88 Dth 1 jaargang 6 februari 1986 zich op eigen werk en vrij gedateerde literatuur (1940-1963). De vraag rijst of en waarom hypnose in dit verband niet vaker gebruikt en niet meer recent beschreven is. Gross laat zich daar helaas niet over uit. Twee hoofdstukken over incest en leermoeilijkheden, als gende problemen bij jongeren met functionele aanvallen, vormen door meer gedetailleerde behandelverslagen een goede aanvulling op Gross’ bijdrage. Weer andere auteurs trachten te komen tot een dere plaatsbepaling van biofeedback in de totale behandeling van functionele aanvallen. Zij betogen, dat lang niet iedereen seerbaar is, en geven daarom de voorkeur aan biofeedback ter sterking van eigen controlemogelijkheden van de patiënt. Hiermee verschillen zij van inzicht met Gross (zie diens eerste criterium); dit leidt echter niet tot enige vorm van discussie. Gebrek aan stevige redactie maakt dit boek tot een weinig hangend geheel, dat zich tot zoveel groepen lezers richt dat ik niet zou weten wie er met dit boek nu aan zijn/haar trekken komt. HENK MUL psychiater Amsterdam Charles J. Wooding, Geesten genezen: Ethnopsychiatrie als nieuwe richting binnen de Nederlandse antropologie. gen, Konstapel, 1984. 152 blz. Prijs: fz4,50. Sinds zijn promotie over het Surinaamse geestengeloof Winti werd de antropoloog Wooding benaderd door mensen die zich behekst of zeten voelden. ‘Geesten genezen’ beschrijft zijn werkwijze als psychiater’. De antropologische hoofdstukken over religie en ziekte in het meen zijn warrig. Twee hoofdstukken geven goede informatie over Suriname, Winti-geloof, ziekte-opvattingen en genezingsrituelen, tig voor iedereen die met Surinaamse cliënten werkt. De kern van het boek vormen acht gevalsbeschrijvingen met meestal spectaculaire nezingen. Wooding gebruikt kruidendranken, baden, rituelen, hebbende voorspellingen en opdrachten. Anders dan traditionele nezers luistert hij uitgebreid naar de cliënt. Hij verschaft echter nig achtergrondgegevens, zodat we nauwelijks de kans krijgen de tuatie in termen van meer wereldse begrippenkaders te analyseren. Het blijft steeds onduidelijk of W ooding de genezer aan het woord is, die aan het bovennatuurlijk kader genoeg heeft, of W ooding de
recensies 89 wetenschapper annex psychotherapeut. Zo schrijft hij bijv. len dat voor de genezing van behekstheid contramagie onontbeerlijk is. Maar is dat om magische redenen, of omdat men dit nu eenmaal verwacht? Jammer genoeg is W ooding nauwelijks op de hoogte van de derne psychotherapie. Door zijn absolute tegenstelling tussen terse en ethnopsychiatrie, mist hij de kans verbindingen te leggen sen beide. Op basis van één boek over hypnose uit 1946 besluit hij dat zijn cliënten niet in een trance verkeren; terwijl zijn gesprekken met geesten regelrechte voorbeelden zijn van egotoestand-therapie. Ondanks de gemiste kansen kan ik het boekje aanbevelen aan rectieve en hypnotherapeuten die hun arsenaal willen vergroten voor allochtone cliënten, en misschien ook voor autochtone cliënten met spiritistische of religieuze wanen. JOLANTHE DE TEMPE sociologe/psychotherapeute Amsterdam 0. van der Hart: Rituelen in psychotherapie: overgang en stendiging, Sociale Bibliotheek, Van Loghum Slaterus, 1984: Tweede gewijzigde druk, 354 pp. Prijs: fs1,50. Psychoanalytisch georiënteerde therapeuten vergeten wel eens, dat hun methode gebaseerd is op de ervaringen van Breuer en Freud met hypnose. De setting van een psychotherapie is erop gericht een danige bewustzijnstoestand toe te laten of op te roepen, dat diepere ervaringen tot de bewuste beleving doordringen. Sinds Breuer en Freud zijn we overspoeld door boeken, die steeds verder ingingen op methodieken, technieken en procesbeschrijvingen. De loog en psychotherapeut Onno van der Hart is in zijn dissertatie, waarvan nu de gewijzigde versie besproken wordt, op zoek gegaan naar de wortels van de psychotherapie. In vervolg op het klassieke boek van de oorspronkelijk van Nederlandse afkomst zijnde A. van Gennep (1909), Les rites de passage, zoekt hij in de psychotherapie aansluiting bij de cultuur van het dagelijks leven. Daarachter schuilt vermoedelijk de opvatting, dat mensen er zijn om elkaar te helpen. De psychotherapeut is de bescheiden, maar wel intelligente begeleider en reparateur, wanneer deze cultuur hapert. Voor die wederzijdse hulp, die vooral nodig blijkt te zijn bij ernstige tegenslagen en rouw, kent de samenleving rituelen. Het is de opdracht van de hedendaagse psychotherapeut ‘moderne’ rituelen uit te vinden en toe te passen, zo-