104 Haley over Erickson en Haley over Haley’:· Else de Haan & Kees Hoogduin ‘Wanneer ik vroeger tijdens een lezing een grapje maakte, zag ik iedereen lachen; nu zie ik ze hun pen pakken om het op te schrijven’. Jay Haley is hoogleraar aan de Universiteit van Maryland. In zijn Family Therapy Institute in Washington leidt hij studenten op tot gezinstherapeuten. Samen met Bateson, Weakland, Jackson en Fry werkte hij van 1952-1962 aan het onderzoek dat leidde tot de double-bind theorie. Tot l 967 heeft Haley het werk van Erickson intensief deerd. Dit resulteerde in twee boeken: Advanced Techniques of Hypnosis and Therapy; Selected Papers of Milton H.Erickson, en Uncommon Therapy; The Psychiatrie niques of Milton H. Erickson. Na 1967 werkte hij in de Child Guidance Clinic in Philadelphia bij S. Minuchin. Van 1962 tot 1969 was Haley hoofdredacteur van Family Process. Andere boeken van hem zijn: Strategies of Psychotherapy; Techniques of Family Therapy; Changing Families; The Power Tactics of Jesus Christ and other Essays; Problem Solving Therapy; Leaving Home. Jay Haley, die als een van de grondleggers van de directieve therapie beschouwd moet worden, was een van de belangrijkste sprekers op het congres over Ericksoniaanse benaderingen bij hypnose en therapie in Phoenix (Arizona), waarover elders in dit nummer slag wordt gedaan. Al in 1958 is hij met zijn werk bij Erickson begonnen. Bijna tien ,,_ Met dank aan Marijke van der Does, voor het afluisteren en weergeven van de soms slecht verstaanbare bandopname van het interview. E. DE HAAN (1948), psycholoog, en c. A. L. HOOGDUIN (1942), zenuwarts, zijn beiden verbonden aan de psychiatrische afdeling van het St. lytusziekenhuis in Delft. Werkadres: St. Hippolytusziekenhuis, Reynier de Graefweg II, 2625 AD Delft.
Haley over Erickson en Haley over Haley 105 jaar lang heeft hij diens werkwijze bestudeerd. Hij heeft een tische basis voor het werk van Erickson ontwikkeld en destilleerde algemeen therapeutische principes en regels uit de grote hoeveelheid interventies die hij bij hem zag. Dankzij Haley werd het werk van Erickson voor andere therapeuten toegankelijk. In 1967 publiceerde Haley Advanced Techniques of Hypnosis and Therapy; The ted Papers of Milton H. Erickson, en in 1973 Uncommon Therapy; The Psychiatrie Techniques of Milton H. Erickson. Op het congres hield Haley een indrukwekkende lezing over het werk van Erickson en zijn betekenis voor de psychotherapie zonder – zoals vele anderen deden – te vervallen in blinde verheerlijking. Ook droeg hij niet bij aan het toch wel storende mythische beeld van Erickson als omnipotent therapeut. Hij was zeker onder de indruk van Ericksons dood en het was duidelijk dat hij aan Erickson gehecht was. Deze genegenheid weerhield hem er niet van om normaal, d.w.z. realistisch en genuanceerd, over zijn leermeester te spreken. Reden voor ons om hem in een interview nog eens uitvoerig over Erickson en zichzelf aan het woord te laten. Zijn uitspraak over de grapjes tijdens een lezing toont hoe hij over zijn eigen roem denkt. Tijdens het interview – in een rustig hoekje van het drukke congres-restaurant – ging hij in een stoel met een hoge rug zitten, zo gedraaid dat niemand hem kon zien. Een foto wilde hij liever niet. Over zijn eigen grote reputatie praatte hij op een afstandelijke manier, met een lichte afkeer. Tijdens het gesprek was hij een vriendelijkge, goedlachse man die zonder enige aarzeling uitvoerig op alle vragen inging. Zijn genuanceerde, relativerende en vaak geestige manier van praten, zijn openheid en zijn seerdheid in de vragen die hem gesteld werden, maakten het gesprek met hem tot een plezierige ervaring. Het eerste gedeelte van het interview gaat over Haley’s relatie met Erickson. Hoe gingen ze met elkaar om?, hoe reageerde Erickson op het werk van Haley? Vervolgens praat Haley over zijn eigen werk en visie op de ontwikkelingen in de psychotherapie. Niet alle bomen staan naar rechts ‘Ik weet niet zeker of Erickson het altijd met mijn theoretische uitleg eens was. Ik denk dat hij dacht dat hij gecompliceerder was, maar hij kocht mijn boeken en gaf ze aan zijn studenten om te lezen. Dus hij leek ze wel te waarderen. Ik praatte ook wel met hem over mijn theorieën, hij luisterde daarnaar. Zijn antwoord was dan vaak: ‘Dat doet me denken aan een ander geval.’
106 Dth 2 jaargang 1 mei 198 1 Een van de dingen die me steeds verbaasden, was dat wanneer ik hem om uitleg vroeg, hij altijd zei: ‘Dat is duidelijk’ en dat hij er altijd echt verwonderd over was dat het mij niet duidelijk was. Het moet ongeveer vijf of tien jaar later geweest zijn dat een student voor het eerst tegen mij zei: ‘Waarom zeg je me nou dat het lijk is, het is mij helemaal niet duidelijk.’ En toen realiseerde ik me dat ik net zo dacht als Erickson en dat dingen soms moeilijk uit te leggen zijn. Het was nu eenmaal gewoon ‘duidelijk’. Soms was hij het niet eens met mijn theoretische uitleg. Dan zei hij: ‘Dat is het niet, daar gaat het niet om’ of zoiets. Ik herinner me een keer – ik denk dat ik het achterin de Papers* heb geschreven – dat ik een theoretische verklaring gaf voor iets wat hij gedaan had en dat hij zei: ‘Ik wil dat je mee naar buiten komt’. En hij nam me mee het huis uit en zei: ‘Kijk eens naar deze bomen, zie je naar welke kant ze allemaal gebogen staan?’ En ik zei: ‘Ze staan allemaal naar rechts’. Hij zei: ‘Niet allemaal, eentje staat naar de andere kant, kijk daar eens naar’. En toen nam hij me weer mee terug het huis in. Hij gaf zich veel moeite om me te laten zien dat er uitzonderingen zijn die ik in die theorie over het hoofd had gezien. Hij praatte altijd in anekdotes. Een van de conclusies die ik bijv. uit zijn gevalsbeschrijvingen trek, is dat hij het de patiënt zo moeilijk maakt om door te gaan met zijn symptomen dat deze zijn men opgeeft. Erickson zou het daar wel mee eens zijn, maar hij zou het nooit op die manier formuleren. Als hij je een hele serie van dit soort gevallen vertelde en bij ieder geval maakte hij het de patiënt weer zo moeilijk dat die maar besloot zijn symptomen op te geven, en ik trok tenslotte de conclusie dat dit kennelijk zijn werkwijze was, dan zei hij niet of hij het ermee eens was of niet. Hij zei hoogstens dat deze conclusie hem deed denken aan een ander geval, of aan iets dat hij bij een andere patiënt deed. Je wist nooit zeker of hij dezelfde theoretische overwegingen had. Hij had zo’n manier om je op een idee te brengen dat je dacht dat het van jezelf kwam, terwijl het van hem kwam. Je was dan ook nooit helemaal zeker van hem. Hij was een uitstekend onderwijzer, dat wil zeggen een onderwijzer die je op steeds nieuwe ideeën bracht. Het was nooit helemaal duidelijk of die ideeën nu van hem of van jou waren. Hijzelf had een interessant probleem. De twee mensen die v66r mij bezig waren met zijn Collected – Gorton en Weitzen- “Bedoeld wordt: Advanced Techniques of Hypnosis and Therapy; Selected Papers of Milten H. Erickson, geredigeerd door J. Haley, (1967); Grune & Stratton, New York. “,,. Haley bedoelt de in de noot hierboven aangegeven Selected Papers.
Haley over Erickson en Haley over Haley 107 hoffer – probeerden de hele verzameling compleet te krijgen. Ze wilden ze uitgebreid van noten voorzien. Alles keurig netjes, zoals het hoort. En ze wilden dat Erickson het las en dat hij accoord ging met al hun commentaar, want het waren zijn artikelen. Maar Erickson las niet. Een van de redenen waarom hij niet las, was omdat hij iedere keer als hij een van zijn eigen stukken las, de drang voelde weer een ander stuk te schrijven. Daarom wilde hij zijn eigen stukken niet opnieuw lezen. Ik denk dat hij bij het lezen over een bepaalde behandeling weer moest denken aan een andere behandeling die hij dan eerst wilde beschrijven v66r hij verder kon lezen, maar daarvoor had hij de tijd niet. Gorton en Weitzenhoffer hebben misschien wel vier jaar zitten wachten totdat hij zou gaan lezen. Dus toen Erickson me vroeg het van hen over te nemen, stopte ik zijn beste stukken bij elkaar zonder ze hem te laten zien. Ik maakte er een lijst van en zei: ‘Ik hoop dat u geen bezwaren heeft’ en hij zei: ‘Het is in orde’. Hij wilde er eigenlijk helemaal niet in betrokken worden. Hij hield zich ook niet meer bezig met werk dat hij vroeger deed of met ideeën en gedachten die hij toen had. Ik heb ook lang niet goed kunnen begrijpen hoe hij ondanks zijn drukke werk zoveel aandacht aan zijn gezinsleven kon geven als hij altijd vertelde. Hij werkte als een dokter, in die zin dat hij constant oproepbaar was. Het verschil was dat hij in zijn eigen huis werkte. Tussen de patiënten door was hij bij de kinderen en als een patiënt niet op kwam dagen was hij ook bij zijn kinderen. Hij verdween niet – zoals veel anderen – iedere dag naar zijn kantoor. Christy (een dochter van Erickson) vertelde me laatst dat er één ding heel velend was: in dat kleine huis met z’n drie slaapkamers, met al die kinderen – het waren er acht – en al die patiënten, was maar één wc. Volgens Christy konden ze nooit lang op de wc blijven zitten, want dan waren er wel weer patiënten of andere kinderen die erin wilden. Overigens zou hij zich best een groter huis met meer wc’s hebben kunnen permitteren, want als zeer bekend psychiater verdiende hij veel geld. Maar hij reed ook in een heel gewone, oude auto. Hij was een zeer praktisch man. Hij had wat hij nodig had en wat hij niet nodig had, had hij ook nooit.’ Ericksons vasthoudendheid, zijn onwrikbaar geloof in de heid dat mensen kunnen veranderen, is voor Haley het belangrijkste dat hij van Erickson leerde. Wat was de betekenis van Haley voor Erickson? Leerde Erickson iets van Haley, veranderde hij door de contacten met hem? ‘Erickson leefde eigenlijk in een geïsoleerd wereldje. Pas toen hij zijn hypnosevereniging oprichtte, kreeg hij meer contacten met
108 Dth 2 jaargang 1 mei 1981 andere therapeuten. Hij ging het meest om met mensen uit de nosewereld. De jongere therapeuten kenden hem niet, die hadden niets met hypnose te maken. Ik denk dat wij* een heleboel nieuwe ideeën bij hem brachten die hij in de hypnosewereld niet kreeg en over andere bronnen beschikte hij niet. Zoals toen ik dat bandje van Rosen met de psychoticus draaide voor Erickson. Het is dat bandje waarin Rosen een jongen die zegt dat hij God is, dwingt op zijn knieën te gaan liggen. Ik draaide dat bandje voor Erickson en hij vond het leuk en zei: ‘Het lijkt op wat wij doen’. In de strijd met een psychoticus had hij dezelfde benadering. Maar ik denk niet dat hij anders ooit enig contact met Rosen gehad zou ben. Hij zat niet in die wereld. Ja, ik denk dat we hem een heleboel ideeën brachten, vooral over schizofrenie en communicatie.’ ‘Als ik het niet kan genezen, is het ongeneeslijk’ Erickson dreigt posthuum een schare nogal onkritische aanhangers te krijgen. Reden om aan Haley te vragen of hij wellicht ook minder volmaakte aspecten aan Erickson ontdekt heeft. ‘Ik heb geen echte kritiek op hem als therapeut. Hij had zijn kingen. Met sommige soorten patiënten had hij echt moeilijkheden. Ik denk dat hij problemen had met depressies, en met patiënten met een manisch-depressieve psychose. Hij had een vriend die lange tijd met hem heeft gewerkt. Deze had een manisch-depressieve psychose. In die tijd kwamen manisch-depressieve psychosen nog heel zelden voor. Sinds de ontdekking van lithium noemen ze iedereen depressief. Iedereen die in een slechte stemming is, krijgt lithium. Maar in die tijd was het iets heel specifieks en kwam het weinig voor. Ik herinner me dat hij zei dat het ongeneeslijk was. Ik herinner me dat Don Jackson zei dat dat niet waar was en dat Erickson deze depressies ongeneeslijk noemde omdat hij ze niet kon genezen. Er is iets in het wezen van depressies dat niet past in Ericksons manier van werken. En daarom zei hij in feite: ‘Als ik het niet kan genezen, is het ongeneeslijk.’ Ik denk dat er zo waarschijnlijk wel meer categorieën patiënten waren waarbij hij zijn beperkingen had. Hij weigerde ze niet, hij nam ze allemaal. Hij probeerde dan een heleboel dingen. Deed zijn uiterste best voor hen. Hij behandelde een vrouw, die opgenomen was in het ziekenhuis waar hij assistenten opleidde, die hij op den duur als ongeneeslijk beschouwde. Het leek een aardige vrouw, maar *Bedoeld worden: Bateson, Jackson, Weakland en Haley.
Haley over Erickson en Haley over Haley 109 iedere keer als je probeerde iets met haar te doen, kwam er niets van terecht en kreeg je als therapeut het gevoel van ‘oh, mijn god, wat ben ik verschrikkelijk, wat heb ik gedaan’. Het was een woon destructieve vrouw. En hij dacht dat die destructiviteit niet veranderd kon worden, want hij kon er niets aan veranderen. Maar hij kon haar goed gebruiken voor het onderwijs aan studenten, om hun enige bescheidenheid met betrekking tot de psychotherapie te leren. Ik vroeg Erickson: ‘Waarom denk je dat ze ongeneeslijk is. Hoe verklaar je het dat ze niet veranderde?’ Hij zei: ‘Ik denk dat het iets organisch is, iets in de hersenen.’ Dat is ongeveer de enige keer dat ik hem als verklaring voor een of ander psychopathologisch schijnsel hoorde zeggen dat het organisch was. En dat was bij iemand die hij niet beter kon maken.’ Bijna tien jaar lang heeft Haley het werk van Erickson bestudeerd. Hij kwam in die tijd veel bij Erickson en praatte lang met hem. Van zijn videobanden kennen we Erickson als een vriendelijke, oude man. Uit Haley’s lezing tijdens het congres weten we dat Erickson dat niet altijd was: soms waren mensen bang voor hem. Haley praat over zijn persoonlijke relatie met Erickson. ‘Een ruzie, nee, dat was niet mogelijk. Oh, hij maakte met een heleboel mensen ruzie. Hij had een echte politieke strijd met de hypnosevereniging. In feite had hij ruzie met een groep mensen die hem liever geen voorzitter van hun vereniging wilde maken. Dus richtte hij zijn eigen vereniging op. Maar ik weet echt de details van die ruzies niet, want ik was er niet bij betrokken. Mensen als Kay Thompson en Pearson die lid waren van de Hypnotic Society, die zullen er alles van weten. Ik had de positie van een leerling bij Erickson. Ik wilde dat ook zelf, dus we hadden geen relatie waarin ruzie gemaakt kon worden. Toen ik klaar was met Uncommon Therapy besloot ik andere dingen te gaan doen. Ik besteedde vijf jaar aan Uncommon Therapy. Ik was van plan nog een boek over zijn werk met hypnose te schrijven. Ik ben er even aan begonnen en toen besloot ik dat ik er eigenlijk geen tijd meer aan wilde besteden. Ik was bezig met andere dingen, werken met mensen uit de lagere sociale klassen, met gezinnen, enz. In die tijd kwam ik zelf meer in de positie van opleider en ik deed minder met Erickson. In de jaren zeventig zag ik hem niet vaak. Ik kwam wel een aantal keren op bezoek, maar ik kwam niet meer om te werken. Ik ging in 1967 naar Philadelphia en raakte geheel betrokken bij het werken in de slums, de gezinstherapie en Minuchin; op dat moment verliet ik Erickson echt. In die tijd deed ik een meer gestructureerde vorm
1 I o Dth 2 jaargang 1 mei 1981 van gezinstherapie. En nu, nu ik in Washington ben, ga ik weer een beetje terug naar hem. In mijn eigen stijl. Minuchin wist niets van hypnose. Hij hield er niet van. Hij werkte er niet mee, hij heeft Erickson ook nooit ontmoet. Zijn manier van therapie doen was veel directer; hij gaf rechtstreekse opdrachten, zoiets als: ‘Laten we dit veranderen’ (luid en op barse toon uitgesproken). Maar ik doe het nu weer heel anders. Ik leg nog steeds veel druk op de hiërarchie in een gezin en op de structuur en zo, maar mijn stijl is veel indirecter geworden. In het begin gebruik ik een aantal metaforen, één of twee, als ik therapeuten heb die dat kunnen. Het is mogelijk om daarmee veranderingen te krijgen. Ik maak veel gebruik van metaforen. Ik heb een prachtige band met een gezin met twee jongens. De ene is het kind van de moeder en de ander is het kind van de vader. We probeerden de relatie tussen de moeder en de vader te veranderen, maar zij wilden daar niet over praten. Daarom praatte de therapeut over de twee jongens, over hun relatie en hun manier van omgaan met elkaar, over wat zij samen deden en wat zij niet samen zouden moeten doen en zo konden wij de manier waarop de ouders met elkaar omgingen, beïnvloeden.’ Liever opleider dan therapeut Samen met zijn vrouw Cloe Madanes heeft Haley een instituut voor trainingen: het Family Therapy Institute in Washington DC. naast is hij hoogleraar psychiatrie bij de Universiteit van Maryland. Haley vertelt over zijn werk en over de naar zijn idee goede en vooral slechte ontwikkelingen binnen de gezinstherapie. ‘Ik doe bijna alleen maar trainingen. Ik heb zeventig studenten. Ik heb een trainingsinstituut waar we therapieruimten hebben, way-screens en life-supervisie. We houden contact met de peuten via de telefoon en roepen hen soms ook uit de therapie. Op die manier coachen we hem of haar. We hebben de hele dag gezinstherapieën die achter het screen gesuperviseerd worden. Ik denk dat men steeds meer ertoe overgaat om met het gehele gezin te praten. Het is een veel snellere therapie om met het hele gezin te praten. Maar met name bij de gezinstherapeuten is veel tie, denk ik. Ze laten het hele gezin komen en dan moeten die leden hun emoties uiten. En daar ben ik niet enthousiast over. Er zijn ook veel slechte trainingen. Daar trainen ze de therapeut door hem zijn eigen gezinssituatie te laten simuleren; hij moet ‘genegrammen’ maken van zijn eigen gezin. Er is een idiote theorie dat als iemand geen problemen met zichzelf of met zijn eigen gezin
Haley over Erickson en Haley over Haley II I heeft, hij ook niet in staat zal zijn andere mensen te helpen. Ik heb daar nog nooit enig bewijs voor gehoord. Maar er zijn therapie-instituten waar dat alles is wat ze doen. Ze simuleren hun eigen gezin, bestuderen hun gezin en hun ouderlijk gezin en bezoeken hun eigen familie en ze krijgen nooit enige opleiding in hoe ze therapie moeten doen. Het is wonderlijk. Misschien heeft Freud daar op de een of andere manier schuld aan. Hij heeft gezegd dat als je met patiënten om wil gaan, je jezelf moet begrijpen. Maar hij dacht nog aan een leeranalyse van drie of vier maanden, maar een analyse in New York duurt gemiddeld zeven jaar. En ik denk dat zo opgeleide analytici die later gezinstherapie gaan doen weer denken: je moet eerst je eigen gezin analyseren en je eigen problemen oplossen. Ik ken geen enkel onderzoek waaruit blijkt dat iemand die zelf therapie heeft gehad een betere therapeut is dan iemand die dat niet heeft gehad. Er wordt ontzettend veel geld in geïnvesteerd en ik ken geen enkel onderzoek dat iets zegt over het nut ervan. Mijn eigen ervaring is dat hoe meer therapie iemand heeft gehad, hoe moeilijker het is hem te leren zelf therapieën te doen. Zij zijn zo met zichzelf bezig. Ze zijn zo gericht op wat er met henzelf gebeurt dat je hen niet zo ver krijgt dat ze zien met wat voor patiënt ze te maken hebben. Maar hoe dan ook, ik denk dat de gezinstherapie en de op gedrag gerichte benaderingen met opdrachten en taken, de richtingen van de toekomst zijn. De problemen veranderen ook. Gezinnen gaan uit elkaar, er wordt gescheiden en verschillende deren worden bij elkaar gevoegd, soms met kinderen uit twee of drie verschillende gezinnen; er komen bijzonder ingewikkelde systemen. Er zijn daardoor nieuwe hiërarchischeproblemen. Als je een gezin hebt met twee jongens van twaalf jaar oud die allebei gewend waren als de oudste gezien te worden, wie is er dan in het nieuwe gezin de oudste? Dat is een nieuw probleem. Laatst vroegen ze mij wat nu het creatieve was van Erickson. Ik zal een voorbeeld geven: Mijn vrouw superviseert de behandeling van een patiënte met anorexia. De jonge vrouw was op sterven na dood en wilde zelfs niet naar de zittingen komen. Dus kwamen haar ouders. Haar vader had net een hartoperatie gehad. Hij heeft een zeer slecht hart. En hij drinkt als een idioot, terwijl hij niet zou moeten drinken met dat slechte hart. De strategie was als volgt: de dochter zou ervan overtuigd worden dat als zij zou eten en in wicht aankomen, haar vader zou ophouden met drinken. We sloten dat contract met haar vader. Toen ze van het contract hoorde, sloot ze mee te doen. Nu wordt de dochter dikker en de vader is opgehouden met drinken. Het uitgangspunt van deze strategie was dat het meisje haar vader hielp door gewicht te verliezen, want
II2 Dth 2 jaargang l mei 1981 daarmee verdoezelde ze zijn eigen angst om dood te gaan. Dus die angsten had hij niet meer. En het zou beter zijn hem te helpen door aan te komen in gewicht dan door gewicht te verliezen. Dus werd het alleen maar omgedraaid. Dit is een puur Ericksoniaanse dure. Je gebruikt de dingen – wat dan ook – die mensen op een tieve manier en met negatieve gevolgen doen, en laat ze diezelfde dingen doen, maar dan nu op een positieve manier met een positief gevolg. Zo kan je verandering teweeg brengen. Nu, zo’n soort idee was onbekend, was nog nooit eerder gebruikt. Wanneer je dit concept tot je beschikking hebt, kan je het in allerlei situaties bruiken. Ik heb ongeveer tien jaar zelf therapieën gedaan en misschien ga ik het over enige tijd wel weer doen. Ik geef onderwijs aan studenten. Wat ik hun vertel, moet op hun niveau zijn, zij moeten het kunnen uitvoeren. Dus ik besteed veel tijd aan het onderwijs van de beginselen van de therapie. Als ik een paar mensen krijg die voor het tweede jaar komen, dan kan ik interessante dingen gaan doen. Het is heel verleidelijk om ooit weer eens een paar therapieën zelf te gaan proberen. Ik heb het nu al jaren niet meer gedaan, maar ik blijf aarzelen. Ik zal er weer helemaal in betrokken raken, mijn leven zal zo veranderen. Want ik zal niet alleen maar patiënten zien, maar ook te maken krijgen met collega’s die in therapie willen en boos worden als je dat niet wilt doen. En dan hebben hun kinderen blemen en willen ze dat je hun kinderen ziet. En op het laatst zou ik te maken hebben met de zorgen van een heleboel mensen en dat wil ik liever niet. Nu, nu ik gewoon helemaal niemand zie, is daar geen sprake van. Ik kan dat probleem waarschijnlijk niet oplossen. Erickson was bereid iedereen te zien. Dus hij zag vrienden, lega’s, hij was altijd beschikbaar. Hij was ook de therapeut voor de collega-therapeuten. Als therapeuten problemen hebben, waar nen zij dan naartoe? Zij kunnen niet naar hun eigen studenten gaan en met de werkwijze van hun collega’s zijn ze het over het algemeen niet eens. Vroeger gingen ze dan vaak naar Erickson.’ Haley en Holland Aan het einde van het interview vertelt Haley over de heden en vooral de onmogelijkheden voor Europeanen om bij hem te werken of een opleiding te volgen. Haley blijkt overigens wel bereid om voor het geven van lezingen en workshops naar land te komen. ‘Het kost ons ongeveer een jaar om iemand op te leiden. Zo iemand
Haley over Erickson en Haley over Haley 113 krijgt dan een opleiding van één dag in de week, van september tot mei. Ze werken in een groep. De hele dag doen ze of ken of ze bekijken elkaars werk. Ik denk dat je het niet in een kortere tijd kan leren, in een week of twee weken of een maand. Daarom heb ik geen korte cursussen. Europeanen komen meestal voor een korte periode. Ik ben van plan om voor Europeanen de mogelijkheid te scheppen om één dag te komen observeren. Wij zijn daar nog steeds niet aan toegekomen. We hebben er ook aan gedacht voor Europeanen een cursus van een maand te geven in de zomer. In Philadelphia’:· was voor al die dingen genoeg plaats. Er was altijd een groep van zes tot acht Europeanen. Er gebeurde zoveel daar. De staf bestond uit driehonderd mensen. Toen ik bij Minuchin was in I 967 waren het er twaalf. Tien jaar later driehonderd. Zo snel maakte hij dat instituut groot. Het betekent dat er ontzettend veel gezinnen zijn, waarbij mensen kunnen gaan kijken. En er is erg veel plaats voor bezoekers. In mijn instituut is daar geen plaats voor. Ik probeer het ook klein te houden en ik houd er niet van zo groot te worden. Ik ben nu al te groot. Ik ben zeker van plan naar Holland te komen, het is alleen de vraag wanneer. Met al die studenten die ik nu heb, is het moeilijk voor mij om weg te gaan. Als je life-supervisie geeft, ben je net veel betrokken bij het gezin als de therapeut, maar je hebt wel veel meer zeer moeilijke gezinnen dan een therapeut. Daarom kan ik alleen maar tijdens de vakanties gaan. De laatste twee jaar zijn we niet naar Europa gegaan. Daarvoor gingen we bijna iedere zomer. Misschien komen we deze zomer ook wel naar Europa en land; ik hoop het.’ ” The Philadelphia Child Guidance Clinic, onder leiding van S. Minuchin.