In de schaduw van Don Giovanni Kees van der Velden Inleiding Ideeën over ons vak zijn niet altijd het rechtstreekse gevolg van het bestuderen van vakliteratuur, het volgen van cursussen en het nen van wetenschappelijke vergaderingen. Ervaringen in het gewone leven kunnen evenzeer leiden tot inzichten waaraan wij in ons werk op een of andere manier iets hebben. Dit artikel gaat over zo’n ervaring. Het is een beschrijving van mijn wederwaardigheden bij het bestuderen van de opera Don vanni, en, aansluitend, de Don Giovannifiguur in de psychiatrie. Aan de orde komen (onder meer): de psychologie van de Don guur, de opera, de dynamiek van de partnerkeus, de mysterieuze Donna Anna, het verschijnsel ‘reactieformatie’, de vroegkinderlijke ervaringen van Oblomow, de personality disorders volgens DSM m, de moraal, de psychologie van Don Ottavio, en het nut van de kunst voor psychiaters en psychotherapeuten. De titel van dit opstel verdient mogelijk toelichting. Er wordt mee aangegeven dat de psychiatrie en de psychotherapie zich naar mijn mening in de schaduw van de kunst ophouden, dat de hier teerde overwegingen op geen enkele manier het zicht op de opera en zijn hoofdfiguur mogen belemmeren, en ten slotte, dat zich in de schaduw van Don Giovanni een geheel ander type man ophoudt, waarover wij nog te spreken komen. Een kenner van opera ben ik niet, zelfs mag ik mij door een tekort aan kennis en natuurlijke affiniteit geen liefhebber van het genre men, maar Don Giovanni maakte een verpletterende indruk op mij. Ik koester natuurlijk de hoop dat de lezer die van huis uit evenmin vertrouwd is met het verschijnsel opera, mede door dit artikel zin krijgt om toch naar deze muziek te luisteren en het libretto te lezen, maar om de loop van het betoog te volgen hoeft men niets van ziek of libretto te weten: het gaat gewoon over het werk. De lezer die wel van opera houdt wil ik bij voorbaat geruststellen K. VAN DER VELDEN (1944) is werkzaam bij de afdeling Psychiatrie van de Riagg Noord-Oost (RNO) in Rotterdam. Hij is eindredacteur van dit schrift.
In de schaduw van Don Giovanni 359 met de mededeling dat nergens geprobeerd wordt Mozart, Don vanni of wie dan ook te ‘verklaren’. Don Giovanni in de psychiatrie Don Giovanni is in de psychiatrie geen onbekende. Hij is het type van de fallisch-narcistische man. Wanneer hij zijn capaciteiten niet primair op seksueel gebied ontplooit, maar bijv. in de schap of in bestuurlijke functies, wordt hij de Don succes genoemd. Dit type uit de Spaanse vertelkunst werd in de psychiatrie duceerd door Rank (1922) en kreeg in de Nederlandse psychiatrische en psychoanalytische wereld vooral bekendheid dankzij Kuiper (1967; 1984). Hoewel de typeringen Don Giovanni en Don succes vaak gebruikt worden, bijv. ter aanduiding van de de persoonlijkheid van mannen met een involutiedepressie of een hartinfarct, leerde een volgens eigen regels uitgevoerde enquête bij analytisch opgeleide supervisanten mij dat het verhaal van Don vanni bij de gebruikers van deze typeringen slechts zeer ten dele kend is. “t Is iemand die achter de vrouwen aanzit’, zo weet men te len. ‘Hij heeft een gebrekkige gewetensfunctie’, heet het. Zo weinig als men van Don Giovanni’s wederwaardigheden weet, zo veel weet men van zijn drijfveren: hij weert passief-feminiene tendenzen af, hij moet zich ervan overtuigen dat hij niet gecastreerd is, hij is gefixeerd in de rivaliteit met de vaderfiguur. ’t Komt er dus op neer dat Don Giovanni ‘eigenlijk’ een Jan Hen is, die ook nog iets aan zijn ogen mankeert. Maar als hij ‘eigenlijk’ zo is, waarom laat hij zich dan niet nen door een potig verpleegsterstype? Antwoord: Dat zou hij wel len, maar dat durft hij niet. Hij is bang dat hij homoseksueel zal ken. Deze verklaring geeft de doorgaans niet overdreven viriel voerde werker in de geestelijke gezondheidszorg een geweldige doening. Niet hij is de bleekscheet, maar Don Giovanni, ‘eigenlijk’. ‘Dat komt ervan’, denkt de hulpverlener die een gedecompenseerde man in handen krijgt, ‘Dan had hij zijn passieve verlangens maar niet moeten afweren.’ De involutiedepressie, de laaiende paranoïdie, het infarct – het zijn straffen voor de held die teveel riskeerde.
360 Dth 4 jaargang 4 november I 984 De opera Op 29 oktober 1787 ging de opera Don Giovanni in Praag in re. Muziek: W. A. Mozart. Tekst: Lorenzo da Ponte. (In de zaal vond zich Casanova.) Da Ponte’s libretto was geïnspireerd door een of meer van de vele versies van het in 1630 door Tirso de Molina gedramatiseerde El Burlador de Sevilla y Convidado de Piedra, wat betekent: De Losbol van Sevilla en de Gast van Steen. Het is het haal van Don Juan, de verleider, die niet alleen vrouwen ongelukkig maakt maar ook de vader van een van zijn slachtoffers vermoordt. Deze vader, de ‘commandant’, verschijnt aan het eind van het haal in de vorm van een tot leven gekomen standbeeld, dat Don Juan ten slotte naar de hel brengt, waar hij voor zijn zonden kan boeten. Het drama van Tirso inspireerde onder anderen Molière, Poesjkin, Goldoni, Byron, Balzac, Musset en Bernard Shaw tot het maken van eigen varianten (Sauls, 1960). Gräwe (z.j.) vermeldt dat er meer dan 350 versies van het oorspronkelijke verhaal verschenen zijn. Ik meld dit om aan te geven dat het thema kennelijk iets fascinerends heeft voor theatermakers, schrijvers en publiek. Van de versie van Mozart & Da Ponte maakte Joseph Losey enkele jaren geleden een film. De versie van Mozart en Da Ponte Hoofdpersonen: Don Giovanni. Vrouwenjager. Op een mensenleven kijkt hij niet. Hij liegt of het gedrukt staat. Vrolijkheid en charme kunnen hem niet ontzegd worden. Van hypochondrische neigingen, lenten of dwangmatige preoccupaties geen spoor. Wanneer hij aan het eind van de opera de gelegenheid krijgt berouw te tonen over zijn wandaden maakt hij daarvan geen gebruik. De aankondiging dat duivelen hem aansluitend naar de hel zullen afvoeren lijkt geen langrijke invloed te hebben op zijn humeur. Leporello, knecht van Don Giovanni. Clownesk persoon. Houdt een lijst bij met veroveringen van zijn meester (‘In Italië veertig; in Duitsland tweehonderdeenendertig; honderd in Frankrijk; in Turkije eenennegentig, in Spanje reeds duizenddrie.’) Schudt houdend het hoofd over het gedrag van zijn baas, maar verlaat hem pas wanneer Don Giovanni dood is. Is Don Giovanni meer gen dan Don Giovanni hem. Donna Anna. Wordt verleid door degeen naar wie het drama ge-
In de schaduw vana Don Giovanni 361 noemd is. Ze weet zich los te rukken. Wanneer haar vader, de mandant’, haar te hulp wil komen wordt deze gedood door Don Giovanni. Donna Anna rouwt gedurende de gehele opera uitbundig om het verlies van haar vader. Dit tot verdriet van haar verloofde, Don Ottavio. Op dit stel komen we nog terug. Don Ottavio zullen we hier als een sterk meevoelende man omschrijven, iemand die het beste met zijn verloofde voor heeft. Donna Elvira. Is bedrogen door Don Giovanni. Er is iets dat haar verhindert te geloven dat hij niet te vertrouwen is en er is iets dat haar steeds dóet geloven dat hij het deze keer goed met haar meent. Misschien oriënteert ze zich te veel op wat de held van het verhaal omtrent zijn bedoelingen meedeelt. Zij wordt steeds teleurgesteld en is daar aanhoudend ontzet over. Men kan haar volgen wanneer zij te langen leste – na Don Giovanni’s dood besluit het klooster in te gaan. Masetto. Jonge boerenknecht. Vurig, hartstochtelijk, sterk tegen onrecht gekant, jaloers. Een pummel, zou je zeggen, maar mer (1977) geeft hem een belangrijke plaats in de geschiedenis van het sociale drama. Hij tracht het op te nemen tegen Don Giovanni, die hem zijn liefje wil afnemen. Dit liefje is Zerlina. Misschien wordt Masetto wel een pummel gevonden dat wij diep in ons hart vinden dat Zerlina niet zo heel goed bij hem past, niet zo goed als zij bijv. bij ons zou passen. Tegen Don vanni blijkt zij opgewassen. Wanneer Masetto haar ervan verdenkt dat ze voor de charmes van de held gezwicht is, zingt ze: ‘Sla mij, sla mij, mijn Masetto. Sla je arme Zerlina. Ik zal hier wachten als een lam, en elke klap van je verdragen. Ik zal je mijn haar uit laten ken, ik zal je mijn ogen laten uitrukken, en dan zal ik je heerlijke ve handen gelukkig kussen’. Pathologische jaloezie is moeilijk te handelen, maar dit middel, toegediend door een heerlijk zingende praan, lijkt mogelijkheden te bieden. Helaas kunnen wij over deze Zerlina niet doorgaan. De Commandatore. Wat een Commandatore precies is weet ik niet, maar ’t is in elk geval een belangrijke functie. Vader van Donna Anna. Wordt reeds in de eerste akte door Don Giovanni gedood. Bij zijn graf wordt een standbeeld geplaatst: de ‘commandant’ te paard. Aan het eind van het stuk komt hij wederom tot leven en is dan de ‘stenen gast’ die Don Giovanni zijn einde aanzegt. De vrouwen zijn allen sopranen. Don Giovanni is een bariton, net als Leporello en Masetto. Don Ottavio is een tenor. De commandant is een bas. Het verhaal speelt zich af in steeds wisselende decors. Er vinden
362 Dth 4 jaargang 4 november 1984 verkleedpartijen plaats, waardoor niet duidelijk wie wie is, en soms wordt de verkeerde op zijn gezicht geslagen. Alle hoofdpersonen, met uitzondering van Leporello, hebben op haar of zijn wijze aanzienlijke bezwaren tegen Don Giovanni. De opera bestaat uit de presentatie van Don Giovanni’s loosheid en de weinig succesvolle pogingen van de anderen om hem te grazen te nemen. Wij zullen ons nu niet verder aan de loop van het verhaal wijden. Men moet dit zelf lezen, horen, zien. De dynamiek van de partnerkeus Analytici proberen mensen vooral te begrijpen vanuit hun eigen tieven, waarbij ze gesteund worden door een theorie over deze ven. Mozes kan bij wijze van spreken begrepen worden vanuit zijn schuldgevoel jegens zijn vader, Leonardo vanuit zijn bi-seksuele stelling en Don Giovanni vanuit zijn gevecht tegen zijn zgn. feminiene tendenzen. Zouden echter miljoenen mensen naar het theater gaan om daar een man in zijn strijd tegen zijn homoseksuele inslag waar te kunnen nemen? Het is niet waarschijnlijk. Men kan een dergelijk duel ook dichter bij huis zien. Nee, de fascinatie door de Don Giovanni-figuur moet niet verklaard worden uit de motieven van Don Giovanni, maar uit de motieven van degenen die door Don Giovanni neerd zijn: dat zijn vooral de dames die er niet in slagen zich aan zijn charmes te onttrekken. (Het zijn niet de theaterbezoekers. Die zijn niet gefascineerd door een playboy, maar door alles wat er op het neel gebeurt.) Omdat ik mij niet te gemakkelijk van de vraag wat vrouwen in Don Giovanni zien wilde afmaken, verdiepte ik mij in de literatuur. Ik las over masochisme, vadermoord en moederbinding, narcisme en zelfdestructie, projectie, overdracht, wellust en vernedering, almacht en intrusie. Ik las ook: Die Zweierbeziehung; Spannungsursachen; Störungsmuster; Klärungsprozesse; Lösungsmodelle; Analyse des bewussten Zusammenspiels in Partnerwahl und Paarkonflikt: Das Kollusions-Konzept, door Jürg Willi (1975). Die Willi! Hij maakt duidelijk dat de ene mens de andere niet bij toeval kiest. En ook dat het niet alleen maar liefde is die de ene mens aan de andere bindt. Er komt erg veel bij kijken. Om een indruk te geven zal ik wat noemen. Das Thema ‘Liebe als Einssein’ in der narzisstischen Kollusion. (Het is geen goed teken wanneer U zich verheugt in de harmonie waarin U met Uw levenspartner leeft.) Das Thema ‘Liebe als Einander-Umsorgen’ in der oralen Kollu-
In de schaduw van Don Giovanni 363 sion. (Voor elkaar zorgen is ook niet goed.) Das Thema ‘Liebe als Einander-ganz-Gehören’ in der anal-sadistischen Kollusion. (‘O! Als ik toch eens de jouwe mocht zijn”.’ zeggen is niet juist.) Das Thema ‘Liebe als männliche Bestätigung’ in der phallisch-ödipalen sion. (Deugt evenmin.) Das Gemeinsame Unbewusste der Partner. Psychosomatische Paar-Erkrankungen. Die Dialektik von Schuld und Verdienst bei psychosomatischen Paar-Erkrankungen. Die rische Ehe. Autonome Herrschaft. Passive Abhängigkeit. ängste. Emanzipationswünsche. Enzovoort. Enzovoort. Hoeveel van de door Willi gepresenteerde theorieën worden nu steund door empirisch onderzoek? Geen. ‘Tja’, kan men pen, ‘dat kan wel waar zijn, maar er zijn zoveel theorieën waarvoor geen empirische steun bestaat. Wordt bijv. datgene wat onder de naam directieve therapie gepresenteerd wordt, en waarvoor de ver zo enthousiast is, wordt dat wèl door feiten gesteund? Is daar wèl “objectief’ onderzoek naar gedaan?’ Nee, daar is inderdaad geen jectief onderzoek naar gedaan, maar directieve therapie is bedoeld om mensen gerust te stellen, te kalmeren of aan het lachen te krijgen, en hoort als zodanig bij de drank, bij rokerij, bij tuur; maar Willi, althans zijn boek, hoort bij de dingen van het leven die iemand bang maken, verontrusten, twijfel teweegbrengen, het zelfrespect aantasten, en voor men iemand uit zijn evenwicht brengt mag men wel degelijk eerst eens nagaan of het ook nog waar is wat men te zeggen heeft. Dat iemand ongelukkig wordt omdat de feiten nu eenmaal geen andere mogelijkheid openlaten is al erg genoeg. ’t Is echt niet nodig mensen ongelukkig te maken met verzinsels. dien, van de boeken over directieve therapie zijn hooguit tienduizend exemplaren verkocht, en van Willi, althans van zijn boek, meer dan honderdduizend exemplaren. Ik hoop dat dit duidelijk is. Willi beschrijft wat de zgn. hysterische vrouw van haar partner verlangt en hoe die partner eruitziet. Als ’t u interesseert kunt u het zelf nalezen.* Wat mij eraan opvalt is het volgende. Zijn uitputtende beschrijvingen worden vermengd met interpretaties in analytisch gon. De beschrijvingen blijven steeds ver achter bij de typeringen die belangrijke kunstenaars geven; de interpretaties zijn speculatief, trair, oncontroleerbaar. De conclusie moet zijn dat waar de vingen van Willi en zijn collega’s inferieur zijn aan die van naars, en kunstenaars ons niet opzadelen met simili-wetenschappelij- * Er is ook een vertaling verschenen.
364 Dth 4 jaargang 4 november 1984 ke verklaringen, de beschrijvingen van kunstenaars de voorkeur dienen. Terug naar de partnerkeuze. Hoogduin, die een aanzienlijke heid literatuur over de partnerkeuze verzamelde, vat de keus van een zeker type vrouw aldus samen: ‘Beest of Jan Doedel’ (Hoogduin, 1983). Het Beest, het zal duidelijk zijn, is Don Giovanni. gen wachten de vrouw die Don Giovanni kiest. Ellende, bedrog, lating. ‘Ze krijgt niet eens de kans het tot een ‘Kollusion’ te laten men, zo snel is Don Giovanni weer verdwenen. Waarom valt een vrouw op een Beest? Moeilijk te zeggen. Wij zijn Willi niet (‘unbewussten anal-phallischer Oralabwehr der schen Trennungsängste im Bezug zur Sexualtrieb’). Maar: sommige vrouwen doen dit nu eenmaal. En: het loopt mischien slecht af. (Dat het slecht afloopt denkt men in de geestelijke-gezondheidszorg. Of het ook werkelijk zo is is niet bekend.) De vraag waarom A in de ban van B geraakt schijnt überhaupt moeilijk te beantwoorden te zijn, laat staan de vraag waarom A B verkiest als degene met wie het leven verder gedeeld zal worden. Van de Velde neemt in zijn De bestrijding van den echte/ijken keer (1926) de moeite om een typologie van persoonlijkheden te senteren, en doet op grond van die typologie uitspraken over slaagde en minder geslaagde combinaties. Kenmerkend voor zijn nadering is de volgende zinssnede: ‘Het “normale huwelijk” wordt ( … )gevormd door een pycnisch-cyclothyme vrouw en een soom-schizothymen man’. Linschoten (1964) laat zien dat de heid waarmee zo een uitspraak wordt gedaan alleen bestaat bij de gratie van enige nonchalance in de waarneming. Auteurs als Van der Ploeg et al. (1979), die eisen van betrouwbaarheid en validiteit aan hun waarnemingen stellen, komen niet verder dan uitspraken als: ‘Van de persoonlijkheidsfactoren waarnaar onderzoek verricht is, vertoont emotionele labiliteit of neuroticisme een sterk negatief band met huwelijkssatisfactie.’ M.a.w.: een moeilijk mens is vaak niet tevreden over zijn huwelijk. Erg spectaculair is zo’n conclusie niet. De vraag om welke redenen type A gefascineerd raakt door type B is kennelijk te moeilijk. We weten nl. niet wat met type A wordt doeld en wat met type B. De typologie van persoonlijkheden van analytici en klinisch chiaters is gebaseerd op een aantal mythologische thema’s. Voor het zelfrespect van hun patiënten is dit mogelijk gunstig. Het is wellicht vleiend om niet behandeld te worden als patiënt X nummer zoveel, maar als een Hamiet, Oedipus of Don Juan. Maar empirische schap kan men deze vleierij moeilijk noemen.
In de schaduw van Don Giovanni 365 Donna Anna & Dokter Bernard Donna Elvira is een van de vrouwen die vaak boos is op Don vanni. Onbegrijpelijk is dat niet. Steeds is ze bereid te geloven dat hij ditmaal definitief het oog op haar heeft laten vallen en steeds moet ze tot de conclusie komen dat ze wederom bedrogen is. Misschien moet ze niet zozeer boos genoemd worden alswel teleurgesteld, wanhopig, verward. Met Donna Anna ligt dit anders. Zij lijkt Don Giovanni te haten. Als de opera begint is het nacht. We zien het huis waar Donna Anna woont. Op zeker moment gaat de deur open en Don Giovanni rent naar buiten, op de voet gevolgd door Donna Anna, die hem probeert vast te grijpen. Zij scheldt hem uit, hij scheldt terug. Uit haar woorden begrijpt men dat zij hem als een bedrieger beschouwt. De vader van Donna Anna, de ‘Commandatore’, komt op het moer af, daagt de belager van zijn dochter uit, en wordt door deze gedood. Gedurende de rest van de opera houdt Donna Anna zich bezig met pogingen de dood van haar vader te wreken. Het is de taak van haar verloofde, Don Ottavio, deze wraak materieel gestalte te geven. De romantische dichter E. T. A. Hoffmann heeft beweerd dat Donna Anna eigenlijk. .. verliefd is op Don Giovanni (zie o.a. Einstein, 1971). Herkent u de Freudiaanse gedachtengang? U bent vroom, ‘eigenlijk’ zou u zich graag aan godslastering te buiten gaan. U pleit voor echtelijke trouw, ‘eigenlijk’ zou u uw ner weleens door een ander vervangen willen zien. U tracht zuinig te zijn, ‘eigenlijk’ zou u het liefst uw spaargeld over de balk smijten. ’t Wordt ingewikkeld op deze manier. Don Giovanni, de he-man, is ‘eigenlijk’ homoseksueel. Donna Anna, zijn verdrietige slachtoffer, is ‘eigenlijk’ dol op hem. Einstein (1971) houdt het erop dat Donna Anna door Hoffmann verkeerd is begrepen. Men zou kunnen zeggen dat Einstein de slogan ‘Als een meisje nee zegt bedoelt ze ook nee’ voor een juiste weergave van de realiteit houdt. Om zijn visie aannemelijk te maken moet stein ten minste twee momenten in het libretto ophelderen. Ten eerste: Waarom weigert Donna Anna om in te gaan op de toenadering die haar verloofde tot haar zoekt? Waarom omhelst ze hem niet, waarom huilt ze niet uit tegen zijn schouder? Ten tweede: Waarom kondigt zij na Don Giovanni’s hellevaart aan dat zij alsnog een jaar zal rouwen? Zij rouwde al vanwege de dood van haar vader, maar men zou zich kunnen voorstellen dat het heengaan van diens moordenaar haar enige voldoening zou geven.
366 Dth 4 jaargang 4 november 1984 Welnu, zegt Einstein, dit is heel eenvoudig: Don Giovanni heeft zich in haar huis voorgedaan als Don Ottavio, en zij stond hem, te goeder trouw, toe dat hij ’the summit of his desires’ bereikte. Uit overwegingen van fatsoen moest zij vervolgens wel enige afstand tot haar verloofde in acht nemen. (Dat ze hem niet kon vertellen dat ze enige intieme momenten met Don Giovanni had, spreekt vanzelf.) Het zou niet vreemd zijn wanneer u zich nu afvroeg: Hoe kan in melsnaam uitgemaakt worden wie in deze kwestie gelijk heeft? Is dit niet allemaal hineininterpretieren? Dat is het niet per se. In zijn Mozartboek geeft Hildesheimer (1977) twee (mijns inziens doorslaggevende) argumenten ten gunste van Hoffmann. Het eerste ontleent hij niet aan het libretto, maar aan de muziek. Hij stelt zich de vraag hoe Mozart de muziek gemaakt zou hebben wanneer hij bij Donna Anna hartstocht in plaats van haat tegenover Don Giovanni had willen suggereren. Zijn antwoord luidt: ‘ze zou zijn zoals ze is’. Het tweede argument wordt gevonden in de ‘monstrueuze tuurpassage’ (aria in F-majeur, nr. 23). Onder verwijzing naar het leed dat haar kwelt maant Donna Anna haar verloofde zich niet te zeer aan haar op te dringen. Ze is er niet aan toe, de tijd is niet schikt, enz. Aan het slot van deze verdrietige uiteenzetting schrijft de tekst haar voor te zingen dat ze hoopt dat de hemel op een goede dag medelijden met haar zal hebben. Men zou bij zo’n tekst enigszins sombere muziek verwachten, maar die wordt in werkelijkheid zo spectaculair-uitzinnig-frivool, dat zij Berlioz deed opmerken: ‘Mozart heeft tegen de hartstocht, tegen het gevoel, tegen de goede smaak en het gezonde verstand een van de laagste, onzinnigste misdaden gaan die er uit de kunstgeschiedenis maar aan te voeren zijn’ heimer, 1977). Ik deed een klein consumentenonderzoek naar de wijze waarop rigenten en hun respectieve Donna Anna’s deze aria interpreteren. In de ene soort uitvoering van de opera moet de sopraan die deze aria zingt zich blijkbaar nog zoveel mogelijk inhouden; bij de andere kent zij geen enkele rem. Wordt zij beheerst gezongen, dan ga ik ervan uit dat we met een Einstein-versie te maken hebben; wordt er uitbundig gemusiceerd, dan ga ik ervan uit dat de dirigent Hoffmann gelijk geeft. Er bestaan natuurlijk veel meer uitvoeringen dan die hier genoemd worden, maar toen ik er zeven geleend had uit de Centrale theek te Rotterdam besloot ik het er voorlopig maar bij te laten.
Einstein (beheerst) Dir.: Bruno Walter (1942) Sopr.: Rose Bampton Metropolitain Orchestra NY Dir.: Furtwangler (Salzburg, 1953) Sopr.: E. Grümmer Dir.: Karl Böhm (DGG) Sopr.: Birgit Nilsson Orchester des Nationaltheaters Praag In de schaduw van Don Giovanni 367 Hojfmann (uitbundig) Dir.: Ferenc Fricsay (DGG) Sopr.: Sena Jurinac Radio Symphonie Orchester Dir.: Georg Solti (1978) Sopr.: Margaret Price London Philharmonic Dir.: C. M. Giulini (Angel, 1960) Sopr.: Joan Sutherland Philharmonic Orchestra Dir.: Lorin Maazel (CBS) Sopr.: Edda Moser Koor en Orkest Théätre National de l’Opéra (Muziek bij de film van sey) Verlaten we nu even het culturele niveau dat we totnogtoe trachtten te handhaven, al was het alleen maar om de suggestie te vermijden dat Mozarts grootheid vooral uit zijn ‘psychologisch inzicht’ of iets dergelijks zou blijken. Het is heel goed mogelijk om ondersteboven te zijn van deze opera zonder één gedachte aan de psychologie van de karakters te wijden. Bovendien is het mogelijk om een zekere dubbelzinnigheid van tekst en muziek te bereiken zonder dat er van een belangrijke artistieke prestatie gesproken kan worden. Als voorbeeld van dit laatste kan het lied Dokter Bernard dienen. De namen van tekstdichter en componist zijn mij niet bekend, wel weet ik dat de zangeres Bonny St. Clair heet. Op geëxalteerde wijze zingt zij de volgende tekst, begeleid door plus minus duizend violen. Zij wordt van tijd tot tijd onderbroken door een sonore mannenstem: de stem van de dokter. Zangeres: Dokter Bernard, U moet mij zeggen, hoe gaat het met hem nu. Dokter Bernard, ik kan alleen maar bidden voor hem en u. Elke keer denk ik weer: hij ligt daar zo alleen. Dokter, help mij, help hem door het ergste heen.
368 Dth 4 jaargang 4 november 1984 Refrein: Zeg mij alleen de waarheid maar. Is hij nu niet meer in gevaar. Dokter .. .ik ben zo bang. Heel mijn leven was altijd alleen voor hem. Heel mijn leven is niets meer zonder hem. Alles geven wil ik, maar houd hem bij mij. 0, ik mis hem. Ik houd zo van hem maar ik mis hem. Dokter: Maakt U zich niet zoveel zorgen. Net was ik nog bij hem. Hij slaapt nu zeker door tot morgen. De zuster blijft bij hem. Zangeres: Maar gisteravond was hij op. Hij heeft mij zelfs gekust. Dokter: Er is ook niets bijzonders nu, Maar het is beter dat hij rust. Refrein: Telefoon gaat. Zangeres neemt op: Hallo . . . Nee-nee-nee . .. Het lijkt een geval van wanhoop naar aanleiding van een dreigend verlies, maar als men de zangeres ‘Dokter Bernard’ heeft horen zingen, krijgt men de indruk dat de achtergronden van de wanhoop iets anders liggen. Karakter en reactieformatie We zagen dat in de analytische zienswijze Don Giovanni’s heid een maskering moet zijn van zijn passieve behoeften, en Donna Anna’s haat een maskering van haar liefde. Het vermogen van de persoonlijkheid om nette en aangepaste gedragingen en gevoelens te ontwikkelen, die haaks staan op de onaangepaste, shockerende hoeften van het onbewuste driftleven, wordt genoemd: tie. Wat mensen tonen is vaak niet wat ze zijn of denken te zijn of
In de schaduw van Don Giovanni 369 per se willen zijn. ’t Is gangbaar om niet te willen weten wat je ‘eigenlijk’ wilt en om ‘weerstand’ te ontwikkelen wanneer je danks met je ‘eigenlijke’ motieven geconfronteerd wordt. Aan dit danken analytici hun inkomen. Hoe weet men nu wanneer iemand is zoals hij is, en wanneer mand ‘eigenlijk’ anders is dan hij is? Hoe weet men bijv. dat een Fries stug is, en dat zijn stugheid niet een door middel van formatie afgeweerde uitingsvorm van overweldigende hartstocht is? Een beknopt antwoord omvat al gauw de volgende zinsneden: ‘Hangt ervan af. .. storend … lijdensdruk … af te weren materiaal. .. wat is de functie? … intensiteit… kwantitatieve aspecten … belang constitutie … opvoeding … integratie … interactie van factoren … ge- nen … gewichtige kwestie … symptomen … ego-dystoon … impulsen … agressie … identificatie … multiconditioneel. .. nader onderzoek ge- wenst. .. vroegkinderlijk … schizothym … er zijn gevallen bekend … borderline … temperament. .. pre-oedipaal. .. essentieel. .. behoeften … sublimatie … socialisatie … ‘ Kortom, met zo’n vraag trekt men niet een boekenkast om, maar een hele bibliotheek, en dat niet omdat het antwoord zo duidelijk is. In de analytische wereld lijkt men het er wel over eens te zijn dat de aanwezigheid van een neurotisch symptoom op reactie-formatie wijst. Als de Fries lijdt onder zijn eigen stugheid, als hij die stugheid als storend en vreemd beleeft, als hij zich vertwijfeld afvraagt: ‘Waarom ben ik niet gewoon spontaan, zoals een ander?’, dan mag men tie-formatie vermoeden. Neurotische symptomen zijn overal te bestuderen, bij uzelf, bij uw familie, bij uw patiënten, in de literatuur. Een voorbeeld biedt de hoofdpersoon uit Gontsjarows roman Oblomow (vertaling: 1958). (Het mag u wel opvallen dat wij ons, net als analytisch geöriënteerde auteurs, uitsluitend en alleen bezighouden met kunstenaars en werken die al lang en breed onbetwistbare erkenning hebben den, maar wij hebben liever niet dat dit u stoort.) Gontsjarow tooide dit boek in 1858. De hoofdpersoon, Oblomow, is een beslist niet domme en beslist niet onaardige man, die aan een onvervalste werkstoornis lijdt. Er komt niets uit zijn handen. Hij neemt zich gelmatig voor iets te ondernemen, maar het komt er niet van. Hij ligt in bed. Zijn verplichtingen verwaarloost hij. Bij de psychologisch geïnteresseerde lezer rijst de vraag hoe deze Oblomow zo heeft kunnen worden, hoe het heeft kunnen gebeuren dat deze man zo volledig aan zijn ‘Triebe mit passiven Zielen’ is gaan toegeven, waar is zijn drang tot ‘active mastery of the world’ ven? (De tussen aanhalingstekens geplaatste termen zijn afkomstig uit de Neurosenleer.) Wij vroegen het wederom aan analytisch opge-
370 Dth 4 jaargang 4 november 1984 leide arts-assistenten (die het boek niet kenden). Dezen zagen twee mogelijkheden. Oblomow zou ofwel aan een in de anale fase wortelende werkstoornis kunnen lijden, ofwel aan de complicaties van in de oedipale fase opgedane castratie-angst (waar regressie naar anale koppigheid bij kan horen). ’t Zou weleens zo kunnen zijn dat Oblomow op zijn divan niet tegen de impuls tot viteit vecht, maar tegen de drang zich ook seksueel aan de machtige vaderfiguur te onderwerpen. ’t Aardige van deze vragenstellerij is dat we de antwoorden kunnen controleren. Gontsjarow bespreekt Oblomows biografie namelijk in den brede. Op grond van de gegevens die de roman verschaft, moet geconcludeerd worden dat Oblomow eenvoudig, congruent en linea recta verwend is. Anale koppigheid? Er is geen aanleiding voor. Concurreren met de vader? Niemand in Oblomows familie kwam op de gedachte dat dat moest. Autoritair was Oblomows vader niet; ’t was juist een moedige man. Identificatie met de moeder dan misschien? Geen ke van: Oblomows moeder lag heus niet de hele dag op bed. Nee, als we al moeten aannemen dat ook Oblomow door ‘Triebe’ gedreven werd, dan toch alleen door ‘Triebe mit passiven Zielen’. Er is als het ware een volkomen congruentie van bewuste en onbewuste motieven, en waar die congruentie heerst kan reactie-formatie niet bestaan. Zo bezien is Oblomow een ouderwetse, niet-Freudiaanse roman. De hoofdpersoon is als kind nooit gestimuleerd om iets te men, en dus doet hij ook niks. Pogingen van een vriend om hem tot iets te bewegen resulteren in enige activiteit, maar het is of er is laten een vliegwiel in hem aan te brengen. Oblomow is een type. Er is bij hem geen reactie-formatie, geen dubbelzinnigheid, er zijn geen onbewuste motieven. Don Giovanni is moderner, meer Freudiaans, speciaal in het rakter van Donna Anna, wier haat ook als verzet tegen haar genheid gezien kan worden. Maar of Oblomow en Donna Anna ‘in werkelijkheid’ ouderwets dan wel modern geconstrueerd zijn, en of er mogelijkerwijs zowel Freudiaans als niet-Freudiaans gebouwde karakters kunnen bestaan, daarover bestaat geen duidelijkheid. Personality disorders en de moraal Het feit dat Don Giovanni, Donna Anna en Oblomow produkten van de artistieke verbeelding zijn en we dus nooit kunnen weten hoe het ‘in werkelijkheid’ was, betekent niet dat wij ze niet als reëel erva-
In de schaduw van Don Giovanni 371 ren. Wie de opera niet kent kan zich verbazen over de stelligheid waarmee de liefhebbers hun opvattingen over de toneelfiguren aan de man brengen en de hartstocht waarmee zij over de karakters seren. De discussie – ook de ‘wetenschappelijke’ – over reële personen is doorgaans niet minder speculatief. In zoverre we die personen niet kennen, d.w.z. in zoverre we er niet in slagen uitspraken met een voorspellend karakter over hen te doen, kunnen onze opvattingen over hen ook als een produkt van onze verbeelding (zij het niet van de artistieke) gezien worden. Onze verbeelding is niet vrij van moralisme. De Don Giovanni van Mozart en Da Ponte gaat naar de hel, de Don Juan van Poesjkin (1830; 1980) wordt gedood – zonder mededeling omtrent hetgeen hem aansluitend te wachten staat -, bij moderne auteurs wordt hij gestraft met eenzaamheid en ontluistering (zie De Jong, 1983), in de psychiatrie krijgt hij zijn depressie. Ik ken geen longitudinaal onderzoek naar het verloop van de vens van mannen die als vrouwenjager aangemerkt kunnen worden. Het kan niet uitgesloten worden dat Don Giovanni’s inderdaad lei narigheid te verdragen krijgen, maar mijn indruk is dat het juist niet zo is. Helaas is deze indruk slechts op twee waarnemingen seerd. De eerste betreft de vader van een vriend, die nu over de tig is en met voldoening terugziet op de promiscue levensgang die hij zich voor z’n veertigste permitteerde. De tweede betreft Lorenzo da Ponte zelf. Volgens Hildesheimer (1977) leidde hij een vrolijk, tuurlijk en promiscu bestaan tot hij, eenmaal achterin de dertig, met ene Nancy trouwde, en als een voorbeeldig huisvader zonder sies of inzinkingen veertig jaren aan zijn leven toevoegde. Als stratie van zijn opgewekte levenswijze vermeldt Roussel (1970) dat Da Ponte het libretto van Don Giovanni ‘in de armen van een tienjarig kamermeisje’ schreef, maar dat zal wel niet waar zijn want in die positie is het moeilijk een langere tekst te schrijven. Een derde voorbeeld zou de beeldhouwer/verzetsman Gerrit Jan van der Veen hebben kunnen zijn. De erotische avonturen van deze ‘homme à femmes’ worden aangeduid door Van Ommeren & huis (1984). Helaas werd deze schitterende man door de Duitsers moord. W. F. Hermans (1983) wijst erop dat er bijna geen romans of len bedacht kunnen worden die niet op één of meer hoofdzonden zijn gebaseerd. Als voorbeelden noemt hij Oblomow (waarin de traagheid centraal staat), Moby Dick (gramschap) en Under the Vulcano (dronkenschap). In hoeverre kunnen deze hoofdzonden ook in de psychiatrische typologie van karakters en persoonlijkheden worden teruggevonden?
372 Dth 4 jaargang 4 november 1984 In de DSM-III (APA, 1980) wordt een indeling van Personality ders gepresenteerd, die gecombineerd kan worden met de indeling der hoofdzonden. Laten we eens zien hoever we komen. Het is niet moeilijk de paranoide persoonlijkheid in verband te brengen met afgunst en gramschap. Het ligt voor de hand de tische persoonlijkheid aan roemzucht en hoogmoed te relateren. zigheid en hebzucht worden bij de antisociale persoonlijkheid den. We vergissen ons niet wanneer we menen de traagheid zowel in de passief-agressieve als in de dwangmatige persoonlijkheid tot uiting te zien komen. De borderline persoonlijkheid representeert bijna alle zonden in wisselende mate. De theatrale persoonlijkheid wordt kweld door roemzucht, afgunst en hoogmoed. Tot zover gaat alles zonder problemen, maar er zijn vier lity disorders en één zonde die nadere bestudering vragen. We ben overgehouden: de schizoïde persoonlijkheid, de schizothyme soonlijkheid, de ontwijkende persoonlijkheid en de afhankelijke soonlijkheid. En de zonde die we niet hebben ondergebracht is de kuisheid. Om met de onkuisheid te beginnen: het is logisch dat die in deze verlichte tijd niet meer als een echte zonde of ziekte gezien wordt. In zoverre de schizoïde en schizothyme persoonlijkheid op hun eigen manier afgunst, gramschap en hoogmoed representeren, leveren zij geen moeilijkheid op, maar moeilijk wordt het met de kenmerken die deze persoonlijkheden delen met de ontwijkende en afhankelijke soonlijkheid, nl. hun teruggetrokkenheid en timiditeit. Het zal niet verbazen dat de katholieke moraaltheologie een zekere verlegenheid niet negatief beoordeelt. Sterker: men kan volgens die zienswijze niet verlegen genoeg zijn. Mogelijk bestaat de de bijdrage van de moderne psychiatrie op het gebied van de soonlijkheidsstoornissen hierin, dat zij erin geslaagd is (a) alle zonden ziekten te noemen, en (b) dat het haar gelukt is een eigen nieuwe zonde te bedenken: die der bescheidenheid. Don Ottavio In de schaduw van Don Giovanni houdt zich op: Don Ottavio. Als Donna Anna flauwvalt roept hij om vlugzout. Als Donna Anna haar vermoorde vader mist, zegt hij dat hij een man èn vader voor haar zal zijn. Roept zij uit dat zij zal sterven, dan vraagt hij wat eraan scheelt. Wanneer zij Don Giovanni als de moordenaar van haar vader dentificeerd heeft, kondigt hij aan te zullen uitzoeken of zij zulks recht gedaan heeft, en hij zingt:
‘Van haar gemoedsrust Hangt ook de mijne af; Wat haar bevalt Geeft mij leven, Wat haar niet bevalt Brengt mij de dood. Als zij zucht, Moet ook ik zuchten. Haar woede wordt de mijne, Haar tranen zijn de mijne. In de schaduw van Don Giovanni 373 En er kan geen vreugde voor mij zijn Wanneer zij niet gelukkig is.’ Hij maant haar tot kalmte, verzoekt haar niet meer verdrietig te zijn omdat hij daar zo verdrietig van wordt, en belooft haar dat het maal over zal gaan wanneer zij zich nu maar aan hem over geeft. De meningen over Don Ottavio lopen uiteen zoals de meningen over de plichtsgetrouwe echtgenoot van een vrouw met selen uiteen kunnen lopen. E. T. A. Hoffmann (geciteerd bij Gräwe, z.j.) heeft een ken aversie tegen hem. Hij noemt Don Ottavio ‘ein zierliches, tes, gelecktes Männlein’. Het feit dat Don Ottavio in het begin van de opera te laat is om de ‘Commandatore’ te kunnen redden, komt volgens Hoffmann doordat hij zich natuurlijk eerst nog even moest ‘putzen’ en er bovendien tegenop zag om zich ’s nachts op straat te wagen. (De meer voor de hand liggende reden, dat wanneer Don tavio op tijd was geweest de hele opera na tien minuten beëindigd zou zijn geweest, schijnt Hoffmann niet te noemen.) Adorno heeft Don Ottavio ‘de bruidegom aller bruidegommen’ noemd – een regelmatig geciteerde kwalificatie waar men ten minste twee kanten mee uitkan. Hildesheimer (1977) noemt hem ‘dit sie-arme en deugdzame jongeheertje’, en vindt dat hij een kende’ indruk maakt. Gräwe (z.j.) daarentegen ziet Don Ottavio als een verstandig mens, een ‘soeverein denker’, een rationalistisch woordvoerder, een man die nooit ‘den Zweiten Schritt vor dem Ersten tut’: ‘Het is juist zijn kracht dat hij mensen en situaties grondig onderzoekt voor hij tot handelen besluit’. Kortom, hij beschrijft Don Ottavio zoals de ner van de conversie-hysterische vrouw beschreven wordt door een therapeut die zich de techniek van het cognitief herstructureren of positief etiketteren grondig heeft eigen gemaakt.
374 Dth 4 jaargang 4 november 1984 Dit klinisch zeer herkenbare type, dat doorgaat met goede raad ven als er allang niet meer om gevraagd wordt, dat steeds de vrede verkiest, dat aandringt op redelijkheid en al zijn hobby’s opgeeft, dat de partner aanhoudend doet beseffen hoezeer deze in volmaaktheid achterblijft, heeft het merkwaardigerwijs niet tot een plaatsje in de DSM-III weten te brengen. (Dit is des te merkwaardiger, daar er juist bij dit type een stringent therapievoorschrift gegeven kan worden: tracht deze mensen nooit mannelijker, sterker of assertiever te maken. Ze kunnen dat niet aan en als ze het toch proberen komen er ongelukken van.) Besluit Het feit dat de psychiatrische typering van karakters en heidsstoornissen enigermate overeenkomt met de indeling der zonden, betekent op zichzelf nog geen diskwalificatie. Het is baar dat deze typering desondanks valide en betrouwbaar is. Dat is evenwel niet het geval, althans niet volgens Freeman (1983), die de empirische status van diverse indelingen van nissen onderzocht, waaronder die van de DSM-III, en die dit goed lijkt te kunnen beoordelen. De psychiatrische indeling van persoonlijkheidsstoornissen roept evidentiegevoelens op: ‘Dit moet waar zijn’, ‘Zo is het’. Herkenbare mensen worden geportretteerd: ijdele, teruggetrokken, achterdochtige en schurkachtige figuren, zoals dat ook in de literatuur, de gie en de opera gebeurt. Dit is een Don Giovanni, dat een narcist, zij een theatrale persoonlijkheid en hij een Don Ottavio. Het feit dat wij bereid zijn dit allemaal aan te nemen is te danken aan het feit dat de psychiatrie in haar typering van de persoonlijkheidsstoornissen seert met retoriek en kunst. Zij gebruikt suggestieve omschrijvingen, wij vullen het ontbrekende aan met onze fantasie en ervaring. De tot vervelens toe herhaalde bewering dat Freud ‘zo mooi schreef mag een compliment voor zijn stilistische gaven zijn, een compliment voor zijn wetenschappelijke betekenis is het niet. Wat waar is, is ook waar als het lelijk, krom of hortend is opgeschreven. Zolang de psychiatrische typering van personen en hun motieven een vaak vulgair gebruik moet maken van artistieke middelen, is het voor psychiaters en therapeuten geen luxe om kennis te nemen van werk waarbij deze middelen subliem worden gebruikt.
In de schaduw van Don Giovanni 375 Referenties American Psychiatrie Association (1980), DSM-III, Diagnostic and Statistica/ Manual of Mental Disorders, Third Edition. Washington O.C. Einstein, A (1971), Mozart, His Character His Work. Granada, London. Freeman, C. P. (1983), Personality Disorder. In: R. E. Kendell & A. K. Zeally, Companion to Psychiatrie Studies, Third Edition. Churchill stone, Edinburgh. Gontsjarow, I. A. (1958), Oblomow. Van Oorschot, Amsterdam. (Vertaling: Wils Huisman.) Gräwe, K. D. (z.j.), Don Giovanni und seine Gegenspieler. Tekst bij de ring o.l.v. Lorin Maazel, C.B.s. Hermans, W. F. (1983), Henri Béraud. In: W. F. Hermans, Klaas kwam niet. De Bezige Bij, Amsterdam. Hildesheimer (1977), Mozart. De Arbeiderspers, Amsterdam. Hoogduin, C. A. L. (1983), Persoonlijke mededeling. Jong, T. de (1983), Van schurk tot held, de ontwikkeling van de Don Juan- figuur. JJzzletin 109 (oktobernummer), Stichting Bzztöh, ‘s-Gravenhage. Kuiper, P. C. (1969), Neurosen/eer. Van Loghum Slaterus, Deventer. Kuiper, P. C. (1984), Nieuwe Neurosen/eer. Van Loghum Slaterus, Deventer. Linschoten, J. (1964), Idolen van de psycholoog, Bijleveld, Utrecht. Ommeren, A. van & A. Scherphuis (1984), Gerrit Jan van der Veen. Bijlage Vrij Nederland, 5 mei. Ploeg, H.M. van der, R. Van Dijck & R. V. Groeneveld (1979), heid en huwelijkswelslagen, een literatuurstudie. Tijdschrift voor psychiatrie 21 (5), 273-285. Poesjkin, A. S. (1830; 1980), De stenen gast. Vert.: K. van het Reve. De de ronde, 1 (2), 134-160. Rank, 0. (1922), Die Don Juan Gestalt. Roussel, P. (1976), Mozart – Seen through 50 Masterpieces. Habitex Books, Toronto. Sauls, G. (1960), Essay bij de uitvoering o.l.v. C. M. Guilini, Capitol cords. Velde, H. van de (1927), De bestrijding van den echte/ijken afkeer. Leidsche Uitgeversmaatschappij, Leiden. Willi, J. (1975), Die Zweierbeziehung. Rowohlt Verlag GmbH, Hamburg.