Jaargang 9 (1989)

recensies 28 3 ringen op dit terrein lopen blijkbaar achter ten opzichte van wat bekend is over slachtoffers van verkrachting (waarover Hartman en Burgess schreven). Als de redacteur echter minder op zoek was gegaan naar bekende namen, maar meer gezocht had naar perimenten,dan had het boek een aantal unieke bijdragen bevat. Een ander bezwaar is dat het onderwerp ‘behandeling’ uitgebreider aan bod had kunnen komen. Desondanks vind ik Post-traumatic therapy and victims of violence een goed boek, dat ik ondanks de hoge prijs wil aanbevelen aan een ruim lezerspubliek. De meeste auteurs – specialisten op hun terrein – hebben vaak al elders over deze materie geschreven. Er bestaat echter geen boek waarin deze informatie zo compact wordt weergegeven. ONNO VAN DER HART Referenties Dyck, R. Van (1980). Modellen in de psychotherapie. In: K. van der Velden (red.), Directieve therapie 2. Deventer: Van Loghum Slaterus, 373-384. Veer, G. van der (1988). Politieke vluchtelingen: psychische problemen en de gevolgen van onderdrukking en ballingschap. Nijkerk: Intro. J. D. Lindy, Vietnam: A Casebook. New York: Brunner/Mazel, 1988; 353 blz. Prijs: $ 40.00. Zoals Bessel van der Kolk in zijn oordeel op de omslag aangeeft, is het probleem met dit boek de titel: ‘Dit boek moet zorgvuldig zen en bestudeerd worden door alle therapeuten en onderzoekers die te maken hebben met mensen die overspoeld zijn door rende ervaringen. Het is een uitmuntend boek, en het zou jammer zijn als het alleen gelezen zou worden door therapeuten die veteranen behandelen; de gevalsbeschrijvingen zijn evenzeer van belang voor het hele spectrum van posttraumatische gevallen die de meeste therapeuten zien in hun dagelijkse praktijk.’ Of de meeste therapeuten dagelijks contact hebben met patiënten die in bare mate getraumatiseerd zijn, mag betwijfeld worden. Dat dit boek bijzonder waardevol is voor degenen die ernstig getraumatiseerde patiënten in behandeling hebben of zullen krijgen, leidt echter geen twijfel. Vietnam: A case book is de weergave van een project dat bovendien interessant is voor collega’s die niet zozeer op dit terrein gespecialiseerd zijn alswel in effectonderzoek belang stellen. Lindy

284 Dth 2 jaargang 9 september 1989 schreef het met de volgende medewerkers: Bonnie L. Green, Mary C. Grace, John A. MacLeod en Louis Spitz. Dit project behelste de behandeling van 37 Vietnamveteranen lijdende aan een chronische posttraumatische stressstoornis (PTSS) door psychoanalytisch riënteerde therapeuten. Deze behandelingen werden geëvalueerd door op het terrein van psychotrauma gespecialiseerde onderzoeksgroep, die daarvoor van een uitvoerige batterij testen en vragenlijsten bruik maakte. In het eerste deel van het boek worden vijf van deze behandelingen uitvoerig beschreven. In elke gevalsbeschrijving staat daarbij een ander aspect van PTSS centraal: verminderde betrokkenheid in het algemeen (psychic numbing), het stagneren van de persoonlijke ontwikkeling, indringende traumatische beelden, somatoforme ziekte, ernstig verlies van zelfcontrole, paranoïde reacties, en dissociatieve verschijnselen. In deel 2 worden op grond van een analyse van alle 37 behandelingen, belangrijke aspecten van de patiënt-therapeut relatie besproken. Deel 3, ten slotte, gaat over de onderzoeksopzet en de gebruikte meetinstrumenten. De therapeuten waren allen psychoanalytici, die zich al spoedig in hun respectieve behandelingen van deze veteranen realiseerden dat zij een veel actiever houding moesten aannemen dan zij gewend waren. Brieven schrijven aan allerlei instanties ten behoeve van hun ten een bekend aspect van het werken in een sociaal-psychiatrische setting vormde slechts één van hun nieuwe bezigheden. Toch bleef het zoeken naar verbanden tussen huidig gedrag van de patiënt en diens verleden de hoeksteen van de behandeling vormen; zij het dat dit verleden hoofdzakelijk Vietnam betrof. De diverse schrijvingen laten herhaaldelijk zien hoe de therapeuten ingingen op gedrag dat bij nader inzien bepaald werd door gedissocieerde matische herinneringen. De vraag waar dat gedrag in Vietnam mee te maken had, leidde in vele gevallen tot bewustwording van die inneringen. Een interessant voorbeeld biedt het feit dat de veteraan die in de vorige zitting de dood van zijn kameraad ter sprake had gebracht maar zich de details daarvan niet had herinnerd, 30 ten te laat kwam voor zijn afspraak (hoofdstuk 7). Omdat de peut dit heel ongebruikelijk van deze man vond, bood hij hem een tweede afspraak aan voor een vrijgekomen uur later die dag. Hoewel de patiënt op de parkeerplaats voor het gebouw had zitten wachten, kwam hij opnieuw 30 minuten te laat. ‘Er is iets belangrijks aan de hand met een uitstel van 30 minuten in Vietnam dat we moeten begrijpen’, merkte de therapeut naar aanleiding hiervan op. volgens begon de patiënt zich de omstandigheden rondom de dood van zijn vriend te herinneren: toen de patiënt via de radio had ver-

recensies 285 nomen dat zijn vriend onder vijandelijk vuur was komen te liggen, had hij (de patiënt) zijn officier gevraagd hem te laten evacueren. Toen na 30 minuten heftig aandringen het besluit daartoe genomen werd, bleek het te laat te zijn. Eén van de sterke kanten van dit boek betreft de rapportage en analyse van belangrijke aspecten van de patiënt-therapeut relatie. De veteranen bezagen hun therapeuten, de contacten die zij hielden met andere instanties (zoals de financier), hun motieven voor het aangaan van deze behandelingen en voor het onderzoek, de fysieke ruimte waarin zij werkten, voortdurend in het licht van hun Vietnam-ervaringen. Verspert de therapeut niet de weg als de patiënt de kamer bij gevaar zou willen uitvluchten? Wat heeft een wachte verandering van het interieur te betekenen? (Dreigt er vaar?) Is de therapeut als mens te vertrouwen? Staat hij wel aan de kant van de patiënt, ook als die vertelt aan welke gruwelijkheden hij heeft deelgenomen? Veroordeelt hij de patiënt dan niet? Maakt de therapeut de behandeling niet te gevaarlijk voor de patiënt, beeld door te snel aan te sturen op het herbeleven van traumatische gebeurtenissen? Begrijpt de therapeut er iets van dat de patiënt zich schuldig voelt dat hij nog leeft, terwijl zijn vrienden omgekomen zijn? Hoe reageert de therapeut op het feit dat de patiënt zich bij keer door familie en vrienden in de steek gelaten voelde? Hoe ervaart de therapeut de intense gevoelens van loyaliteit die de patiënt jegens hem krijgt (net als hij jegens zijn kameraden of bepaalde Vietnamese dorpelingen had)? Sommige van deze thema’s zullen specifiek zijn voor het contact met (Vietnam) veteranen; andere kenmerken ook de band met andere getraumatiseerde patiënten. Vertrouwen is altijd een kernthema. De openhartige manier waarop in dit boek geschreven wordt over de persoonlijke reacties van de therapeuten, bijv. op de halen van de patiënt, wekt veel respect. Hevige afkeer en het ven van eigen onverwerkte traumatische ervaringen waren niet gewoon. De betreffende therapeuten konden met dit soort ervaringen overigens goed terecht in de intervisiegroep die deel uitmaakte van het project. Over zo’n mogelijkheid de beschikking hebben lijkt mij in het algemeen aan te bevelen aan therapeuten die met ernstig traumatiseerde patiënten werken. De binnen dit project uitgevoerde behandelingen waren aan een door de financier vastgestelde tijdslimiet van één jaar, in ringsgevallen twee jaar, onderhevig. Meestal was dit te kort – de behandeling van chronische PTSS is als regel langdurig van aard – en riep dit heftige reacties bij de patiënten op. Toch is de geboekte en via onderzoek gedocumenteerde vooruitgang over het algemeen

286 Dth 2 jaargang 9 september 1989 indrukwekkend. Of de gevolgde werkwijze méér had opgeleverd als de therapeuten hun aanpak systematisch aangevuld hadden met schrijfopdrachten en/of hypnotherapie, blijft natuurlijk de vraag. De uitvoerige gevalsbeschrijvingen, die bij mij wel eens de behoefte daaraan opriepen, zouden interessant materiaal kunnen vormen voor een discussie over de vraag hoe directieve therapeuten de havige problematiek zouden hebben aangepakt. De in hoofdstuk 7 beschreven behandeling van een patiënt met posttraumatische sociatieve reacties, bijv., was mijns inziens gebaat geweest bij de toepassing van hypnotische technieken. De posttraumatische stress-stoornis is mijns inziens één van de psychiatrische stoornissen waarvan de aard in hoge mate bepaalt wat (per fase van de behandeling) de meest gewenste aanpak is. Net als bij onverwerkte rouw het geval lijkt te zijn, zullen succesvolle delingen uitgevoerd door therapeuten met verschillende theoretische achtergronden waarschijnlijk op gemeenschappelijke principes seerd zijn. Mede in dit licht bezien, is Vietnam: A casebook een waardevolle aanwinst voor alle therapeuten die ernstig seerde patiënten behandelen. Toch vormt de theorie niet de sterkste kant van dit boek. De dissociatieve aspecten, bijvoorbeeld van matische herinneringen waarop de behandelingen grotendeels gericht waren, komen in theoretisch opzicht onvoldoende uit de verf. Maar als leerzaam verslag van behandelingen door psychoanalytisch riënteerde therapeuten die zich snel en adequaat aan hun patiënten wisten aan te passen in plaats van het omgekeerde te verlangen, én als onderzoeksverslag vermoed ik, is het boek bijzonder geslaagd. ONNO VAN DER HART P. Watzlawick, Superoplossingen; over het slechte van het goede. Deventer: Van Loghum Slaterus, 1987, 97 blz. Oorspronkelijke titel: Vom Schlechten des Gutes oder Hekates Lösungen. München: Piper, 1986. Eind van de jaren ’60 is Watzlawick bekend geworden als de eerste auteur van ‘Pragmatics in Human Communication’. Dit boek heeft vele mensen gestimuleerd om interactieprocessen anders te gaan bekijken. In de daaropvolgende jaren kwamen er nieuwe boeken uit waar hij bij was betrokken, o.a.: ‘Het kan anders’ en ‘Is werkelijk waar?’. De thema’s lijken op die van het eerste boek. processen en vicieuze intrapsychische processen worden ontrafeld, aangetoond wordt hoe personen soms onbedoeld destructief in de