Jaargang 6 (1986)

recenszes D. Meichenbaum en M. E. Jaremko (eds.), Stress Reduction and Prevention. Plenum Press, New York, 1983, 499 blz., $32.50 De samenstellers hebben een dertiental bijdragen bijeengebracht en van commentaar voorzien. De naam Meichenbaum doet hierbij recht vermoeden, dat het gaat om de cognitieve stroming binnen de gedragstherapie. Het boek bevat drie delen. Het eerste deel wordt gevormd door een literatuuroverzicht, waarin de research rondom het onderwerp stress door een drietal auteurs nog eens op een rij wordt gezet. Voor wie de publikaties enigszins heeft bijgehouden biedt dit gedeelte nig nieuws. Gekende gedragstherapeutische technieken als tische desensitisatie, flooding en modeling worden met een cognitief sausje overgoten; het intrappen van een aantal open deuren wordt daarbij niet geschuwd. Bij de behandeling van stress wordt meestal een angsthiërarchie opgesteld, vergelijkbaar met het voorbereiden van systematische desensitisatie. De nadruk wordt vervolgens gelegd op het aanleren van een adequate cognitieve zelfinstructie bij het cessievelijk doorwerken van de angst-hiërarchie. Aardig is wel in dit verband de observatie van Epstein, dat deze methode niet alleen als voorbereiding op een stress-volle gebeurtenis bruikbaar is, maar ook goede resultaten biedt bij verwerking van een dergelijke gebeurtenis in de voorstelling. Het tweede gedeelte bestaat uit een verbindende tekst tussen het eerste en het derde gedeelte. Vanuit de beschreven research trachten de auteurs een theoretisch handvat te bieden voor ma’s m.b.t. stress-management. Dit is een nuttig hoofdstuk, omdat het de gemeenschappelijke elementen van dergelijke programma’s nog eens op een rij zet. Nieuw en revolutionair zijn de ingrediënten echter allerminst. Hooguit is enigszins nieuw de nadrukkelijkere dacht voor het transactionele aspect. Eén van de consequenties van, nl. het verschuiven van de focus van individu naar grotere en complexere gehelen wordt nu en dan wat duidelijker uitgewerkt. In het derde gedeelte komen namelijk de meer specifieke singsgebieden van trainings-programma’s aan de orde. Deze worden onderverdeeld in: medische problemen (als omgaan met den), specifieke populaties (bijv. rekruten) en trauma-verwerking (zoals verkrachting). Dat in bepaalde gevallen een training van een complete groep zeer effectief kan zijn in het omgaan met tische gebeurtenissen wordt indrukwekkend beschreven door Ofra

recensies 36 I Ayalon, die in een journalistieke, vaak telegram-achtige stijl de bereiding beschrijft van groepen Israëlische kinderen op aanvallen van terroristen. Eveneens de moeite waard is het hoofdstuk van onen en Kilpatrick over het helpen van de slachtoffers van een krachting. Dit geeft aan hoe de hulpverlening nog in de nen staat. Tot veel meer dan ontspannings- en gen, gedachtenstap, covert modeling, rollenspel en ‘geleide loog’ komen ook deze auteurs niet. De doelstelling van het boek was lovenswaardig: niet ‘meer van hetzelfde’, maar: ‘de lezer helpen een meer kritische consument op de anti-stress-markt te worden.’ Juist vanuit die kritische instelling moet geconstateerd worden, dat deze doelstelling niet geheel bereikt wordt. Voor de beginnende therapeut biedt het boek een aantal lijk gegroepeerde uitgangspunten voor het opzetten van een programma. Daarbij is zowel oog voor de specifieke aanpassingen, die per individu noodzakelijk kunnen zijn, als voor de context van de problematiek. Ten slotte wordt door Meichenbaum de nadruk gelegd op de raliseerbaarheid van de coping-mechanismen. Deze moet ontstaan door het repertoire flexibel te houden. Misschien is dat wel wat chotherapeuten onder het ontwikkelen van inzicht verstaan. PAUL VAN RUNDEREN psycholoog/ gedragstherapeut RIAGG Zuid/Nieuw-West, Amsterdam Milton H. Erickson & Ernest L. Rossi, Exploraties in therapie. Van Loghum Slaterus, Deventer, 1983, 332 blz. taling (Ton Wilken) van Hypnotherapy, an exploratory book. lrvington, 1979. Door vele van zijn leerlingen en cliënten, de grens tussen beide groepen is niet altijd nauwkeurig te trekken -, wordt Erickson gezien als de grote leermeester van het onderbewuste, dat, zoals hij zelf stelt, gesitueerd is in de rechter (niet dominante) hersenhelft. Als leraar van de linker (dominante) hersenhelft, die vaak gezien wordt als de plaats waar het bewuste zelf en het rationele inzicht huizen, is hij minder succesvol. Dit verklaart misschien ook dat Erickson vooral bekend geworden is door de inspanningen van zijn volgelingen en exegeten als Haley, Rossi, Zeig en Rosen. Hoewel hij een vijftigtal artikelen heeft geschreven over hypnose en hypnotherapie,