Jaargang 9 (1989)

recenszes George J. Pratt, Dennis P. Wood & Brian M. Alman, A Clinical Hypnosis Primer. John Wiley & Sons, 2de druk 1988, 407 p. IOI Er zijn drie opvattingen over hypnose. De eerste opvatting levert operationele criteria om uit te maken wat wèl en wat niet onder hypnose wordt verstaan, en wanneer het wèl en wanneer het niet mogelijk of zinvol is om ermee te werken. Omdat er criteria zijn en indicaties plus uitsluitingen is wetenschappelijk onderzoek in principe mogelijk. De tweede opvatting geeft een zo ruime en onduidelijke ving van dit begrip dat het niet mogelijk is, maar blijkbaar ook niet gewenst wordt. een hanteerbare grens te trekken tussen hypnose en niet-hypnose. Volgens aanhangers van een dergelijke opvatting is hypnose ook zo ongeveer altijd en bij iedereen en voor alle denkbare doeleinden de benadering bij uitstek. Wetenschappelijk onderzoek is ondoenlijk. Een derde opvatting gaat nog een stapje verder door van hypnose een universeel en metafysisch gegeven te maken. In het boek van Pratt, Wood & Alman komen we deze gen alledrie tegen, maar helaas te weinig van de eerste en te veel van de tweede en derde soort. De toon wordt door de auteurs al in hun bevlogen ‘Preface to the Expanded, Updated Edition’ (p.xi) gezet. Het is het voorwoord voor een nieuw evangelie. De kwaliteit van de twintig hoofdstukken is zeer wisselend. In grote lijnen is een sandwichstructuur te onderkennen van redelijke zakelijkheid in het derde deel, ingeklemd tussen overspannen vattingen in de overige delen. Een citaat uit hoofdstuk 4 over tie; na de obligate lippendienst aan hypnotiseerbaarheidstests volgt de zin: ‘With practice, even the least responsive patients may find hypnosis an extremely effective treatment modality’ (cursivering van mij). Ik geloof daar niets van. In het vijfde hoofdstuk wordt zelfs de quantummechanica erbij gesleept; de auteurs mogen nu zeker ook meedansen met de Woe-Li meesters van Zukav. Langdradige inductieteksten die her en der staan afgedrukt den, in het Nederlands vertaald, op de gemiddelde Riagg-cliënt of poli-patiënt een vreende indruk maken door de overdreven keus en door een tirannieke vorm van pseudotolerantie: ‘ … put your consciousness in your toe … ( … ) … not becausc you have to … but because you … want to .. .’ Maar ik zeg zelf wel wat ik wil, en mijn therapeut mag ook zeggen wat hij wil en als mij zijn suggesties lijk voorkomen zal ik hem graag het plezier doen door mee te werken. Hoofdstukken over genees-, heel-, verlos- en tandheelkunde en

102 Dth l jaargang 9 maart 1989 over pijnbeheersing zijn in een zakelijke stijl geschreven en bevatten hier en daar aardige adviezen, doch zijn over het geheel genomen oppervlakkig. Het beste hoofdstuk vind ik het dertiende van de hand van Elgar L. Baker getiteld ‘Use with severely disturbed patients’. Baker geeft aan waarom het meeste van wat in de andere hoofdstukken wordt medegedeeld niet geschikt is voor ernstig gestoorde mensen. Hij legt uit hoe je stap voor stap een therapeutische relatie opbouwt. Speciale aandacht wordt besteed aan het begrip ‘weerstand’ en aan de aanpak van acting out. Er wordt echter slechts één gevalsbeschrijving ven, aangaande een acuut psychotisch, vrijwel zeker schizofreen meisje. De beschreven benadering is vanuit psychotherapeutisch standpunt goed. Door het ontbreken van verdere behandelgegevens kan de indruk ontstaan dat deze benadering op zichzelf afdoende is geweest. Dit lijkt me zeer onwaarschijnlijk zonder gelijktijdige deling met neuroleptica. Het onvermeld laten van een dergelijk ven typeert de teneur van dit boek. Al met al is dit geen boek om aan te schaffen. Daarvoor neigt het te sterk naar wijdlopigheid en onkritische pretentie en bevat het te weinig bruikbare, praktische informatie. DICK N. OUDSHOORN Onno van der Hart e.a., Afscheid nemen: in psychotherapie. Swets & Zeitlinger, Lisse, 1987. Prijs: f 24,90. Vermoedelijk zullen er lezers zijn die bij het zien van bovenstaande titel en auteur een déjà-vu gevoel ervaren. Dat klopt. Het boek is een · aangevulde uitgave van het in 1981 bij uitgeverij Ambo verschenen boekje ‘Afscheidsrituelen in psychotherapie’. Dit feit wordt enigszins verdoezeld doordat op de omslag van het boek slechts de titel scheid nemen’ prijkt, hetgeen de indruk wekt dat Van der Hart met een vervolg op zijn eerdere werk is gekomen. De bezitter van het oorspronkelijke ‘Afscheidsrituelen’ zal echter ontdekken dat in dit nieuwe boek vijf hoofdstukken zijn toegevoegd, terwijl de rest van de inhoud vrijwel ongewijzigd is gebleven. Van die vijf hoofdstukken blijken er twee enkele jaren geleden in andere tijdschriften nen te zijn; een derde hoofdstuk is een verkorte versie van elders gepubliceerd werk uit 1980. De indeling van het boekje is echter een stuk overzichtelijker geworden door een splitsing in drie delen. Deel I, Theoretische Achtergronden, bestaat uit drie hoofdstuk-