226 Dth 3 jaargang 4 augustus 1984 gaat in het stuk op en is in gedachten en emoties betrokken bij wat de acteurs uitbeelden. In een cognitief gedragsmodel voor hypnose wordt ervan uitgegaan dat de bereidheid en het vermogen van een persoon om zich voor te stellen wat gesuggereerd wordt het mogelijk maken om suggesties ook daadwerkelijk op te volgen. De CIS is ontwikkeld om iemands vermogen te meten om ties imaginatief te ervaren. De schaal is te beschouwen als een tionalisatie van deze belangrijke variabele binnen het cognitief dragsmodel voor hypnose (Wilson & Barber, I918; Barber & Wilson, I918). Waarom een nieuwe hypnotiseerbaarheidsschaal? Wilson & Barber (I978) noemen de volgende redenen: – In bestaande schalen om hypnotiseerbaarheid te onderzoeken, zoals de Stanford-schalen, komen suggesties voor die impliceren dat het subject in de macht is van de hypnotiseur. Dit soort gesties stamt uit de meer autoritaire samenleving van de I8e en I9e eeuw, waarin de arts een gezag had dat door de patiënt als sprekend werd aanvaard. Tegenwoordig past het om suggesties op permissieve wijze te geven, benadrukkend dat het opvolgen ervan niet het resultaat is van de macht van de hypnotiseur, maar gebaseerd is op het vermogen en de wens van de persoon zelf om mee te denken mét en zich voor te stellen wat gesuggereerd wordt. Er is behoefte aan een schaal die zowel individueel als in verband kan worden afgenomen. – De CIS biedt het voordeel ook zonder voorafgaande ductie te kunnen worden afgenomen. Er bestaat nog geen schaal, die gemakkelijk in een experimentele én klinische situatie kan worden gebruikt. 1 .2. Inhoud van de CIS De CIS bestaat uit tien suggesties, die elk een gedetailleerde ving geven van voor te stellen verschijnselen. Zo worden er beeld aan het subject suggesties gegeven zich levendig voor te stellen dat een krachtige straal water uit een tuinslang tegen de handpalm van zijn rechterhand spuit, zodat uiteindelijk zijn gehele rechterarm langzaam omhoog gaat (suggestie voor handlevitatie). In volgorde van aanbieding bevat de CIS de volgende tien items: I. zwaar worden van de arm; 2. handlevitatie; 3. vinger anaesthesie; 4. water hallucinatie;
De Creative Imagination Scale 227 5. reuk-smaak hallucinatie; 6. muziek hallucinatie; 7. temperatuur hallucinatie; 8. tijdsvervorming; 9. leeftijdsregressie; lO. lichamelijke en geestelijke ontspanning. r.3. Afname en scoring De afnameduur van de Amerikaanse CIS bedraagt ongeveer twintig minuten en het invullen van het zelfscoringsformulier kost niet meer dan vijf minuten. De schaal kan worden afgenomen: – zonder speciale inleidende instructies; – na een traditionele hypnose-inductie; – met inleidende instructies, zoals de zg. ‘denk-mee’-instructies. Hier- mee bedoelen Barber & Wilson (1977) instructies om geen ve gedachten te ontwikkelen, niet passiPf de gesuggereerde effecten af te wachten, maar juist actief mee te denken met de suggesties en de gesuggereerde situatie zo levendig mogelijk voor te stellen door gebruik te maken van eigen herinneringen en ervaringen. Nadat de test is afgenomen, wordt het subject gevraagd om zijn ring tijdens elk van de tien suggesties te scoren op een schaal. Een score van o betekent dat zijn ervaringen in het geheel niet leken op een werkelijke ervaring en een score van 4 dat zijn varingen bijna geheel hetzelfde waren als wanneer de gesuggereerde gebeurtenissen in werkelijkheid zouden hebben plaatsgevonden. Een optelling van de tien item-scores geeft een totaal score op de schaal met een minimum van o en een maximum van 40. Er worden vier groepen respondenten onderscheiden: laag (0-10), middelmatig laag (1 l-20), middelmatig hoog (21-28) en hoog (29-40) suggestibele pondenten. Hoewel Wilson & Barber eveneens percentiel en T-scores geven, is hun indeling in 4 groepen hiervan onafhankelijk en blijft onduidelijk welke criteria hierbij gebruikt zijn. I -4· Onderzoek met de CIS Wilson & Barber (1978) verzamelden normgegevens bij een populatie (N = 217) en Meyers (1983) noemt normgegevens gen bij kinderen en adolescenten (N = I302). De betrouwbaarheid (split-half en test-hertest) werd bevredigend bevonden. McConkey et al. (1979) bevestigden dit. Wilson & Barber vonden bovendien dat de CIS intern valide is, d.w.z. er wordt voornamelijk één factor gemeten.
228 Dth 3 jaargang 4 augustus 1984 Ze noemden deze factor ‘hypnotische suggestibiliteit’. Dit werd ter door Hilgard et al. (I98I) aangevochten. Zij vonden, een ander model van factor-analyse gebruikend, dat de schaal twee factoren meet: ‘absorptie-imaginatie’, het vermogen geïnvolveerd te raken in fantasie, en ‘hypnotisch gedrag’, de motorische reacties van de persoon tijdens de testafname. Het bestaan van deze laatste factor lijkt aannemelijk, aangezien de CIS vier items bevat, waarbij de persoon geïnstrueerd wordt zijn arm of hand op een bepaalde manier neer te leggen of te bewegen. Vergelijking met andere meetinstrumenten van heid en aspecten hiervan geeft ideeën over de externe validiteit. Dit levert een onduidelijk beeld op. Vergelijking met de HGSHS, de vard Group Scale of Hypnotic Susceptibility, een veel gebruikte derzoeksschaal voor hypnotiseerbaarheid, laat uiteenlopende ties (.28 en .55) zien in verschillende onderzoeken (resp. McConkey et al., 1979, en Hilgard et al., 1981). De CIS is ook vergeleken met de TAS, Tellegen Absorption Scale, een schaal ter bepaling van iemands vermogen om op te gaan in fantasieën en voorstellingen, en met Betts QMI, een test van de levendigheid van voorstellingen. Dit de correlaties op variërend van .35 tot .49 (Hilgard et al., 1981). Geen van de genoemde correlaties is hoog. Ook langs indirecte weg kan in twijfel getrokken worden of de CIS een valide meetinstrument is van alle relevante aspecten van seerbaarheid. McConkey (1980) voegde een elfde item aan de CIS toe, een amnesie item: 158 proefpersonen werd gevraagd zich een gend beeld op een televisiescherm voor te stellen, waarmede de afgaande items van de CIS uit het geheugen zouden verdwijnen. geacht hun totaalscores op de CIS vonden de poefpersonen het lijk amnesie te ontwikkelen. Kennelijk spelen bij posthypnotische amnesie naast imaginatie ook andere factoren een rol. Hierbij valt te denken aan dissociatie. Volgens Hilgard (I977, I979) kan een soon in hypnose op een gedissocieerd niveau informatie en gen opnemen en verwerken en voorkomt een amnestische barrière dat hij hier op een bewust niveau weet van heeft. Verder blijkt dat een hypnose-inductie de scores op de cis niet hoogt. Dit is zowel in een experimentele (Barber & Wilson, I977) als in een klinische (Straus, I980) setting onderzocht. Wél worden de scores verhoogd door zgn. ‘denk-mee’-instructies (Barber & Wilson, I977), zie 1.3. Dit gebeurde zonder dat de proefpersonen een hoogde willekeurige inspanning rapporteerden (McConkey & han, I982). Wat kan er nu op grond van onderzoek over de CIS geconcludeerd worden? Er is geen reden tot twijfelen aan de betrouwbaarheid. Bij
De Creative lmagination Scale 229 de validiteit ligt dat anders. Het is onzeker of de test wel één factor meet en of hij wel meet wat hij beoogt te meten. Hij is bedoeld om hypnotische suggestibiliteit in het algemeen te meten, maar ties met een veel gebruikte hypnotiseerbaarheidstest zijn zwak tot matig. Als de ers een maat geeft van iemands hypnotiseerbaarheid, waarom slagen zelfs hoog scorende proefpersonen er dan niet in een amnesie-item met succes af te leggen? Mogelijk heeft de test een zwakke relatie met verschillende ten van hypnotiseerbaarheid en zullen uitspraken, op grond van de ers gedaan over iemands hypnotiseerbaarheid in het algemeen, met voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. De ers lijkt vooral dat aspect van hypnotiseerbaarheid te meten, dat betrekking heeft op suggesties kunnen opvolgen door gebruik te maken van doelgerichte fantasieën. Tot zover het onderzoek met de Engelstalige versie. In de volgende paragraaf wordt verder ingegaan op de Nederlandse versie van de ers. 2. Onderzoek in Nederland met de ers Voor een onderzoek van het Parapsychologisch Instituut van de versiteit van Utrecht* werden (begin 1982) proefpersonen teerd op hypnotiseerbaarheid. De volgende meetinstrumenten werden gebruikt: – De Creative Imagination Scale (ers). Deze werd voor dit zoek uit het Engels vertaald en enigszins bewerkt. Bovendien werd er een elfde item, een amnesie-suggestie, aan de test toegevoegd. – De Tellegen Absorption Scale (TAS). Deze vragenlijst meet op recte manier het vermogen om op te gaan in fantasieën (Tellegen & Atkinson, 1974). Er werd een verkorte versie gebruikt. De TAS leert middelmatig met standaardmetingen van hypnotiseerbaarheid. – De Hypnotic Depth Scale (Hos). Deze is door de onderzoekers ontwikkeld naar de self-rating scale van Tart (1970), met deze schillen: a. in de nieuwe versie geven de proefpersonen de diepte van hypnose niet aan met een getal, maar met hun positie op een beeldige weg, die tevens in een verdiepingstechniek werd gebruikt; b. pas na afloop van de hypnose werd deze positie omgezet in een getal. Tijdens de verdiepingsfase van de hypnose werd aan de sonen gevraagd zich voor te stellen langs een weg te reizen op weg naar een steeds diepere trance, waarbij het begin van de weg staat * Het onderzoek werd geleid door John F. Palmer (Ph.D.) en Ivo van der Velden.
230 Dth 3 jaargang 4 augustus 1984 voor het normale, wakende bewustzijn en het einde van de weg voor de diepste trance die de proefpersonen zich konden voorstellen ooit te bereiken. De afstand op de weg die tijdens de verdieping is reisd werd na de hypnose in een getal omgezet. Er werden suggesties gegeven om hun positie op de weg te onthouden, ter voorkoming van spontane amnesie. 2. I. Proefpersonen Dit waren 150 vrijwilligers, van wie de meerderheid reageerde op kendmakingen op bulletinborden van de verschillende faculteiten en advertenties in het studentenorgaan. Aan de proefpersonen werd vraagd mee te doen aan een onderzoek betreffende hypnose en tenzintuiglijke waarneming (ESP). De proefgroep bestond uit 85 nen en 65 vrouwen. De meeste deelnemers waren studenten en slechts enkelen waren ouder dan 40 jaar. 2.2. Procedure Na aanmelding kregen de proefpersonen de TAS toegestuurd met het verzoek deze in te vullen en te retourneren. Daarna werd een spraak gemaakt voor het experiment, dat groepsgewijs werd voerd, met groepen van 8 tot 16 personen. Na binnenkomst werd aan de aanwezigen uitgelegd wat er zou gaan gebeuren. Vervolgens werd de cis afgenomen, voorafgegaan door de ‘denk-mee’-instructies. Daarna werd eerst amnesie getest door te vragen de verschillende items van de test op te schrijven. Na een signaal om de amnesie op te heffen werd gevraagd om op te schrijven welke items alsnog in herinnering kwamen. Hierna den de proefpersonen de cis op een zelfscoringsformulier (zie ge). Er was gelegenheid reacties te geven en vragen te stellen. gens werd uitleg gegeven over wat hypnose wel en niet is, waarbij nadrukt werd dat de proefpersoon zelf de touwtjes in handen heeft. Hierna volgde de hypnose, die op permissieve wijze werd ceerd. Een variëteit van technieken werd gebruikt, die hier niet der besproken zal worden. Na verdieping met gebruik van de metafoor werd in hypnose een ESP-test afgenomen: proefpersonen moesten raden wat er op een foto stond, die zich in een gesloten veloppe bevond, die voor hen op tafel lag. Inductie, verdieping en ESP-test namen 45 tot 60 minuten in beslag. Na de deductie werd aan de deelnemers verzocht hun indrukken betreffende de inhoud van de enveloppe te noteren en hun positie langs de weg met een getal uit te drukken Vervolgens werden er nog enige metingen verricht,
De Creative Imagination Scale 231 die voor dit artikel onbelangrijk zijn. Aan het eind van de zitting was er nog gelegenheid om ervaringen uit te wisselen en vragen te stellen. Elke zitting duurde ongeveer twee en een half uur. 2.3. Resultaten Hier zullen uitsluitend resultaten besproken worden die van belang zijn in verband met de CIS. Zoveel mogelijk zullen resultaten ken worden met die welke gevonden zijn door Barber & Wilson en andere onderzoekers van de CIS. Er zal worden ingegaan op den met andere afgenomen schalen. Tenslotte zullen er nog enige tra bevindingen genoemd worden. 2.3. r. Verdeling van totaalscores van de CIS De laagst mogelijke score op de CIS bedraagt o, de hoogst mogelijke 40. Hoe waren de proefpersonen verdeeld op dit continuüm? Dit valt te zien in tabel 1. Er is voor vier intervallen gekozen om de verdeling te kunnen vergelijken met die van Wilson & Barber (1978). Tevens worden gemiddelden (M) en standaardafwijkingen (Sd) genoemd. Tabel l. Verdeling totaalscores cis Interval % % (W + B) laag 0-10 12 13 laag-gemiddeld 11-20 34 35 gemiddeld-hoog 21-28 44 34 hoog 29-40 JO 18 N 148 M 19,97 20,8 Sd 7,23 8,6 Het verschil zit hem vooral in de hoog scorende proefpersonen. Daarvan hadden Wilson en Barber er meer. De Utrechtse verdeling benadert evenals die van Wilson en Barber de normaalverdeling. De gemiddelden wijken niet significant af. 2.3.2. Scores op de items Per item kon er gescoord worden van 0 (‘helemaal niet hetzelfde’) tot 4 (‘bijna precies hetzelfde’). In tabel 2 staat hoe in dit onderzoek middeld per item werd gescoord en welke rangorde dit oplevert, wel de moeilijkheidsgraad. Het hoogste gemiddelde kreeg de rangor-
232 Dth 3 jaargang 4 augustus 1984 de l, het laagste gemiddelde de rangorde 10. De Utrechtse gegevens worden vergeleken met onderzoeken van Wilson & Barber (1978) en McConkey et al. (1977). Tabel 2: Gemiddelden en moeilijkheidsgraad van de items van de Nederlandse CIS vergeleken met de gegevens van de Amerikaanse versie. M = gemiddelde; RO = rangorde. M RO Mwb ROwb ROmc 1. armzwaarte 2,1 4 2,2 4,5 4 2. handlevitatie 1,5 10 1,5 9,5 9 3. vinger anaesthesie 1,7 9 1,5 9,5 IO 4. water hallucinatie 1,8 8 2 6 6 5. reuk-smaak hallucinatie 2 6 2,2 4,5 5 6. muzikale hallucinatie 1,9 7 2,7 1,5 3 7. temperatuur hallucinatie 2 5 1,7 8 8 8. tijdsvervorming 2,2 3 1,9 7 7 9. leeftijdsregressie 2,3 2 2,3 3 2 IO. ontspanning 2,6 2,7 1,5 Het is mogelijk te onderzoeken of de gevonden gemiddelden van de items significant afwijken van die van Wilson & Barber. Na een toets bleken de gemiddelden van vier items significant te verschillen: item 6, muziek hallucinatie (p < 0,001) item 8, tijdsvervorming (p < 0,01) item 7, temperatuur hall. (p < 0,025) en item 5, reuk-smaak hall. (p < 0,05) Deze verschillen, met name die op item 5 en item 6, zijn mogelijk toe te schrijven aan cultuurverschillen. In de nieuwe bewerking hebben wij geprobeerd de nogal overdreven en reclame-achtige indruk, die door een letterlijke vertaling ontstaat, te verminderen (zie par. 3.2.). Is de volgorde in moeilijkheid vergelijkbaar met die in andere derzoeken? Een vluchtige kijk in tabel 2 laat grote overeenkomsten zien. Dit beeld wordt enigszins verstoord door de reeds genoemde items, met name 6 (muziek hall.), 7 (temperatuur hall.) en 8 vorming). Een statistische index voor overeenkomst tussen rangordes is de Spearman Rank Correlation Coefficient (Rs), die een waarde van 1 heeft bij totale overeenkomst en een waarde van o bij totale ongelijkheid. Vergelijking met de rangorde van Wilson & Barber verde op: Rs = 0,62. En met die van McConkey et al.: Rs = 0,71. Relaxatie blijkt een gemakkelijk item te zijn. Dit is bekend vanuit de hypnotherapie. Armzwaarte is doorgaans ook gemakkelijk te reiken in hypnose. In de CIS wordt dit item relatief moeilijk den. Leeftijdsregressie wordt in de test als een der gemakkelijkste
De Creative Imagination Scale 233 items ervaren, een vreemd resultaat. En wat te denken van een levitatie, bekend als inductie-techniek, die hier erg moeilijk gevonden wordt? Een mogelijke verklaring voor deze resultaten ligt in het feit dat Barber wel erg gemakkelijk van 'hallucinatie' en van 'regressie' spreekt. Het woord 'visualisatie' is hier meer op zijn plaats. Ook uit deze resultaten wordt begrijpelijk, dat de relatie van de cis met de hypnotiseerbaarheid, zoals gemeten door standaard tests, zwak is, aangezien in deze tests andere en strengere criteria worden gesteld voordat men mag spreken van een regressie, hallucinatie, etc. Aan de Utrechtse rangorde valt nog iets op: de items worden steeds gemakkelijker! Dit doet vermoeden dat de volgorde van sentatie van belang is. Wilson & Barber hebben dit niet onderzocht. Het zou goed mogelijk zijn dat de proefpersoon er steeds beter 'in' komt en dat de eerste items als trance-inductie fungeren. Dit pleit voor onderzoek met een gewijzigde volgorde van presentatie. Pas dan valt definitief wat te zeggen over de moeilijkheidsgraad van de items. 2.J.3. Factorstructuur en interne validiteit Zijn alle items metingen van één en dezelfde dimensie van het lijk gedrag? Dragen de items in gelijke mate bij tot de totaalscore? Wilson & Barber (1978) concludeerden van wel. Hilgard et al. (1981) vonden echter twee factoren: 'absorptie-imaginatie' en 'hypnotisch gedrag'. Om deze vragen te beantwoorden werd a. de correlatie kend tussen elk item en de totaalscore (minus de score op dat item) en b. een factorenanalyse op de items uitgevoerd. In tabel 3 staan de correlaties tussen de items. Het is duidelijk dat deze niet hoog zijn. Tabel 3: Intercorrelaties van de CIS-items; correlaties van items met totaal- score 2 3 4 5 6 7 8 9 JO l. armzwaarte 2. handlevitatie .42 l 3. vinger anaesthesie .34 .33 l 4. water hallucinatie .32 .35 .24 l 5. reuk-smaak hallucinatie .37 .26 .09 .49 l 6. muziek hallucinatie .28 .21 .16 .28 .20 l 7. temperatuur hall. .39 .36 .33 .27 .20 .14 l 8. tijdsvervorming .27 .37 .12 .20 .18 .31 .08 l 9. leeftijdsregressie .35 -49 .23 .28 .23 .20 -40 .18 l 10. ontspanning .41 .35 .33 .26 .21 .33 .38 .34 -43 l item-rest-corr. .60 .59 -41 .50 .38 .38 -48 .38 .52 .57
234 Dth 3 jaargang 4 augustus I984 De hoogste bedraagt: -49· Dit betekent dat er naast een schappelijke, ook een specifieke bijdrage van de items te den valt. Over de gehele lijn liggen de intercorrelaties lager dan die van Wilson & Barber. Niet alle items dragen in gelijke mate bij tot de totaalscore. Dit blijkt uit de onderste rij van tabel 3. De items 5 (reuk-smaak hall.), 6 (muziek hall.), 8 (tijdsvervorming) en 3 (vinger anaesthesie) doen dit het minst. Wel zijn alle item-rest correlaties positief en significant (p 0,001). Conform de andere gegevens zijn de correlaties van Wilson & ber hoger. In hun onderzoek correleerden de items 3 en 6 aanzienlijk lager met de totaalscore dan de overige items. Op zoek naar een gemeenschappelijke factor werd een se uitgevoerd. Het resultaat is te zien in tabel 4. Er zijn 3 factoren te onderscheiden. De belangrijkste factor combineert de items I zwaarte), 2 (handlevitatie), 3 (vinger anaesthesie), 7 (temperatuur hall.), 9 (leeftijdsregressie) en 10 (relaxatie). Met enige fantasie is dit een proprioceptieve factor te noemen. De items 'temperatuur hall.' en 'leeftijdsregressie' kunnen hier ook onder vallen, omdat het eerste gaat over de temperatuur van een hand en in het tweede suggesties gegeven worden over het kleiner worden van het lichaam. Deze factor is verantwoordelijk voor 36,5°/o van de variantie. Het percentage van de variantie is de maat voor de invloed van een tor: in welke mate wordt variatie in de items bepaald door variantie in de onderliggende factor? Barber & Wilson vonden voor hun eerste en enige factor een percentage van 46%. In het Utrechtse onderzoek werden nog twee factoren gevonden. De tweede factor combineert de Tabel 4: Factoranalyse op de CIS Factoren 2 3 percentage I. armzwaarte .53 .36 .26 van de variantie 2. handlevitatie .60 .23 .32 3. vinger anaesthesie .66 -.02 .07 F I 36,5 4. water hall. .23 .77 .I5 F2 11,4 5. reuk-smaak hall. .09 .87 .IO F3 I0,4 6. muziek hall. .IO .20 .70 7. temp. hall. .76 .17 -. II 8. tijdsvervorming .II .05 .83 9. leeftijdsregressie .66 .I9 .I3 IO. ontspanning .60 .05 -45
De Creative Imagination Scale 235 items 4 (water hall.) en 5 (reuk-smaak hall.) en is verantwoordelijk voor II,4°/o van de variantie. Deze factor heeft vermoedelijk te ken met gewaarwordingen in de mond. De derde factor, goed voor I0,4°/o van de variantie, betreft de items 6 (muziek hall.) en 8 vervorming). Het is onduidelijk wat deze items met elkaar te maken hebben. Geconcludeerd kan worden dat ook in dit onderzoek de CIS niet duidelijk één dimensie meet van menselijk gedrag. De factorstructuur van de CIS is complexer dan Wilson & Barber op grond van hun derzoek beschrijven. 2.34 Relatie met andere schalen en externe validiteit De CIS is in een Engelstalig onderzoek reeds met andere menten van hypnotiseerbaarheid en aspecten hiervan vergeleken (zie 1.4). Wat voegt het hier besproken onderzoek daar aan toe? De relatie werd onderzocht tussen CIS en de Tellegen Absorption Scale (TAS), een schaal geconstrueerd om een indruk te krijgen van het vermogen van mensen om op te gaan in fantasie, en tussen de CIS en de Hypnotic Depth Scale (Hos), een schaal voor de beleefde ce-diepte na een hypnose-inductie. Dit gaf de volgende correlaties: - tussen CIS en TAS: .46; - tussen CIS en Hos: -46. De eerste uitkomst wijkt niet veel af van die uit eerder onderzoek (Hilgard et al., I98I). Daar werden correlaties tussen CIS en TAS vonden van .35 en -49· Van de Harvard Group Scale of Hypnotic Susceptibility (HGSHs) is bekend dat deze vrij hoog (tussen . 70 en .90) correleert met een schaal voor beleefde trance-diepte (Tellegen, I978). De CIS vertoont een matige relatie met een dergelijke schaal, de Hos*. In de discussie wordt nader ingegaan op de implicaties van deze resultaten voor de validiteit van de CIS. 2.3.5. Amnesie Evenals McConkey (I980) deed voegden de Utrechtse onderzoekers een elfde item aan de CIS toe, een amnesie-item. Met twee de stijlen van amnesie-inductie is geëxperimenteerd, een directe en een indirecte suggestie voor amnesie. Evenals in het onderzoek van McConkey bleek dat de proefpersonen ongeacht hun score op de CIS het moeilijk vonden om amnesie te ontwikkelen. * Dit geldt ook voor elk afzonderlijk item van de CIS. Correlaties varieerden tussen de . 16 en de . 34.
236 Dth 3 jaargang 4 augustus 1984 2.3.6. Afnameduur De afnameduur van de CIS wordt bepaald door de snelheid van ken. In de Engelstalige versie duurt deze ongeveer 18 minuten. Nadat de CIS in het Nederlands was vertaald, klaagden veel proefpersonen over de spreeksnelheid en het tempo, waarin zij suggesties op zich moesten laten inwerken, terwijl er continu gesproken werd. wege het Utrechtse onderzoek is derhalve het spreektempo wat laagd, zodat de afnameduur vijf minuten langer werd. Na afloop bleek dit geen invloed te hebben op de scoring. Om deelname aan de test zo aangenaam mogelijk te maken kan het beste een afnameduur van tussen de 25 en 30 minuten worden aangehouden. 2.3.7. Betrouwbaarheid Barber & Wilson hanteren twee criteria voor betrouwbaarheid, de test-hertest- en de split-half-betrouwbaarheid (zie I .4). In het landse onderzoek werd de CIS slechts eenmaal afgenomen en dus kan er geen uitspraak gedaan worden of de CIS bij opeenvolgende mes nog hetzelfde resultaat geeft (test-hertest-betrouwbaarheid). Wel werd de split-half-betrouwbaarheid uitgerekend. Deze bedroeg: rxx = .77. en is veel minder hoog dan die door Barber & Wilson werd vonden, nl. rxx = .89. 2.4. Samenvatting van het Nederlandse onderzoek met de CIS De CIS werd bij 150 proefpersonen afgenomen, samen met een natieschaal, de TAS, en een schaal voor beleefde trance-diepte, de HDS. Analyse van de resultaten gaf een beeld van de CIS, dat goed eenkomt met ander onderzoek betreffende de CIS, maar dat niet sluit bij het enthousiasme van de samenstellers, Wilson & Barber. De test blijkt niet zo homogeen te zijn: items correleren niet hoog met elkaar, dragen in verschillende mate bij tot de totaalscore en er den drie onderliggende factoren gevonden in plaats van één. De tie met hypnotiseerbaarheid en met aspecten van hypnotiseerbaarheid is onduidelijk, want de CIS vertoont een magere correlatie met een maat voor trance-diepte en met een schaal die involvering in ginatie meet. Bovendien klopt de moeilijkheidsgraad van de items niet met ervaringen uit de hypnotherapie. Verder blijkt amnesie een onvruchtbaar item te zijn. De betrouwbaarheid van de test is niet aan twijfel onderhevig.
De Creative Imagination Scale 237 3. Conclusies en discussie 3.1. Validiteit van de CIS Wilson & Barber (I978) onderzochten de factorstructuur van de CIS met behulp van een principale componentenanalyse. Op grond van deze factoranalyse concludeerden ze dat de CIS factorieel valide is en slechts één factor meet. Ze noemden deze factor 'hypnotische tibiliteit'. In het Utrechtse onderzoek bleek de CIS factorieel xer te zijn dan Wilson & Barber veronderstelden. Met betrekking tot de externe validiteit bestaat eveneens onduidelijkheid. De correlatie met een absorptieschaal (TAS) is -46 en die met zelf-gerapporteerde trance-diepte (Hos) is eveneens .46. Bij het interpreteren van de consequenties van deze resultaten voor de validiteit van de CIS is het zinvol stil te staan bij discussies in de hypnose-literatuur over hypnotiseerbaarheid als één algemene factor of dimensie. Ongetwijfeld zijn (met enige uitzonderingen) de ties tussen verschillende hypnotiseerbaarheidsschalen en porteerde trance-diepteschalen vrij hoog (in de orde van grootte van .70 tot .90) (Bowers, I977). Aan de andere kant suggereert de grote verscheidenheid aan gedragingen en ervaringen tijdens hypnose, dat meer dan één dimensie aan hypnotisch reageren ten grondslag ligt (vgl. Shor, I979). Anders geformuleerd, er bestaan verschillende soorten talenten, die een rol spelen bij het kunnen opvolgen van eenlopende hypnotische suggesties. De resultaten van onderzoek naar de factorstructuur van de traditionele hypnotiseerbaarheidsschalen zijn in overeenstemming met bovengenoemde veronderstelling gen, I978). Uit deze studies blijkt, dat verschillende factoren den worden (zoals een imaginatiefactor, een challenge-factor en een dissociatie-factor) en dat de meetinstrumenten onderling verschillen met betrekking tot hun factoriële complexiteit. Van de schalen (vgl. Spinhoven, I982) is bekend dat ze een vrij breed beeld geven van het domein van hypnotisch reageren. Ze geven naast een indruk van iemands ideomotorische vaardigheden (bijv. het zwaar worden van de arm door voorstellingen) en iemands vermogen om op challenge items te regeren (bijv. onvermogen om de arm te gen) eveneens een taxatie van iemands cognitieve/dissociatieve citeiten (bijv. amnesie). Als de veronderstelling van verschillende auteurs waar is (vgl. Sheehan & McConkey, I982) dat de CIS vooral de imaginatieve mogens meet die een persoon in staat stellen om op suggesties te geren, dan wordt de in het Utrechtse onderzoek gevonden vrij lage correlatie met zelfgerapporteerde trance-diepte begrijpelijk. Tijdens
238 Dth 3 jaargang 4 augustus 1984 hypnose zijn naast imaginatieve processen ook andere cognitieve cessen van belang, waarbij te denken valt aan dissociatieprocessen. Evenals in het onderzoek van McConkey (I980) bleek, dat se) proefpersonen die hoog op de CIS scoorden niet of nauwelijks in staat waren om amnesie te ontwikkelen. Het is aannemelijk dat bij dergelijke cognitieve items naast imaginatie vooral dissociatie een langrijke rol speelt. Het lijkt dat de CIS een andere (meer selectieve) steekproef uit het domein van hypnotisch reageren vormt dan reeds bestaande seerbaarheidsschalen of zelf-gerapporteerde trance-diepteschalen. In zoverre het meedenken met suggesties en het ontwikkelen van richte fantasieën een rol spelen bij hypnotisch reageren, lijkt de CIS hiervoor wel een betrouwbaar, valide en efficiënt meetinstrument. Nader onderzoek zou moeten verduidelijken welke aspecten van ginatie het meest essentieel zijn bij het reageren op de CIS (Sheehan & McConkey, I982), omdat zowel de levendigheid van de zintuiglijke voorstellingen, de involvering in fantasieprocessen, alswel de controle over imaginatie hierbij een rol kunnen spelen (vgl. Sheehan, Vooral het doelgericht manipuleren van voorstellingen en fantasieën lijkt van belang daar een proefpersoon bij de CIS steeds gevraagd wordt om zich een situatie voor te stellen die zich op een bepaalde manier ontwikkelt. 3.2. De uiteindelijke Nederlandse versie van de CIS De Nederlandse vertaling van de CIS, die in de bijlage wordt senteerd, wijkt af van de versie, die in het Utrechtse onderzoek werd gebruikt. Om verschillende redenen werd besloten om wijzigingen aan te brengen in de tekst. Het was bepaald geen uitzondering als proefpersonen of cliënten tijdens de eerdere versies geamuseerd, baasd of zelfs geërgerd keken als ze een letterlijke vertaling van een item, zoals het volgende, hoorden: 'The music can be absolutely werful. .. strong ... exquisite ... vibrating through every pore of your body ... going Deel dit artikel met collega's