Jaargang 4 (1984)

254 Pathologische jaloezie Kees Hoogduin & Marti Troost r. Inleiding Onder pathologische jaloezie* wordt verstaan die jaloezie die treedt zonder dat er een zg. derde aanwezig is of zonder dat aan een derde gegeven wordt wat onthouden wordt aan de partner (Du Boeuff, 1938, p. 9). Bedoeld wordt een hevige irrationele jaloezie die onderscheiden kan worden van de zg. excessieve jaloezie en waarbij ten minste enige aanleiding bestaat (Mooney, 1965). Bij de sche jaloezie overheerst onzekerheid over de situatie, bij de waan is er de rotsvaste overtuiging, het zeker weten dat er een derde is. De pathologische jaloezie moet onderscheiden worden van die vormen van jaloezie waarbij de jaloerse partner zijn jaloezie als egodystoon, als een obsessie, beleeft, in tot de gische jaloezie die als ego-syntoon wordt beleefd. Wanneer de jaloezie als een dwanggedachte beleefd wordt, zal de patiënt zelf hulp zoeken voor zijn klachten. De betrokkene ervaart de gedachten als onzinnig en kwellend (vgl. Cobb & Marks, 1979). thologische jaloezie is niet alleen moeilijk voor degene die er aan lijdt, maar ook voor de partner die geleidelijk steeds meer rekening moet gaan houden met die jaloezie en onaangename consequenties moet dragen wanneer hij of zij zich niet houdt aan die regels die door de partner gesteld worden. Wanneer de relatie niet al in een vroeg stadium verbroken raakt, zien we dat de niet-jaloerse partner in toenemende mate situaties gaat vermijden die tot moeilijkheden aanleiding zouden kunnen geven, zoals alleen uitgaan, na het werk nog wat rondhangen in een café e.d. De jaloerse partner gaat zolang door met vragen van bewijzen van liefde en trouw dat het als lijk wordt ervaren, temeer daar de geleverde bewijzen reeds na korte tijd aanleiding geven tot nieuwe twijfels en vragen. Soms slaagt de partner erin enige geruststelling te bieden, maar na korte tijd is het * In DSM-111 wordt Pathologische Jaloezie gerubriceerd bij de paranoïde soonlijkheidsstoornis (zie p. 309, zie ook p. 196) . …………………. ” …….. ” ……………………………………………… ” ………………… ” ………. . c. A. L. HOOGDUIN, zenuwarts, is hoofd van PAAZ van het St. kenhuis te Delft. M. TROOST, maatschappelijk werkster, is verbonden aan de PAAZ van het Gemeenteziekenhuis te Dordrecht.

Pathologische jaloezie 255 effect ervan weer verdwenen. Het valt echter niet mee altijd even vriendelijk te reageren op dat gevraag. Vaak ontstaat er irritatie en boosheid, wat tot gevolg heeft dat er nog meer getwijfeld wordt aan de liefde. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de directieve venties die bij de behandeling van pathologische jaloezie gebruikt kunnen worden. De behandeling sluit aan bij de aanpak van gedachten. Rachman (1983) veronderstelt dat niet alleen de ne obsessies aldus behandeld kunnen worden, maar mogelijk ook waanachtige opvattingen en wanen. Foa (1979) daarentegen vond dat juist cliënten met een ego-syntoon waanachtig beleven van de inhoud van intrusive gedachten therapie-resistent waren. 2. Een voorstel tot behandeling Zoals in de inleiding al vermeld is, heeft de pathologische jaloezie een grote relationele betekenis. Niet alleen wordt de partner door het symptoom geknecht, maar diezelfde partner bekrachtigt met zijn of haar reacties de jaloezie. Dit kan op diverse manieren gebeuren. De jaloerse cliënt probeert de onzekerheid en preoccupaties over de gelijke ontrouw op te heffen door vragen te stellen aan de partner. Wanneer deze door beantwoording erin slaagt geruststelling te schaffen, verdwijnt (tijdelijk) de onzekerheid en ontstaat een gevoel van satisfactie. Wanneer de partner met boosheid reageert, is het gelijk dat de jaloerse cliënt hieruit opmaakt dat de partner inderdaad overweegt weg te gaan (evt. naar de ander). Het wisselend geïrriteerd en vriendelijk reageren op de vragen kan als intermitterende tiging worden gezien. Dit kan een aanknopingspunt voor het bepalen van de therapeutische strategie vormen. Binnen het kader van een teractionele strategie is het goed mogelijk ook enige meer op het vidu gerichte interventies toe te passen (zie schema 1). I. Het opheffen van de onzekerheid. Wanneer bij de taxatie een lang bestaande onzekerheid gevonden wordt, of wanneer factoren wezen kunnen worden die de onzekerheid in de hand gewerkt ben, zoals een langdurig onder psychische druk staan of teerd zijn geweest met een ernstig psychotrauma als het overlijden van een kind of ouder, maar ook een uitputtende lichamelijke ziekte, zal de behandeling zo mogelijk op beïnvloeding van deze factoren richt moeten zijn. Naast bestrijding van bepaalde uitlokkende ren kan de cliënt een assertiviteitstraining volgen, lid worden van een vrouwenpraatgroep, een sportvereniging e.d. Bij cliënten die met pa-

256 Dth 3 jaargang 4 augustus 1984 versterking van de onzekerheid

over (on)trouw onzekerheid/ twijfel <-1 pathologische jaloezie .___ 2 preoccupaties met (on)trouw van de <--- 3 partner vraaggedrag aan partner over (on)trouw <-6 <--5 , __, partner wordt boos partner woordt vriendelijk, geruststellend factoren (toegenomen stress, ziekte e.d.) versterking van de pre- occupaties met l (on)trouw ,_________. stelling + factie bekrachtiging Schema 1: Vicieuze cirkels bij een paar met pathologische jaloezie (de cijfers in het schema corresponderen met de plaatsen in het schema waar tische interventies mogelijk zijn) thologische jaloezie aangemeld worden, lijkt het niet waarschijnlijk dat op deze manier alle problemen opgelost worden. Wel kan op een bepaald moment van de behandeling een dergelijke training vinden. 2. Het positief etiketteren van de jaloezie. Gebruikelijk is dat op het moment van aanmelding de jaloezie dusdanig ernstige vormen heeft aangenomen dat ook de buren en familieleden ervan op de hoogte zijn. Ziekelijk jaloers is een omschrijving van jaloers gedrag dat ook in de volksmond iets anders is dan gewoon een beetje jaloers. Niet alleen de intensiteit dus, maar ook de jaloezie wordt als anders zien. Een beetje jaloezie wordt gebruikelijk als niet al te prettig, maar toch ook als een teken van belangstelling van de partner beleefd. Het positieve etiket: 'Uitingen van jaloezie zijn tekenen van een grote, diepgaande liefde voor de ander' sluit meestal goed aan bij de vingswereld van de cliënt. Bovendien worden de 'zieke' kanten van de cliënt in een gunstig daglicht gesteld (zie ook Van der Velden et al., 1980). Het positief etiketteren kan een wijziging van het zelfbeeld bij de cliënt bewerkstelligen. De negatieve uitingen tegenover de part- Pathologische jaloezie 257 ner worden plots tekenen van liefde. Ook de reactie van de partner kan hier mede door beïnvloed worden. Op het voortdurend gevraag en gecontroleer kan hij met boosheid reageren. Wanneer hierachter een grote liefde veronderstelt wordt, bestaat de mogelijkheid dat de agressieve uitingen afnemen (vg. ook interventie 5). Bovendien wordt door het positieve etiket het prestige van de cliënt op niveau bracht, waardoor wanhoop en demoralisatie mogelijk verminderen. 3. De satiatie. De ziekelijke preoccupaties met betrekking tot de ontrouw kunnen behandeld worden met een satiatie-procedure zoals die door Rachman (1971, 1976) voor dwanggedachten ontwikkeld is. Er zijn aanwijzingen dat deze procedure ook bruikbaar is voor de morbide preoccupaties met betrekking tot de gezondheid, de komst en minderwaardigheid (vgl. Hoogduin, 1981; zie Cobb & Marks, 1979). De methode lijkt bij de ziekelijke preoccupaties met loezie ook bruikbaar. De cliënt moet een of meerdere malen per dag gedurende een kwartier de preoccupaties met betrekking tot de (on)trouw van de partner zelf oproepen. De latente tijd (d.i. de tijd die het kost voor de cliënt erin slaagt de preoccupaties zelf op te wekken) en de tijd (maximaal 15 minuten) dat dit volgehouden wordt, worden treerd. Dit zelf oproepen kan geschieden in een 'time-out'-situatie, bijv. in de badkamer of op zolder (zodat het in alle rust kan ren). Ook kan deze oefening plaatsvinden in aansluiting aan drag aan de partner (vgl. interventie 5). 4. Het beëindigen van het vraaggedrag. Met vraaggedrag wordt doeld het geheel van vragen, verwijten en veronderstellingen dat op de partner wordt afgevuurd. De keten twijfel en jaloezie -> drag -> antwoord van de partner -> (soms) satisfactie, moet broken worden. Een mogelijkheid is de cliënt geen vragen meer te ten stellen. In de praktijk werkt dit niet. De cliënten zijn zo door de jaloezie gepreoccupeerd dat zij zich, heel begrijpelijk overigens, de mond niet laten snoeren. Beter is het de cliënt wel vragen te laten stellen, maar de partner dusdanig te instrueren dat de keten toch doorbroken kan worden (zie interventie 5 en 6); de partner woordt dus niet langer. 5. De time-out en het beëindigen van de bekrachtiging door de ner. Door geen antwoorden meer te geven, wordt de keten jaloezie -> vraaggedrag -> antwoord -> satisfactie doorbroken. De partner krijgt het advies niet meer te proberen de vragen te beantwoorden (helpt toch niet), maar zal de partner verwijzen naar een time-out tuatie, alwaar hij/zij zich zelf met deze twijfels kan bezighouden (vgl. Hoogduin et al., 1977). Hieraan kan een satiatieoefening (zie ventie 3) of een ‘zware registratie’-opdracht gekoppeld worden. Bij de

258 Dth 3 jaargang 4 augustus 1984 ‘zware registratie’ zal de cliënt gedurende een vaste tijd alle ten over de jaloezie die hem/haar te binnen schieten nauwgezet ren. De aversieve component die bij de time-out-procedure al zig is, wordt hierdoor verder versterkt. 6. Beïnvloeding van de agressieve uitingen van de partner. Hiervoor kan een zelfcontrole-procedure gebruikt worden. De partners zullen als zij boosheid voelen opkomen, het toneel moeten verlaten. Een bij deze problematiek geschikte oplossing is dat zij ook werkelijk het huis uitgaan, bijv. gedurende een half uur. In aansluiting op drag of opmerkingen over de jaloezie, moeten de partners op advies van de therapeut het veld ruimen, iets dat door de cliënt met jaloezie als ongewenst wordt beleefd. Mochten de partners toch vragen beantwoord hebben of zijn zij toch boos geworden, dan kan men hen zich aan zelfbestraffing laten blootstellen. Bijv.: de partner zal contingent aan zijn boosheid of antwoord geven een taak verrichten die vooral voor de cliënt plezierig is, maar die voor de partner enige onaangename kanten heeft (bijv. afwassen, stofzuigen, boodschappen doen, sportschoenen invetten). De hier besproken interventies worden vooral in combinaties bruikt (bedoeld wordt: gedurende de behandeling worden diverse terventies gebruikt). Zo zal de therapeut kunnen beginnen met een positief etiketteren; de volgende zitting een interventie voor agressie van de partner kunnen geven en de daarop volgende zitting de man/ vrouw vragen geen antwoord meer te geven, maar de partner naar een time-out-situatie te verwijzen. Geleidelijk aan zal ook aandacht gegeven moeten worden aan het weer gezamenlijk en alleen dingen ondernemen (bijv. samen uitgaan, alleen naar een voetbalvereniging, alleen naar de buren). 3. Klinische ervaringen De behandeling van zes gevallen van pathologische jaloezie (vijf vrouwen en één man) die volgens het hier beschreven model deld zijn, is wisselend verlopen. Eén cliënt heeft ten tijde van de handeling een recidief psychose met paranoïde wanen en akoestische hallucinaties gekregen (deze cliënt was bekend met recidiverende chosen); twee cliënten zijn gescheiden; één overweegt te scheiden; de overige twee zijn erin geslaagd bij elkaar te blijven en het symptoom op te geven. Bij het noemen van deze resultaten (?) is het onduidelijk welke behandeling als succesvol aangemerkt moet worden. Zeker is dat het vertrekpunt van de therapeut niet is geweest dat de patholo-

Pathologische jaloezie 259 gische jaloezie het beste opgelost wordt door een scheiding na te ven. In alle gevallen verkeerde het paar op het moment van ding in een ernstige crisissituatie. De eerste doelstelling van de deling is steeds geweest weer enige rust in de relatie te krijgen, zodat er meer mogelijkheden voor constructieve interventies zouden zijn. Toch besloten twee (drie) paren dat het zo welletjes geweest was; zij gebruikten de wat rustiger toestand om de beslissing te nemen te trekken. 4. Bespreking Symptomen kunnen ontstaan binnen een relatie waar één van de twee binnen die relatie niets meer te zeggen heeft. Met behulp van de symptomen is het mogelijk macht binnen de relatie te verkrijgen. Bij de pathologische jaloezie wordt die macht ook verkregen: de partner wordt langzaam maar zeker door deze jaloezie geknecht. Toch ken de partners van de hier beschreven mensen niet de indruk de dienst te willen uitmaken. Integendeel, hun geduld, genuanceerde stellingname en bereidheid vergaand rekening te houden met andere mensen in het algemeen en de partner in het bijzonder, vallen op. Zij maken een stabiele indruk vergeleken met hun nogal emotionele partner. Redelijke, verstandige mensen waarbij het nu ook weer niet onbegrijpelijk is dat de partner weinig te vertellen heeft. Steeds weten ze het precies, ze wassen al af voor erom gevraagd wordt, de schoenen staan dik in het vet voor erom gevraagd wordt; eigenlijk is alles steeds in orde. Met zo’n geduldig en verstandig iemand te ten leven, kan benauwen, kan insufficiëntiegevoelens vergroten en kan ook het gevoel geven altijd ongelijk te hebben, het altijd keerd te doen. Zo kan iemand ook bij een dergelijke partner toch op een gegeven moment binnen de relatie niets meer te vertellen hebben. Met behulp van de pathologische jaloezie zou de mogelijkheid nen ontstaan hier uit te geraken en dingen te veranderen. De sieve ontladingen van die aardige partner ontstaan meestal wanneer de negatieve escalatie zich verder ontwikkeld heeft. De hier beschreven aanpak neutraliseert de machtsaspecten van de pathologische jaloezie als volgt: het symptoom wordt als positief tikketeerd; de partner verlaat het huis wanneer het vraaggedrag neemt; de cliënt verwijdert zich als de preoccupaties de kop opsteken. In vijf van de zes gevallen is de jaloezie ten slotte verdwenen; voor twee (drie) van deze vijf heeft dit wel een scheiding betekend. lijk is de pathologische jaloezie een symptoom dat vooral voorkomt bij relaties waarbinnen geen liefde meer is.

260 Dth 3 jaargang 4 augustus 1984 Referenties A.P.A. (1980), American Psychiatrie Association Diagnostic and Statistica! Manual of Mental Disorders. Third Edition. Washington. Boeuff, C.W. du (1938), Over de jaloersheidswaan. Proefschrift. Ruys, phen. Cobb, J.P. & I.M. Marks (1979), Morbid Jealousy as Obsessive-Compulsive Neurosis: Treatments by Behavioral Therapy. Brit. J. Psychiat. 134, 301- 305. Foa, E.B. (1979), Failure in Treating Obsessive Compulsives. Behav. Res. & Ther. 17, 169-176. Hoogduin, C.A.L., 0. van der Hart, R. Van Dyck, L. Joele & K. van der Velden (1977), De interactionele behandeling van dwangmatig controleren. In: K. van der Velden (red.), Directieve Therapie I. Van Loghum Slaterus, Deventer. Hoogduin, C.A.L. (1981), Over de behandeling van cliënten met dachten. Dth, 1 (2), 124-134. Mooney, H.B. (1965), Pathologie Jealousy and Psychochemotherapy. Brit. J. Psychiat. 111, 1023 + rn42. Rachman, S. (1971), Obsessional Ruminations. Behav. Res. & Ther. 9, 229- 235. Rachman, S. (1976), Obsessional Compulsive Checking. Behav. Res. & Ther. 14, 269-2n Rachman, S. (1983), Failure in Treating Obsessions. In: E.B. Foa & P.M.G. Emmelkamp (eds.), Failure in Behavior Therapy. Wiley, New York. Velden, K. van der, 0. van der Hart & R. Van Dyck (1980), Positief ren. In: K. van der Velden (red.), Directieve Therapie 2. Van Loghum terus, Deventer.