Jaargang 4 (1984)

recensies 377 ring door vermelding van andere invalshoeken zou in ieder geval niet misplaatst geweest zijn. Sommige bijdragen zijn gewoon bedroevend qua riaal. Uit de aanwezigheid van één, soms twee, gen, moeten wij besluiten dat het samenvattingen betreffen van soms door anderen geschreven artikelen. Anderzijds verdient een voor de praktische seksuologie belangrijk man als B. Zilbergeld welgeteld twee literatuurverwijzingen, dit in één bijdrage. Zonder ons verder te verliezen in detailkritiek, zoals het overmatig gebruik van stigmatiserende woorden als frigiditeit (ironie, door de redacteur zelf verworpen, p. 410), of de afwezigheid van een lijst met geneesmiddelen welke een invloed kunnen hebben op het seksuele beuren, of de vermelding dat schizofrenie een recessief erfelijke ziekte is (p. 108), kunnen we besluiten dat dit boek zeker geen aanwinst is. LIEVEN MIGERODE, klinisch psycholoog, werkzaam in de niek voor seksuele dysfuncties van het Communicatiecentrum te Lovenjoel. Robert L. DuPont, M.D. (ed.), Phobia: A Comprehensive Summary of Modern Treatments. Brunner/Mazel, Ine., New York, 1982. 252 blz. Prijs $ 25 Nodig alle deskundigen van een bepaald vakgebied uit op een gres, laat ieder een kort verhaal doen en bundel die bijdragen in een boek. Robert DuPont, de samensteller van het boek over deling, lijkt uitermate tevreden over zijn recept, als betrof het een nieuwe vondst. Al is het idee niet nieuw, er is inderdaad reden tot voldoening over dit boek vanwege de grote samenhang én rieerdheid. Het begon allemaal met de Second Annual Phobia Conference 1980 waar deskundigen uit heel Amerika en Canada verzameld waren en voor het tweede achtereenvolgende jaar met elkaar ideeën den over hun werkwijze bij de behandeling van fobici. De meesten werkten al langere tijd met fobie-patiënten, vaak in een klinische ting, en konden putten uit een rijke ervaring. Redacteur DuPont bundelde de congresbijdragen van hen en verzorgde de verbindende en inleidende teksten, zodat, ondanks een totaal van 24 gevarieerde bijdragen, een boek met samenhang kon ontstaan. Hiertoe wordt óók bijgedragen door de achterliggende pragmatische filosofie die dere schrijver lijkt aan te hangen: het fobische probleem is complex,

378 Dth 4 jaargang 4 november 1984 de aanpak is complex, dus: laat ieder zijn steentje bijdragen. Iedere auteur pleit met enthousiasme voor zijn eigen aanpak als één lijke benadering. En zo ontstaat een zeer gevarieerd boek. Als den komen aan de orde: individuele therapie, relatietherapie en groepstherapie, zowel met medepatiënten als met ex-patiënten. Er wordt gewerkt met video, met bandrecorder, voorlichtende literatuur, met dagboeken, met monitoring-technieken en met medicatie. Veel artikelen hebben het over een eclectische of integrale aanpak, seerd op zowel psychodynamische en gedragstherapeutische als chofarmacologische behandelingsmethoden. Ik moest bij het lezen van deze bijdragen denken aan onze huidige kijk op en behandeling van verschijnselen als hyperventilatie en stoornissen. Het gaat dan om een kluwen van verschijnselen die kaar negatief beïnvloeden zoals: gestoorde cognities, negatief denken, doemdenken, een gering zelfconcept, intensieve preoccupatie, angst voor controleverlies, anticipatieangst, faalangst en een gestoorde waarneming van buiten- en binnenwereld. Naast deze psychische processen zijn er dan ook nog de fysiologische processen die zowel oorzaak als gevolg kunnen zijn van de eerdergenoemde len. Het achterliggende theoretisch idee is dat het bij dit soort men gaat om de hele mens met zijn psychische, somatische en sociale processen die elkaar circulair beïnvloeden en dat er diverse ken voor behandeling zijn die de positieve spiraal van verbetering op gang kunnen brengen. Met het monocausale verklaringsmodel wordt duidelijk afgerekend, ten gunste van het circulaire verklaringsmodel. Het doet goed, veel van bovengenoemde invalshoeken goed werkt terug te vinden op verschillende plaatsen in dit boek. Ik noem nog enkele ideeën of behandelingsvormen uit verschillende stukken die mij aanspraken. – Bij veel artikelen wordt gepleit voor het centraal stellen van een dragstherapeutische aanpak en een aktieve inschakeling van de tiënt ‘omdat je met inzicht alléén niet ver komt’. – Vooral het (negatief) denken moet aangepakt worden, omdat dat het meest hardnekkig is. – Kern van de fobiebehandeling moet zijn dat de patiënt minder ‘other-dependent’ moet worden en moet leren steun en stevigheid bij zichzelf te vinden. – Geopperd wordt dat het overtuigend is aangetoond dat sommige MAO-remmers en tricyclische drugs als Imipramine effectief kunnen zijn als ondersteunende medicatie bij sommige fobische len. – Het gebruikmaken van zelfhulpgroepen en het aantrekken van ex-

recensies 379 fobici als co-therapeuten kan van groot nut zijn bij de deling: het idee van de AA: de Alcoholics Anonymous. – Een fobie heeft in sommige relaties de ‘nuttige’ functie van middel. Het boek is geboren in de praktijk en ontleent zijn waarde vooral aan de tientallen inspirerende en gevarieerde praktische tips. Wat naar mijn mening te veel ontbreekt is een kritisch afwegen en lijken van de verschillende behandelingsmethoden. Het circulair klaringsmodel lijkt gestimuleerd te hebben tot een soort trum advies, terwijl dit evengoed had kunnen uitlopen op een werk-advies. Nu lijkt het motto te zijn: doe zoveel mogelijk tegelijk, dan is succes verzekerd: ieder steentje draagt bij. Een beter motto was naar mijn mening geweest: doe wat effectief helpt in de specifieke situatie: welk steentje levert hier de beste bijdrage. De aanpak stoort mij niet alleen door gebrek aan wetenschappelijke fectiviteit, maar ook door gebrek aan praktische en economische fectiviteit. In het huidige Nederland met zijn bezuinigingen alom lijkt een veelzijdige behandeling van fobici, op basis van wekenlange nische opname, niet haalbaar. Wetenschap en economie vragen om maatwerk. Ondanks deze kritiek, moet geconcludeerd worden dat dit boek helder en inspirerend is en veel goede ideeën voor behandeling draagt. DICK KORTEKAAS, psycholoog, Dercksencentrum, Amsterdam. Hanscarl Leuner, Katathymes Bilderleben. George Thieme Verlag, Stuttgart en New York, 1981. 185 blz. Prijs DM 44 Hanscarl Leuner werkt ruim 25 jaar met een vorm van droomtherapie, die hij ‘Katathymes Bilderleben’ noemt. Hij schreef ongeveer dertig artikelen en organiseerde meerdere trainingen. De praktijk en theorie van zijn methode zijn gebaseerd op concepten uit de autogene training van Schulz en op hypothesen uit de lyse. Er is veel verwantschap met hypnotherapie. De auteur heeft zijn boek geschreven in de vorm van een seminar verdeeld in twintig lessen van ongeveer een uur. Het boek doet wat zwaar en grondig aan; dit komt door het gebruik maken van nogal wat klassieke psychiatrische termen naast een toch al niet speelse