referaat Hypnose als hulpmiddel bij patiënten met wonden In psychologisch opzicht spelen schrik, angst, schuldgevoelens en boosheid een rol in de acute fase bij patiënten met brandwonden. ter komen de aanpassingscapaciteiten onder druk te staan en zien we vaak depressieve reacties. Om met bovengenoemde acute reacties om te gaan staan vele gen open, variërend van farmacologische tot (psycho)therapeutische. De medische toepassing van hypnose is een hulpmiddel in de deling van deze patiënten. Deze is vooral gericht op pijncontrole, het versterken van het zelfbeeld en de egofuncties en het verhogen van de algehele weerbaarheid, waardoor de kans op infecties kleiner zou worden. In het julinummer van 1983 van het American Journal of Clinical Hypnosis is een viertal artikelen over de toepassing van hypnose bij brandwonen verschenen. Deze gaan in op de rol van hypnose in de acute fase (I en 2) en over de mogelijkheid het genezingsproces te versnellen en de pijn te reduceren (3 en 4). Dabney (1) benadrukt het belang van snelle interventie. Hij beveelt aan hypnose te gebruiken in de fase dat de patiënt nog een vernauwd bewustzijn heeft. De patiënt denkt aan weinig anders dan de brand, de wonden, de pijn en de factoren die een rol gespeeld hebben bij het ontstaan van de brand; woede op degene die het ongeluk heeft oorzaakt of schuldgevoelens over zijn eigen fout. Dabney beschrijft zijn methode, waarbij opvalt dat hij benadrukt dat het medische team de volledige zorg overneemt van de patiënt, zodat de patiënt zich kan wijden aan zijn eigen genezing. Het bieden van ontspanning middels hypnose en het leren van een ‘cue’ om later via zelfhypnose ontspanning te bereiken zijn van belang. Met behulp van beeldspraak wordt de patiënt de mogelijkheid gegeven te ervaren hoeveel invloed hij heeft op de doorbloeding in zijn eigen lichaam (‘Heeft u wel eens gezien hoe rood iemands gezicht kan worden als zij aan iets denkt, of hoe iemands gezicht wit weg kan trekken als hij schrikt?’). De nische ervaring was dat het een uitstekend middel bleek om de tiënt met brandwonden te helpen, zowel in de initiële als in de latere fase. Margo/is et al. (2) probeerden op meer wetenschappelijke gronden aan te tonen dat hypnose een positieve invloed heeft bij patiënten met brandwonden. Zij vergeleken elf patiënten met brandwonden die met hypnose behandeld werden (meer dan 10% van de Total Body
278 Dth 3 jaargang 5 augustus 1985 Area was aangedaan), met elf gematchte patiënten die geen hypnose hadden gekregen. Van de elf patiënten uit de experimentele groep bleken er zes goed hypnotiseerbaar en vijf niet of nauwelijks. De hypnotische procedure kwam in feite neer op relaxatie en imaginatie van plezierige omstandigheden en duurde vijf tot tien minuten. Als parameters werd de duur van de behandeling in het hospitaal men en wat de fysiologische parameter betreft werd gekeken naar de vochtinneming en -uitscheiding op de tweede dag van opname. Ze vonden geen verschil tussen de experimentele en de controlegroep. Wel was er, wat betreft de vochtuitscheiding, een significant verschil tussen de goed hypnotiseerbare patiënten en de controlegroep. De perimentele, goed hypnotiseerbare patiënten produceerden significant meer urine. De auteurs plaatsten zelf terecht veel vragen bij de thodologie, maar gaven geen verklaring voor het gevonden verschil of de klinische relevantie daarvan. Moore & Kap/an (3) gebruikten bij vijf patiënten, die bilateraal aan de extremiteiten vergelijkbare (tweedegraads) brandwonden hadden, de patiënt als zijn eigen controle. Dit werd gedaan door de positieve suggesties ten aanzien van genezing en pijncontrole voor slechts één lichaamshelft te geven. Dit was onbekend bij degenen die de temperatuur opnamen en de vergelijkingsfoto’s maakten. Zij vonden dat vier patiënten aan de ‘experimentele’ kant sneller genazen en dat de vijfde patiënt op een bepaald moment het verschil wegwerkte door de therapeutische suggestie, met goed resultaat, ook aan de kant te gebruiken. Volgens de schrijvers viel, zoals op grond van de literatuur te verwachten was, op dat met name een verbeterde bloeding te constateren viel in de met hypnose behandelde ten. Hammond et al. (4) gebruikten hypnose als middel om dering te krijgen bij zes vrijwillige proefpersonen bij wie teel, door middel van zonnelampen, een eerstegraads verbranding werd geïnduceerd. Wederom werden deze personen als hun eigen controle gebruikt. Slechts voor één dij werden de analgesiesuggesties gegeven. Het resultaat was dat er significant minder pijn, tuur en roodheid werden gemeten aan de ‘experimentele’ zijde. Dit onderzoek vertoonde ook vele methodologische tekortkomingen, maar was volgens de schrijvers toch van waarde omdat het onder controleerde omstandigheden had plaatsgevonden. Deze vier artikelen, die zeker geen voorbeeld zijn van goed opgezet onderzoek, weerspiegelen de interesse die er is en de moeite die daan wordt om de rol van hypnose zowel klinisch als experimenteel te onderbouwen. Ze sluiten aan bij andere publikaties, waarin de
referaat 279 werkzaamheid van hypnose bij de behandeling van brandwonden wordt besproken (o.a. 5). Ze illustreren ook het dilemma, waarop de medische toepassing van hypnose stuit: de methode werkt bij vele tiënten, maar bij welke wel en welke niet (invloed van baarheid?) en via welke wegen wordt dan de genezing wel bevorderd? In dat opzicht is te hopen dat de aanwijzingen, dat mentale sen, mede middels hypnose, invloed kunnen uitoefenen op het muunapparaat (6), verder onderbouwd kunnen worden. Tot dan moeten we er genoegen mee nemen dat hypnose via een onbekend mechanisme werkt en een goede aanvulling kan zijn bij de ling van patiënten met brandwonden. ERIK HOENCAMP psychiater Referenties 1. Dabney, M.E. (1983), Emergency room hypnosis for the bumed patient. American Journa/ of Clin. Hypnosis, Vol. 26, no. I. 2. Margolis, C.G” B.B. Domangue, C. Ehleben & L. Shrier (1983), Hypnosis in the early treatment of burns: a pilotstudy. American Journal of C/in. Hypnosis, Vol. 26, no. I. 3. Moore, L.E” & J.Z. Kaplan (1983), Hypnotically accelerated burns wound healing. American Journal of Clin. Hypnosis, Vol. 26, no. !. 4. Hammond, D.C” W.R. Keye & C.W. Grant (1983), Hypnotic analgesia with burns: an initia! study. American Journal of C/in. Hypnosis, Vol. 26, no. 1. 5. Dabney, M.E. (1979), Hypnosis in burn therapy. In Hypnosis. Elsevier North Holland. 6. Ader R. (1980), Psychosomatic and psycho-immunologic research, somatic Medicine, Vol. 42, no. 3.