recensies 181 MULTIPLE PERSOONLIJKHEID W. N. Confer & B. S. Ables, Multiple Personality: Etiology, Diagnosis and Treatment. Human Sciences Press, New York, 1983, 296 blz. Prijs f 28.95. Evenals voor hypnose is gedurende de laatste jaren de aandacht sterk gegroeid voor het verschijnsel Multiple Persoonlijkheid (MP). Een stroom van artikelen en boeken wordt erover geschreven, er zijn maar liefst vier vaktijdschriften die er in het najaar 1983-voorjaar 1984 een heel themanummer aan wijdden (American Journal of cal Hypnosis, oktober 1983; Psychiatrie Annual, januari 1984; chiatrie Clinics of North America, maart 1984; International Journal of Clinical & Experimental Hypnosis, april 1984), en in september 1984 vond er de eerste internationale conferentie over plaats. Deze toenemende aandacht voor een betrekkelijk zeldzame psychiatrische stoornis hangt ongetwijfeld samen met het feit dat steeds meer chiaters, psychologen en anderen hypnose in hun praktijk zijn gaan gebruiken. Hypnose, zo is gebleken, vormt het beste instrument voor het diagnostiseren en behandelen van MP. Enige aandacht voor de kenmerken van dit betrekkelijk zeldzame verschijnsel is misschien zelfs in een boekbespreking op z’n plaats. In de DSM-III staat MP vermeld als een dissociatieve stoornis met de gende kenmerken: (1) De aanwezigheid in iemand van twee of meer afzonderlijke persoonlijkheden welke elk op een bepaalde tijd overheersen (2) De persoonlijkheid die op een bepaald moment domineert paalt het gedrag van de betrokkene (3) Elk van de afzonderlijke persoonlijkheden is veelzijdig en heel ingeïntegreerd met zijn eigen gedragspatronen en sociale relaties. Een belangrijk criterium voor de diagnose van MP is het bestaan van amnesie. Meestal is de ‘hoofdpersoon’ amnestisch voor de re persoonlijkheden, die zich op hun beurt in verschillende mate van elkaars aanwezigheid bewust kunnen zijn. Wat de etiologie van deze stoornis betreft: bij bijna alle mensen met een MP-stoornis is sprake geweest van ernstige kindermishandeling (waarvoor dissociatie een mentale uitweg heeft geboden). Het verschijnsel MP heeft een moeilijk psychiatrisch verleden achter zich. Na 1910 werd er nauwelijks meer over geschreven, misschien wel onder invloed van de toenemende populariteit van het nie’ -begrip, waaronder van alles en nog wat te pas en te onpas werd verstaan. Vooraanstaande psychiaters (Stengel bijv.) geloofden hele-
182 Dth 2 jaargang 5 mei 1985 maal niet meer in het bestaan ervan, er zou sprake zijn van simulatie of van een louter iatrische stoornis, opgewekt door de hypnotherapie zelf (opvattingen die inmiddels weerlegd zijn). Dit alles had tot volg dat de behandeling voor sommige MP-patiënten het karakter van mishandeling heeft gehad (zie Keynes, 1981 ). Er verschenen af en toe gevalsbesprekingen, die overigens meer aandacht in de populaire pers dan in de vakbladen trokken. Steeds ging het om een enkele tiënt, totdat in de jaren ’70 en ’80 verslagen van onderzoek naar en behandeling van tientallen MP-patiënten worden gerapporteerd. Evenals een vergelijkbaar werk van Watkins en Johnson (1982), gaat het boek van Confer en Ables over de behandeling van één patiënt. Na een beknopt overzicht over de literatuur op dit terrein, wordt de betreffende patiënte en haar achtergronden uitvoerig schreven. Mede via verslagen van hypnotisch-explorerende zittingen met haar wordt duidelijk gemaakt hoe deze extreme vorm van sociatie voor haar als kind een oplossing vormde voor de problemen. Ook het gebruik van hypnose als diagnostisch en rapeutisch instrument komt uitgebreid aan bod. De auteurs schuwen tegen een te snelle toepassing daarvan, omdat dit juist voor dergelijke patiënten te agressief zou kunnen zijn. Het gaat, met re woorden, om de juiste timing. Hypnose is zo belangrijk omdat daarmee de respectieve persoonlijkheden kunnen worden opgeroepen door de therapeut, in plaats van afwachten wie zich spontaan meldt. (Schreiber (1973) beschrijft in Sybil hoe de psychoanalytisch georiënteerde therapeute tegen wil en dank haar toevlucht tot nose moest zoeken, wilde ze enige invloed op de extreme dissociaties van Sybil kunnen uitoefenen). Zoals Confer en Ables helder ven, kan hypnose voorts worden gebruikt voor het veranderen van het zelfbeeld, het fuseren van persoonlijkheden en het bevorderen van integratie, het verwerken van traumatische ervaringen en het breiden van probleemoplossende vaardigheden. Er wordt veel tim materiaal geboden, dat dit alles prima illustreert. De hier gepresenteerde behandeling leidt betrekkelijk snel tot een positief resultaat; er hebben zich weinig complicaties voorgedaan. Hoewel andere auteurs ook melden dat mensen met een MP-stoornis bij ervaren therapeuten een uitstekende prognose hebben (vgl. bers, 1984), geven zij aan dat de praktijk wel eens heel wat moeilijker kan zijn dan de hier beschreven behandeling; zoals Watkins en kins (1984) het samenvatten: ‘The therapist should expect a rough me and many, many hours of worry and concern over possible dal, homicidal, or other dangerous acting-out behaviors. With these patients the 64 questions of therapy are constantly arising – tions relating to life, death, insanity, and professional careers.’
recensies l 8 3 Men kan bij elk mode-verschijnsel zijn bedenkingen hebben over de onevenredige aandacht die het opeens ten deel valt. Zo ook bij MP. Maar misschien gaat het om een noodzakelijke fase waardoor ‘het veld’ de feiten tot zich laat doordringen en op een passende wijze met het betreffende verschijnsel leert om te gaan. Confer en Ables maken op een prima manier duidelijk hoe een passende behandeling voor een MP-stoornis er uit kan zien. ONNO VAN DER HART Referenties Keyes, D. (1981), The minds of Billy Milligan. Random House, New York (Ook verschenen bij Bantam Books). Schreiber, F. R. (1973), Sybil. Regnery, Chicago (Ook verschenen bij Penquin Books). Watkins, J. G. & R. J. Johnson (1982), We, the divided self. Irvington hers, New York. Watkins, J. G. & H. H. Watkins (1984), Hazards to the therapist in the ment of multiple personalities. Psychiatrie Clinics of North America, 7 ( I ), 11 l-II9. Wilber, C. B. (1984), Multiple personality and child abuse. Psychiatrie Clinics of North America, 7 (1), 3-7. S. Schagen, Het effect van psychotherapie-meetbaarheid en resultaten. Van Loghum Slaterus, Deventer, 1983. 193 blz. Prijs: f 37.15· Dit boek is geen ‘How-to’-boek, met een opsomming van technieken, regels en adviezen voor diegenen die zich willen gaan bezighouden met het meten van de effecten van psychotherapie. Men vindt er daarentegen een kritische bespreking van de feitelijke stand van ken in het psychotherapie-effectonderzoek, waarbij de auteur zich vooral richt op de methodologische kant van de zaak. Aan de hand van inhoudelijk relevante literatuur worden methodologische men geïdentificeerd. De studies die zijn uitgekozen voor een nadere bespreking, vormen tegelijk een illustratie van de diverse oplossingen die voor die problemen mogelijk zijn. Een greep uit de onderwerpen die in het boek aan bod komen: wanneer noem je een beschreven handelingswijze psychotherapie, wat zijn criteria voor gische kwaliteit van een onderzoek, wat zijn de eigenschappen van de verschillende uitkomstmaten en hoe beïnvloeden die je sultaat, wat is de waarde van casuïstiek, wat zijn de haken en ogen