286 Dth 2 jaargang 9 september 1989 indrukwekkend. Of de gevolgde werkwijze méér had opgeleverd als de therapeuten hun aanpak systematisch aangevuld hadden met schrijfopdrachten en/of hypnotherapie, blijft natuurlijk de vraag. De uitvoerige gevalsbeschrijvingen, die bij mij wel eens de behoefte daaraan opriepen, zouden interessant materiaal kunnen vormen voor een discussie over de vraag hoe directieve therapeuten de havige problematiek zouden hebben aangepakt. De in hoofdstuk 7 beschreven behandeling van een patiënt met posttraumatische sociatieve reacties, bijv., was mijns inziens gebaat geweest bij de toepassing van hypnotische technieken. De posttraumatische stress-stoornis is mijns inziens één van de psychiatrische stoornissen waarvan de aard in hoge mate bepaalt wat (per fase van de behandeling) de meest gewenste aanpak is. Net als bij onverwerkte rouw het geval lijkt te zijn, zullen succesvolle delingen uitgevoerd door therapeuten met verschillende theoretische achtergronden waarschijnlijk op gemeenschappelijke principes seerd zijn. Mede in dit licht bezien, is Vietnam: A casebook een waardevolle aanwinst voor alle therapeuten die ernstig seerde patiënten behandelen. Toch vormt de theorie niet de sterkste kant van dit boek. De dissociatieve aspecten, bijvoorbeeld van matische herinneringen waarop de behandelingen grotendeels gericht waren, komen in theoretisch opzicht onvoldoende uit de verf. Maar als leerzaam verslag van behandelingen door psychoanalytisch riënteerde therapeuten die zich snel en adequaat aan hun patiënten wisten aan te passen in plaats van het omgekeerde te verlangen, én als onderzoeksverslag vermoed ik, is het boek bijzonder geslaagd. ONNO VAN DER HART P. Watzlawick, Superoplossingen; over het slechte van het goede. Deventer: Van Loghum Slaterus, 1987, 97 blz. Oorspronkelijke titel: Vom Schlechten des Gutes oder Hekates Lösungen. München: Piper, 1986. Eind van de jaren ’60 is Watzlawick bekend geworden als de eerste auteur van ‘Pragmatics in Human Communication’. Dit boek heeft vele mensen gestimuleerd om interactieprocessen anders te gaan bekijken. In de daaropvolgende jaren kwamen er nieuwe boeken uit waar hij bij was betrokken, o.a.: ‘Het kan anders’ en ‘Is werkelijk waar?’. De thema’s lijken op die van het eerste boek. processen en vicieuze intrapsychische processen worden ontrafeld, aangetoond wordt hoe personen soms onbedoeld destructief in de
recensies 287 weer zijn en er worden tips gegeven hoe men daarbij kan ingrijpen. Beide boeken zijn minder goed dan het eerste. Het lijkt alsof de auteurs ondanks het gebrek aan nieuwe mededelingen toch willen publiceren en daarom allerlei voorbeelden uit de literatuur en schap beschrijven die de lezer misschien wel met bewondering men over de eruditie van de schrijvers, maar niet veel inzicht schaffen in de processen waar het over zou moeten gaan. Dat is jammer want sommige van de observaties waren wel degelijk vant: zoals bijvoorbeeld over de ongelukkige neiging van mensen om naar utopieën te streven. Of de neiging van mensen om alleen gen te nemen met ‘volledige’ oplossingen, waardoor ze helemaal niks oplossen. De titel van het nieuwste boekje van Watzlawick doet denken dat het over dat laatste gaat. Als dat zo is dan heeft de schrijver dat goed weten te verhullen. Het boek lijkt eigenlijk nergens over te gaan. In een aantal hoofdstukjes tracht de auteur lopende en al overbekende fenomen te illustreren: Bijvoorbeeld, dat het nastreven van zekerheid onheil brengt, waarbij de bekende kerlak weer eens aan de duizendpoot vraagt hoe hij nou precies loopt; dat het gevaarlijk is zich door ideologieën te laten leiden; en dat onverwacht positieve acties soms onverwachte positieve reacties uitlokken. Dit gebeurt allemaal met sprookjesachtige verhalen van de strekking onduidelijk is en die zich niet laten lezen als echte sprookjes, terwijl de auteur zich bovendien niet ontziet om achtigheden te debiteren in de vorm van ‘meneer 1. D. Oloog’ als het gaat om het gevaar van ideologizeren. of ‘meneer hypochon’ als het gaat om iemand die in de weer is met dokters. Eén fenomeen wordt wel treffend geïllustreerd: het gevaar van ‘meer van hetzelfde’, het verkeerde idee van mensen dat het herhalen van iets succesvols nog meer succes oplevert. Het is jammer dat Watzlawick dit niet op zichzelf heeft toegepast en zich deze afgang niet heeft bespaard. ALFRED LANGE