recenszes N. Draijer, Seksueel misbruik van meisjes door verwanten; een landelijk onderzoek naar de omvang, de aard, de ronden, de emotionele betekenis en de psychische en matische gevolgen. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1988, 399 blz. Het onderzoek van Nel Draijer naar seksueel misbruik van meisjes is in de massamedia al uitvoerig besproken. Het zou echter jammer zijn wanneer de auteur, vanwege deze aandacht van het grote publiek, verstoken bleef van recencies in de vakpers. Zij heeft een lijk onderzoek uitgevoerd en is er bovendien in geslaagd om dit onderzoek overzichtelijk te rangschikken en in heldere taal weer te geven. In hoofdstuk 2 wordt de aard van de steekproef en de respons geschetst. In hoofdstuk 3 introduceert en beargumenteert zij haar definitie van ‘seksueel misbruik’ en de operationalisaties ervan. In de bijlagen treft men wat dat betreft de noodzakelijke precieze tie aan. In hoofdstuk 4 worden de eerste data gegeven met king tot de prevalentie. De dramatische cijfers zijn inmiddels bekend. Hoofdstuk 5 beschrijft de aard van het seksueel misbruik dat in het onderzoek naar voren is gekomen. Belangrijk is daarbij dat de auteur niet heeft volstaan met het stellen van losse vragen en het geven van de ‘rechte tellingen’ maar ook heeft getracht tot een soort index te komen waardoor men de ernst van het seksueel misbruik kan ven. Voorlopig gebeurt dat nog met behulp van slechts vier rieën, van licht tot zeer ernstig. In haar eigen analyses heeft ze daar nog niet zoveel mee gedaan, maar het vormt een uitgangspunt voor verder onderzoek waarin de ernst van het ondergane seksueel bruik gerelateerd kan worden aan het vóórkomen van psychiatrische klachten. De aanwijzingen dat seksueel misbruik sterk samenhangt met tal van psychiatrische symptomen, zoals paniekstoornissen, depressies en eetstoornissen blijken volgens hoofdstuk 9 legio te zijn, zowel in het nu uitgevoerde als in eerdere onderzoeken die door de auteur worden genoemd. In hoofdstuk 6, 7 en 8 wordt specifiek ingegaan op de emotionele betekenis en het belang van bijkomende gezinsfactoren, zoals affectieve verwaarlozing. In hoofdstuk 10 wordt een overzicht gegeven van de werkzaamheden van instanties die met het fenomeen te maken hebben terwijl hoofdstuk 1 r en 12 tenslotte de conclusies en aanbevelingen nog eens op een rij zetten. Inmiddels is de eerste druk van Seksueel misbruik van meisjes door verwanten uitverkocht, en het is nog niet zeker of er een herdruk komt. Als dat inderdaad niet het geval is dan zou dat jammer zijn, aangezien deze ‘wetenschappelijke uitgave’ veel informatiever is dan het ‘populaire’ boekje dat over dit onderzoek onder de titel Een lege
recensies 369 plek in mijn geheugen is verschenen (75 blz.). Ik zou de lezers van Dth in ieder geval willen aanraden om de uitgebreide versie te lezen. Niet alleen vanwege de grote hoeveelheid nuttige informatie die het bevat over een onderwerp waarover meestal meer ideologisch dan wetenschappelijk is gepubliceerd, maar ook omdat het plezierig is om eens een boek te lezen waaruit men kan leren dat het plegen van verantwoord en relevant onderzoek zonder dikdoenerij mogelijk is. ALFRED LANGE Daniel P. Brown & Erika Fromm, Hypnosis and Behavioral Medicine. New Jersey: Lawrencc Erlbaum Associates, 1987, 290 blz. Daniel P. Brown & Erika Fromm, Hypnotherapy and noanalysis. New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates, 1986, 374 blz. De twee hier besproken boeken gaan over de toepassing van hypnose bij verschillende vormen van psychotherapie. Zij vormen een geheel, maar kunnen ook apart worden gelezen. Brown & Fromm laten zien hoe de bijzondere kenmerken van de hypnotische trance aan de behandeling een duidelijke meerwaarde kunnen geven. De lezer wordt zich ervan bewust dat hypnose alleen een ging kan zijn aan de psychotherapeutische behandeling en niet een vervanging ervan. Deze boeken hebben dan ook tevens, meer dan elk ander mij bekend boek over hypnose, het karakter van een — knopt – leerboek over psychotherapie in het algemeen. Dit is vooral wat ze bijzonder en aanbevelenswaard maken. In Hypnosis and Behavioral Medicine wordt de toepassing van nose beschreven in de gedragstherapie bij psychosomatische- en gedragsstoornissen en bij slechte gewoonten. Het eerste hoofdstuk behandelt de moderne inzichten in de dragstherapie, en de jongste tak daarvan: ‘Behavioral Medicine’. Een van de belangrijkste betreft de rol van cognitie in de verklaring van afwijkend gedrag. Omdat hieraan doorgaans ook andere factoren ten grondslag liggen, menen de auteurs dat ook de behandeling vaak multimodaal moet zijn. Gedragstherapeutische interventies kunnen geleid worden door psychodynamische overwegingen en kunnen heel goed samen gaan met bijv. farmacotherapie. In alle gevallen besteden zij aandacht aan het voorkomen van terugval. In het volgende hoofdstuk worden de verschillende aspecten van