Jaargang 5 (1985)

84 Dth l jaargang 5 februari 1985 zoek, naar mijn idee, moet leiden luidt (vgl. Barber, 1980; Fricton, 1981): welke hypnotische en eventueel hypnotherapeutisçhe ken kunnen ontwikkeld worden die ook werkzaam zijn bij mensen, die niet of nauwelijks scoren op ‘hypnotiseerbaarheidstests’? Het wondert mij dat die vraag zo vaak verwaarloosd wordt. ONNO VAN DER HART Referenties Barber J. ( I 980 ), Hypnosis and the unhypnotizable. American Journal of nical Hypnosis, 23, 4-9. Bramwell, M. (1896), La guérison des obsessions par la suggestion. Revue de /’hypnotisme, tome Il, 49-51. Beahrs, J. 0. & Humiston, K. E. (1974), Dynamics of experiential therapy. American Journal of Clinical Hypnosis, 17, 1-14. Dijck, R. Van, Spinhoven, P. & Commandeur, J. (1984), Factoren van belang bij de werkzaamheid van toekomstgerichte autohypnose bij fobische tiënten. Dth, 4 (1), 26-41. Edelstien, M. G. (1981), Trauma, trance and transformation. Brunner/Mazel, New York. Nederlandse uitgave: Trauma en trance. De Toorts, Haarlem, 1984. Faure, L. (1898), La thérapeutique des obsessions. Henri Jouve, Parijs. Fricton, J. (1981), The effects of direct and indirect hypnotic suggestionfor analgesia in high and low susceptiable subjects. Master’s Thesis, UCLA, School of Dentistry. Hart, 0. van der (1982), Flexibiliteit van de hypnotherapeut verses seerbaarheid van de cliënt: Een kritiek op Spinhoven. Dth, 2 (4), 366-373. Hoogduin, K. & Jong, P. de (1984), Hypnotiseerbaarheid en hypnotherapie bij dwangneurose: eerste bevindingen. Dth, 4 (4). Janet, P. (1903), Les obsessions et la psychasthénie, vol. l. Félix Alcan, Parijs. Udolf, R. (1981), Handboek of hypnosis for professionals. Van Nostrand hold, New York. Watkins, J. G. (1971), The effect bridge: A hypnoanalytic technique. Intern, Journal of Clinical & Experimental Hypnosis, 19 (1), 21-27. Hypnotiseerbaarheid en hypnotherapie bij dwangneurose; antwoord aan Onno van der Hart Onno van der Hart maakt duidelijk dat hij een andere mening heeft over de betekenis van hypnotiseerbaarheidsbepaling bij patiënten met een dwangneurose dan wij. Dat is zijn goed recht. Aldus probeert hij te voorkomen dat er belemmeringen ontstaan

discussie 85 voor het zoeken naar hypnotische technieken voor de behandeling van patiënten met een dwangneurose. En dat was, zij het nog lend geformuleerd, toch wel de bedoeling van de auteurs. Wanneer uit onderzoek gebleken is dat er een effectieve behandelingsstrategie voorhanden is voor patiënten met een bepaalde klacht, dan heeft een patiënt met die klacht o.i. recht op een dergelijke behandeling. Dit sluit niet uit dat er verder onderzoek naar een eventueel nóg vere strategie zal moeten blijven plaatsvinden, met of zonder nose. Eerst wanneer een dergelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, zal blijken of de discussie die nu gevoerd wordt – op grond van enkele casuïstische mededelingen over het resultaat van hypnose bij ten met een dwangneurose en één zelfmeegemaakte verbetering bij een dergelijke patiënt – überhaupt nog wel gevoerd zal moeten den. KEES HOOGDUIN & PAULA DE JONG