recensies 369 plek in mijn geheugen is verschenen (75 blz.). Ik zou de lezers van Dth in ieder geval willen aanraden om de uitgebreide versie te lezen. Niet alleen vanwege de grote hoeveelheid nuttige informatie die het bevat over een onderwerp waarover meestal meer ideologisch dan wetenschappelijk is gepubliceerd, maar ook omdat het plezierig is om eens een boek te lezen waaruit men kan leren dat het plegen van verantwoord en relevant onderzoek zonder dikdoenerij mogelijk is. ALFRED LANGE Daniel P. Brown & Erika Fromm, Hypnosis and Behavioral Medicine. New Jersey: Lawrencc Erlbaum Associates, 1987, 290 blz. Daniel P. Brown & Erika Fromm, Hypnotherapy and noanalysis. New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates, 1986, 374 blz. De twee hier besproken boeken gaan over de toepassing van hypnose bij verschillende vormen van psychotherapie. Zij vormen een geheel, maar kunnen ook apart worden gelezen. Brown & Fromm laten zien hoe de bijzondere kenmerken van de hypnotische trance aan de behandeling een duidelijke meerwaarde kunnen geven. De lezer wordt zich ervan bewust dat hypnose alleen een ging kan zijn aan de psychotherapeutische behandeling en niet een vervanging ervan. Deze boeken hebben dan ook tevens, meer dan elk ander mij bekend boek over hypnose, het karakter van een — knopt – leerboek over psychotherapie in het algemeen. Dit is vooral wat ze bijzonder en aanbevelenswaard maken. In Hypnosis and Behavioral Medicine wordt de toepassing van nose beschreven in de gedragstherapie bij psychosomatische- en gedragsstoornissen en bij slechte gewoonten. Het eerste hoofdstuk behandelt de moderne inzichten in de dragstherapie, en de jongste tak daarvan: ‘Behavioral Medicine’. Een van de belangrijkste betreft de rol van cognitie in de verklaring van afwijkend gedrag. Omdat hieraan doorgaans ook andere factoren ten grondslag liggen, menen de auteurs dat ook de behandeling vaak multimodaal moet zijn. Gedragstherapeutische interventies kunnen geleid worden door psychodynamische overwegingen en kunnen heel goed samen gaan met bijv. farmacotherapie. In alle gevallen besteden zij aandacht aan het voorkomen van terugval. In het volgende hoofdstuk worden de verschillende aspecten van
370 Dth 4 jaargang 9 november 1989 hypnose beschreven, samen het domein van de hypnose genoemd (zie voor uitgebreide research besprekingen: Fromm & Shor, 1979). Het wordt besloten met overwegingen over het gebruik van hypnose in de gedragstherapie. Hoofdstuk 3 geeft een gedetailleerd en systematisch raamwerk voor de behandeling van chronische pijn, hoofdpijn, hypertensie, asthma, maag-darmklachten. huidziekten en stoornissen in het muunsysteem. Belangrijk is de aandacht voor individuele verschillen in hoe patiënten hun klacht beleven, maar ook in de behandelwijzen. Zo geven de auteurs het advies om met een symptoomgerichte dering te beginnen, maar de strategie te wijzigen zodra de patiënt niet (meer) goed reageert. Meestal openbaart zich dit al vrij snel. Omdat elk onderdeel wordt begonnen met de psychobiologie van de ziekte. krijgen niet alleen de interventies een rationale, maar wordt de lezer ook geprikkeld zelf interventies te bedenken. De hypnotherapeutische behandeling van hoofdpijn geeft een goede illustratie van de meerwaarde van hypnose, bijv. de geweldige variatiemogelijkheden om interventies individueel toe te snijden. Het boek wordt besloten met de behandeling van roken, problemen. alcoholisme en andere verslavingen, seksuele dysfuncties en slaapstoornissen. Ook dit deel is waardevolle literatuur voor nict-hypnotherapeuten. Voor elk probleem wordt de taxatie sproken, en zaken als zelfregulatie, cognitieve en sociale controle en terugvalpreventie. Ook overwegingen voor dynamische pie worden gegeven, alsmede suggesties voor verdere research. Als een rode draad gaat d(‘cir Hypnotherapy and Hypnoanalysis dat dynamische hypnotherapie niet alleen meer eisen aan de hypnotiseur als psychotherapeut stelt maar ook aan wat de auteurs noemen de kunst van het hypnotiseren. Meer aandacht dan in het andere boek wordt besteed aan de bijzondere hypnotische relatie. en met name het overdrachtsaspect daarvan; aan de hypnotiseerbaarheid en zondere hypnotische vaardigheden, en aan trancediepte. Heel zorgvuldig is het derde hoofdstuk over het leren ren. Het eerste deel wordt besloten met een helder toegelichte schrijving van de belangrijkste inductie- en verdiepingstechnieken. Deel II, Clinical Hypnosis, bestaat uit vijf hoofdstukken. Drie daarvan zijn theoretisch-technische uiteenzettingen. Daarna volgt een hoofdstuk over klinische toepassingen en het boek wordt besloten met een uitgebreide casus. Hoofdstuk 5 behandelt de taxatiefase waarin tot een behandeling wordt besloten en wat de plaats van hypnose daarin kan zijn. De auteurs herhalen hun aanbevelingen om symptoomgericht te begin-
recensies 37 I ncn, maar dat niet langer vol te houden dan 3 tot 5 zittingen, indien er geen vooruitgang (meer) is. Dit is namelijk een sterke aanwijzing dat er dieperliggende emotionele problemen zijn en/of stoornissen. Dit soort adviezen, her en der verspreid in het boek, is één van de waardevolle kenmerken ervan. In het volgende hoofdstuk worden de technieken van de sche hypnotherapie besproken. Uiteraard veronderstellen Brown & Fromm hierbij het bestaan van een onbewuste. Of men het met hun psychoanalytische visie eens is of niet: elke hypnothcrapeut benut op een of andere wijze de veranderingen in het bewustzijn die merkend zijn voor de hypnotische trance. De cliënt beleeft, verbeeldt en verwoordt wat in hem omgaat op een andere manier dan in de waaktoestand. Hij reageert ook anders op wat de therapeut zegt en doet. Hoe de auteurs hiermee werken – en daar kan elke therapeut zijn voordeel mee doen – wordt zichtbaar in de volgende hoofdstukken. Eerst worden theorie en praktijk van de hypnoanalyse besproken. De grootste nadruk krijgt uiteraard het verschil met de psychoanalyse, dat vooral in het voordeel van hypnoanalyse uitvalt. Als de lezer ten slotte bij het 8e hoofdstuk is aangeland met het gevoel goed toegerust te zijn voor de klinische toepassingen wordt bij hem/haar de innerlijke spanning van het boek voelbaar. De spanning tussen teveel en niet genoeg, tussen de behoefte het hele therapeutische veld te bestrijken en de veelzijdigheid van thologie en psychotherapie. De spanning tussen: hoe meer men weet, hoc meer men zich bewust is van wat men niet weet. Dit wordt goed geïllustreerd door de paragraaf over hypnoanalyse bij ontwikkelingsstoornissen. Het in 8 stappen onderverdeelde delingsprotocol volgt de verschillende vroege ontwikkelingsfasen op inderdaad vernieuwende wijze, geeft in eerste instantie een idee van helderheid en snelle toepasbaarheid, maar roept bij nadere wing, en zeker met een specifieke cliënt in gedachten, meer vragen op dan het beantwoordt. Dezelfde soort overwegingen krijgt men bij de overigens rende en goed leesbare gevalsbeschrijvingen van een hypnoanalyse bij een ernstig gestoorde getraumatiseerde patiënte. De auteurs hebben iets gedaan wat misschien niet echt mogelijk is, maar wel noodzakelijk. Het onmogelijke zit hem in het uitputtend willen schrijven over hypnose. Het noodzakelijke in het gen en integreren van wat er is om verdergaande differentiatie lijk te maken. En zo zijn deze boeken een steun voor het werk van nu, en een uitdaging voor dat van morgen. MJCHFL F. \1. HOYER