recenszes EEN KOSMISCHE CRISIS Margolis, Otto S. e.a., Acute Grief New York, Colombia University Press, I98I; 276 blz. Prijs: $ 29,25. Acute Grief, met de ondertitel Counseling the Bereaved, bevat een aantal zeer uiteenlopende artikelen van een dertigtal auteurs: chiaters, psychologen, artsen, pastores, maatschappelijk werkers, ciologen, thanatologen en begrafenisondernemers. De verschillende auteurs wijzen er op dat acute smart ten gevolge van een sterfgeval een soort kosmische crisis is waarbij iemands geordende, persoonlijke wereld in elkaar stort. Wie plotseling met een sterfgeval in zijn te omgeving geconfronteerd wordt krijgt niet alleen met de sche gevolgen (schuldgevoelens, ernstige problemen met het men van de realiteit, het onvermogen belangrijke beslissingen te men) te maken, maar ook met niet-psychische gevolgen sche, sociale en soms ook politieke). Het persoonlijk universum, de geordende kosmos, waarin men tot voor kort leefde valt uit elkaar en men staat voor de opgave een nieuwe bewoonbare wereld te creëren, een wereld zonder hem of haar die men zo smartelijk mist. James P. Carse, die de rij van schrijvers opent, wijst er op dat bij het ineenstorten van de vertrouwde kosmos het besef doorbreekt dat het persoonlijk universum slechts bij de gratie van anderen kan bestaan. Het overlijden van iemand die voor ons van wezenlijk lang is is als het instorten van één van de pijlers waarop ons huis bouwd was. De vraag waarvoor de nabestaande komt te staan is: besta ik na op de puinhopen of kan ik de moed vinden verder te ven in gemeenschap met anderen? In vele toonaarden geven de schrijvers aan dat de eerste twee ken na het overli]den van een geliefd persoon van vitaal belang zijn voor het verdere verloop van het rouwproces, dat onder normale standigheden negen tot vierentwintig maanden kan duren. Het is hier niet goed doenlijk een overzicht te !J!Ven van de vele artikelen, die hier en daar waardevolle aanwijzingen bevatten voor het omgaan met hen die geconfronteerd worden met een dreigend of plotseling verlies. Voor een paar artikelen wil ik een uitzondering maken, en wel eerst voor twee artikelen van Colin Murray Parkes. In Emotional volvement of the family during the period preceding death (p.23-39) vraagt hij aandacht voor het vernietigende effect van kanker op zo-
recencies 19 I wel de patiënt als het gezin, dat ten gevolge van de ziekte van één der leden ontredderd wordt. Hij voert een pleidooi voor het gedegen dacht schenken aan de familieleden, die immers na het overlijden van de patiënt verder zullen moeten leven. In dit verband wijst hij er ook terecht op dat een zwaar verlies ingrijpende en soms ontwrichtende gevolgen kan hebben voor het fysieke en geestelijke welzijn van de nabestaanden. De gezinsstructuur kan zo’n ongunstige verandering ondergaan hebben dat daardoor later veel problemen kunnen ontstaan. De preventieve waarde van een zorgvuldig helpen ren op het op handen zijnde verlies en het opvangen van het gezin direct na het overlijden kan niet genoeg benadrukt worden. Patiënt en gezin samen behoren de eenheid van zorg te zijn. In Psychosocial care of the family after the patients death (p. 53-68) schenkt Parkes aandacht aan de vraag of vlak na het overlijden van een geliefd persoon voorspellingen te doen zijn over de mate waarin de nabestaanden risico lopen. Hij schetst hoe men in het St. per’s Hospice te Londen nu reeds geruime tijd een vragenlijst bruikt op grond waarvan men vrij nauwkeurig kan voorspellen wie van de familieleden van de overledene het meest risico loopt het lies slecht te zullen verwerken. Interessant is verder het artikel van Bruce L. Danto: A man carne and ki/led our teacher (p. 87-1 IO). Vooral voor hen die met slachtoffers van geweld te maken krijgen kan deze beschrijving van de ding van dertig kinderen, die getuige waren van de moord op hun onderwijzeres, nuttig zijn. Wat opvalt is de zorgvuldige wijze waarop Danto, in overleg met onderwijzers, politiefunctionarissen en de ders van de kinderen, naar wegen zoekt de gevolgen van het tische gebeuren zo goed mogelijk op te vangen. Zonder de betreffende artikelen te vermelden wil ik nog een aantal thema’s noemen die de moeite waard zijn: De gevolgen van het verlies van een kind voor de relatie van de ouders (p. 126-132). Aandacht voor de niet geïdentificeerden die een verlies leden: al diegenen die niet tot de directe familie van de overledene behoren, zoals vrienden en verpleegkundigen, voor wie het overlijden ook een gevoelig verlies betekent (p. 133-139). De rol van de begrafenisondernemer bij het counselen van de nabestaanden (p. 147-157); p. 167-180 en p. 201-213. De begrafenis als therapie bij een plotseling sterfgeval (p. 235- 245).
192 Dth 2 jaargang 3 mei 1983 Acute Grief is een aardig naslagwerk, maar biedt m.i. hun die zich met directe therapie bezig houden te weinig bruikbare aanwijzingen voor het therapeutisch handelen. De therapeut die met iemand werkt die tijdens de behandeling door een zwaar verlies getroffen wordt zal echter wel een aantal nuttige aanknopingspunten kunnen vinden. DR. M. B. BLOM Pastor SJP Derksen Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg te Amsterdam. Carter, Elizabeth A. en McGoldrick, Monica, The Family Life Cycle a Framework for Family Therapy. Gardner Press Ine. New York, 1980; 468 blz. Natuurlijk is er van alles aan te merken op dit boek, maar laten we blij zijn dat het er is. Het onderwerp schreeuwt om aandacht en die krijgt het nu eindelijk. Waarom is dit onderwerp zo belangrijk? De gezinstherapeut kijkt naar en werkt met gezinsstructuren. Elk gezin echter kent in de loop van zijn bestaan verschillende men, al naargelang de opeenvolgende fasen waarin het gezin komt te verkeren. Het al dan niet functioneel zijn van een patroon hangt dan ook mede af van de fase waarin het gezin keert. Passen fase en structuur bij elkaar? De bescherming biedende structuur die goed is voor kleuters, is sastreus voor een puber. Het stevig vasthouden aan regels kan heel functioneel zijn – maar wordt een hindernis op het moment dat er overgeschakeld moet worden naar een andere fase. De rollen van alle gezinsleden alsook het systeem van regels dat hun interactie bepaalt is verschillend in elke fase van het gezinsbestaan. De moeder van een adolescent voelt zich anders, doet anders en gedraagt zich anders – niét alleen ten opzichte van dat ene kind, dan de moeder die alleen nog maar kinderen in de lagere-schoolleeftijd heeft. Kennis omtrent gezinsfasen is dan ook onmisbaar bij het len van gezinsinteractie. Misschien nóg belangrijker is inzicht in wat het overschakelen van de ene fase naar de andere zoal teweeg kan brengen in een gezin. Het gaat daarbij namelijk per definitie om zogenaamde ‘discontinuous leaps’. Die verlopen zelden zonder geknars en geknoers, of erger. Ik heb Minuchin eens horen zeggen, al in 1973, dat praktisch elk gezinsprobleem teruggebracht kan worden tot een bleem. Ook de gezinstherapeut die niet bereid is zo ver te gaan, zal