend in een hypnotische toestand (somnambulismes complets) houden, die daarin uitstekend neerden en bij wie geen sprake was van amnesie voor de diverse matische gebeurtenissen. Volgens Janet gaf deze bewustzijnstoestand in feite hun gewone toestand, als ze niet ziek waren, weer. Het in stand houden van deze somnambule toestand bleef echter het risico van een terugval houden: de psychische integratie werd als het ware kunstmatig in stand gehouden. Bij Rika van B. kan de toestand in hypnose niet ‘gewoon’ genoemd worden; het was een ruimd bewustzijn, gekenmerkt door ‘helderziendheid’, dat geen deel uit is gaan maken van haar gewone leven na haar genezing. Blijkbaar kunnen sommige hysterische patiënten in (diepe) hypnose op een wustzijnsniveau functioneren dat alle dissociaties, waardoor hun gewone bewustzijn zo lacunair is, te boven gaat. Het opheffen van die dissociaties en het realiseren van een vermogen tot integreren op een alledaags bewustzijnsniveau zijn echter een andere zaak, zoals de gevalsbeschrijving van Rika van B. zo dramatisch heeft laten zien. Referenties Bleuler, E. Dementia praecox oder Gruppe der Schizophrenien. Leipzig en nen, F. Deutsche. Braid, J. (1843), Neurohypnology; or, the rationale ofnervous sleep, considered in relation with anima/ magnetism. Londen, John Churchill. Breuer, J” & S. Freud (1893/95), On the psychical mechanism of hysterica!

De hypnotherapie van Rika van B. 263 phenomena: preliminary communication. In: J. Strackey (trans!. & ed.), The standard edition of the complete psychological works of Sigmund Freud, Vol. II/. Londen, Hogarth Press, 1955. Chertok, L. (1961), On the discovery of the cathartic method. The nal Journal of Psycho-Analysis, 42, 284-287. Dr. Despine Père (1840), De l’emploi du magnétisme anima/ et des eaux nérales dans Ie traiternent des malades nerveuses, suivi d’une observation très curieuse de guérison de neuropathie. Parijs, Germer, Ballière (geciteerd door Ellenberger, 1970). Ellenberger, H.F. (1970), The discovery of the unconscious. New York, Basic Books. Ellenberger, H.F. (1972), L’Histoire d’ “Anna O.”: Etude critique avec ments nouveaux. L’Evolution psychiatrique, 37 (4), 693-717. Erickson, M.H” & E.L. Rossi (1979), Hypnotherapy: an exploratory casebook. New York, Irvington Publishers. Nederlandse uitgave: Exploraties in notherapie. Deventer, Van Loghum Slaterus. Follin, S” J. Chazaud & L. Pilon (1961), Cas cliniques de psychoses ques. L’Evolution Psychiatrique, 26, 257-286. Fromm, E. (1980) Values in hypnotherapy. Psychotherapy: Theory, Research and Practice, 17, 425-430. Hart, 0. van der (1983), De gouden eeuw van hypnose (1880-1900). blad Geestelijke Volksgezondheid, 38, 803-822. Hart, 0. van der (1984), Hypnose nieuwe stijl. Tijdschrift voor Psychotherapie, 10 (5), 307-329. Hoek, A. (1854), De helderziendheid, een verschijnsel, dat nu en dan in het vens-rnagnetisrnus wordt aangetroffen. ’s Gravenhage, De Gebroeders van Cleef. Hoek, A. (1868), Eenvoudige rnededeelingen aangaande de genezing van eene krankzinnige door het levens-rnagnetisrnus. ’s Gravenhage, De gebroeders van Cleef. Janet, P. (1886), Les actes inconscientes et Ie dédoublement de la personalité pendant le somnambulisme. Revue Philosophique, II, 577-592. Janet, P. (1889), L’autornatisrne psychologique. Parijs, Félix Alcan. Janet, P. (1894), L’etat rnental des hystériques. Parijs, Félix Alcan. Tweede gebreide druk 191 Ia (heruitgave: Marseille, Lafitte Reprints, 1983). Janet, P. (1898), Neuroses et idées fixes, vol. 1. Parijs, Félix Alcan. Janet, P. (1911b), Le traitement psychologique de l’hystérie. (oorspronk. publiceerd: 1898). In: P. Janet, L’etat rnental des hystériques (2e druk). rijs, Félix Alcan, 1911 (heruitgave: Marseille, Lafitte Reprints, 1983). Khan, M.M.R. (1963), The concept of cumulative trauma. The tic Study of the Child, 18, 286-306. Kraepelin, E. (1907) Introduction à la psychiatrie clinique. Parijs, Vigot. Maleval, J.C. (1981), Folies hystériques et psychoses dissociatives. Parijs, Payot. Meylink, B. (1837), Iets over het dierlijk rnagnetisrnus, ook in verband met het ziele/even. Deventer, A. ter Gunne. Moreau de Tours (1865), De la folie hystérique et de quelques phénornènes ner-

264 Dth 3 jaargang 5 augustus 1985 veuses propres à l’hystérie convulsive, l’hystéro-épilepsie et à l’épilepsie. Union Médicale. Morel, B.-A. (1866), Du délier émotif. Archives Générales de Médicive, I. Mousseau, J. (1973), Freud in perspective: a conversation with Henri F. lenberger. Psychology today, maart 1973, 50-60. Schneider, E. (1950), Der animale Magnetismus. Zürich, Konrad Lampert Verlag. Zorab, G. (1967), Hypnotism in the Netherlands 1800-1900. In: E.J. Dingwall (ed.), Abnormal hypnotic phenomena, Vol. 2. Londen, J.S.A. Churchill.