notitie 77 Hypnotherapeutische behandeling van een patiënt met verlammingen Met behulp van hypnose wil het nog wel eens lukken patiënten met conversieverschijnselen succesvol te behandelen. Na een televisie-programma waarin dit onderwerp ter sprake kwam, meldde zich een patiënte aan bij de Nederlandse Vereniging voor Hypnotherapie voor behandeling. Zij werd naar het Reinier de Graaf Gasthuis doorverwezen. Twee jaar eerder was patiënte na ernstige spanningen thuis, vrij plots in het verloop van een maand – halfzijdig gedeeltelijk lamd geworden. Lopen ging nog wel, maar de functie van de arm was verloren gegaan. Bovendien klaagde patiënte over krampen in de aangedane lichaamshelft. Patiënte was destijds neurologisch derzocht, waarbij de diagnose ‘conversieverlamming’ gesteld werd. Patiënte werd opgenomen voor een behandeling met behulp van nose. Analyse van de voorgeschiedenis – vooral van de jaren gaande aan de verlamming – leverde een leven vol stress en rampen op. De partner van patiënte was een alcoholist en werd in die tijd enige malen in psychiatrische ziekenhuizen opgenomen. Er waren grote schulden gemaakt en een goed lopend bedrijfje was failliet gaan. Er werd sindsdien van de bijstand geleefd. Bij onderzoek van de verlamde lichaamshelft bleek het been slechts licht verlamd te zijn. Lopen ging met enige circumductie; de arm en met name de vingers waren geheel paretisch, m.n. was het haar onmogelijk de vingers te bewegen. De behandeling bestond uit een revivificatie van de moeilijke riode uit haar leven voorafgaande aan het ontstaan van de ming. Afgesproken werd om een drietal zittingen hieraan te besteden, waarbij gesteld werd dat indien er geen verbetering zou zijn den, de behandeling beëindigd zou worden. Tijdens de tweede zitting, die evenals de eerste zitting zeer dramatisch verliep, kreeg patiënte de posthypnotische suggestie dat mogelijk gedurende de volgende dagen zij na een emotionele uitbarsting of sterke herinnering aan de ke tijd van vroeger, in staat zou zijn de vingers weer enigermate te bewegen. Enige dagen later bleek patiënte in staat haar vingers weer enige centimeters te buigen. Patiënte kreeg ook opnieuw last van krampaanvallen in de aangedane lichaamshelft. Observatie van een dergelijke krampaanval leverde een verdenking op voor het optreden van focale epileptische aanvallen. Er werd opnieuw een neurologisch onderzoek verricht. Hierbij
78 Dth I jaargang 6 februari 1986 werd een spastische hemiparese rechts gediagnosticeerd. gisch onderzoek leverde een verdenking op een tumor links op, fronto-pariëtaal gelegen, mogelijk uitgaande van de hersenvliezen. Patiënte werd geopereerd, waarbij de tumor (een meningeoom) heel verwijderd kon worden. Bij pathologisch anatomisch onderzoek bleek deze tumor goedaardig. Reeds enkele dagen na de ingreep porteerde patiënte een verbeterde motoriek van de rechterarm en het rechterbeen. Het is te verwachten dat op langere termijn een goed herstel zal optreden. Tot zover de bespreking van deze patiënte. Uit deze gevalsbeschrijving zijn twee dingen te leren: Als eerste is te noemen: wanneer een patiënt met een conversie[ beeld door huisarts en specialist als zonder somatische afwijkingen wordt ingestuurd, blijf dan steeds alert op de mogelijkheid dat deze heren het mis gehad hebben en er toch sprake is van een lichamelijke aandoening. Iedere verandering in ongunstige zin maakt – eventueel bij een andere specialist – een nieuw onderzoek noodzakelijk. Het tweede is de interessante bevinding dat ook bij patiënten met een verlamming ten gevolge van een lichamelijke aandoening, onder invloed van hypnose tijdelijk een verbetering bewerkstelligd kan den. De verklaring is mogelijk gelegen in een maximaal gemotiveerd zijn om de suggesties van de therapeut op te volgen. De hier ven patiënte slaagde er mogelijk daardoor in de vrijwel verlamde spieren weer tot enige activiteit te krijgen. KEES HOOGDUIN, Zenuwarts, Reinier de Graaf Gasthuis, Delft.