102 Dth l jaargang 9 maart 1989 over pijnbeheersing zijn in een zakelijke stijl geschreven en bevatten hier en daar aardige adviezen, doch zijn over het geheel genomen oppervlakkig. Het beste hoofdstuk vind ik het dertiende van de hand van Elgar L. Baker getiteld ‘Use with severely disturbed patients’. Baker geeft aan waarom het meeste van wat in de andere hoofdstukken wordt medegedeeld niet geschikt is voor ernstig gestoorde mensen. Hij legt uit hoe je stap voor stap een therapeutische relatie opbouwt. Speciale aandacht wordt besteed aan het begrip ‘weerstand’ en aan de aanpak van acting out. Er wordt echter slechts één gevalsbeschrijving ven, aangaande een acuut psychotisch, vrijwel zeker schizofreen meisje. De beschreven benadering is vanuit psychotherapeutisch standpunt goed. Door het ontbreken van verdere behandelgegevens kan de indruk ontstaan dat deze benadering op zichzelf afdoende is geweest. Dit lijkt me zeer onwaarschijnlijk zonder gelijktijdige deling met neuroleptica. Het onvermeld laten van een dergelijk ven typeert de teneur van dit boek. Al met al is dit geen boek om aan te schaffen. Daarvoor neigt het te sterk naar wijdlopigheid en onkritische pretentie en bevat het te weinig bruikbare, praktische informatie. DICK N. OUDSHOORN Onno van der Hart e.a., Afscheid nemen: in psychotherapie. Swets & Zeitlinger, Lisse, 1987. Prijs: f 24,90. Vermoedelijk zullen er lezers zijn die bij het zien van bovenstaande titel en auteur een déjà-vu gevoel ervaren. Dat klopt. Het boek is een · aangevulde uitgave van het in 1981 bij uitgeverij Ambo verschenen boekje ‘Afscheidsrituelen in psychotherapie’. Dit feit wordt enigszins verdoezeld doordat op de omslag van het boek slechts de titel scheid nemen’ prijkt, hetgeen de indruk wekt dat Van der Hart met een vervolg op zijn eerdere werk is gekomen. De bezitter van het oorspronkelijke ‘Afscheidsrituelen’ zal echter ontdekken dat in dit nieuwe boek vijf hoofdstukken zijn toegevoegd, terwijl de rest van de inhoud vrijwel ongewijzigd is gebleven. Van die vijf hoofdstukken blijken er twee enkele jaren geleden in andere tijdschriften nen te zijn; een derde hoofdstuk is een verkorte versie van elders gepubliceerd werk uit 1980. De indeling van het boekje is echter een stuk overzichtelijker geworden door een splitsing in drie delen. Deel I, Theoretische Achtergronden, bestaat uit drie hoofdstuk-
recencies 103 ken. waarin Onno van der Hart ingaat op de betekenis en functie van rituelen bij het maken van een overgang van een oude naar een nieuwe situatie. Hij wijst erop dat het ritueel als een soort middel dient dat de vereiste verandering mogelijk maakt. Daarbij gaat hij in op het belang en de functie van symbolen in rituelen en geeft hij tevens enkele richtlijnen voor het selecteren ervan. Deel II bestaat uit zeven hoofdstukken waarin verschillende auteurs aan de hand van gevalsbeschrijvingen het gebruik van len illustreren. Ondanks het feit dat al deze bijdragen gebaseerd zijn op het thema ‘afscheid nemen van iets of iemand uit het verleden’, geven ze tezamen toch een gevarieerd beeld van de ruime heden van overgangsrituelen. De beschreven problematische gen waarvan afstand genomen wordt liggen onder andere op de volgende gebieden: onverwerkt overlijden, echtscheiding, nare gere ervaringen. oorlogsproblematiek, abortus en rancune na lijksproblemen. De globale lijn van het overgangsritueel bestaat uit het oproepen en laten (her)beleven van de onverwerkte emoties, waarna er op een of andere wijze afstand van genomen wordt, hetgeen een ‘nieuw begin’ mogelijk maakt. De gcvalsbeschrijvingen tonen verschillende invullingen hiervan. Zo wordt er begraven. verbrand, in zee pen en bij het grof vuil gezet. Opvallend is dat er in één geval geen sprake is van een geritualiseerde afscheidsceremonie; wat er met de symbolische steen gebeurt blijft onbekend. Dit staat echter een tief resultaat van de behandeling niet in de weg. In deel JIJ komen overgangsrituelen in een ruimer kader te staan. Vanuit respectievelijk gedragstherapeutische, psychodynamische en cultureel-antropologische hoek wordt door drie auteurs een schrijving van de functies en het nut van afscheidsrituelen gegeven. Aardig is daarbij dat het gebruik van rituelen soepel in ieder van de drie theoretische modellen in te passen blijkt. In dit deel worden tevens enkele contra-indicaties genoemd voor de aanpak met scheidsrituelen. Al met al is het een zeer informatief boekje. Het gebruik van therapeutische afscheidsrituelen wordt overzichtelijk en helder schreven en daarnaast bevatten de meeste hoofdstukken nog sante uitweidingen over aanverwante aspecten van het onderwerp. Deze variëren van een bespreking van rouw en afweermechanismen tot een verhandeling over de relativiteit van de befaamde korte duur van directieve therapie. Duidelijk komt uit het boek naar voren dat een overgangsritueel een zeer flexibele en bruikbare techniek kan zijn met veel toepassingsmogelijkheden. Het boekje is prettig leesbaar geschreven en ligt door het kleine
104 Dth I jaargang 9 maart 1989 formaat makkelijk in de hand. Jammer dat het nogal wat zetfouten bevat. In het voorwoord wordt het boek door Erika Fromm aanbevolen aan mensen vanuit allerlei disciplines die werkzaam zijn in de lijke gezondheidszorg. Daar sluit ik mij bij aan. Wat ambivalent ben ik over haar aanbeveling van het boekje aan mensen die zelf met verwerkingsproblemen zitten. Het boek is niet geschreven als hulp-gids en wanneer het toch als zodanig gebruikt wordt bestaat er een gevaar dat dit tot problemen leidt vanwege de heftige emoties waarmee het gepaard kan gaan. Goede ondersteuning vanuit de omgeving of eventueel deskundige begeleiding bij het ritueel lijkt mij een noodzaak. ANNE POLET, psycholoog