Jaargang 4 (1984)

308 Hypnose voor mensen die te zeer openstaan voor suggesties Onno van der Hart Hoewel het begrip ‘subassertiviteit’ pas in onze tijd populair werd, maakte Janet reeds in 1909 duidelijk dat er achter dit verschijnsel een veelheid aan problemen kan schuilgaan (Janet, 1909, p. 303). Zo derscheidt hij dociele, gehoorzame lieden die geneigd zijn te denken dat anderen veel intelligenter zijn of veel meer ervaring hebben dan zijzelf, en die daardoor gemakkelijk aannemen wat hun opgedragen wordt. Zo zijn er ook ‘zwakke personen die een moeilijke strijd len vermijden en er de voorkeur aan geven om op punten die zij niet zo belangrijk vinden snel te gehoorzamen’. Of het nu om goedgelovigheid gaat of om het vermijden van flicten, in beide gevallen is het de persoon zelf die er ten slotte voor kiest een opdracht of een idee te aanvaarden. Er zijn echter ook sen wier tekort aan zelfvertrouwen te wijten is aan het gegeven dat zij te zeer openstaan voor suggesties, zo maakt Janet duidelijk. Een idee of advies van een ander werkt bij hen als een hypnotische gestie. Janet (p. 302) bedoelt hiermee dat zo’n idee of advies bij hen een eigen leven gaat leiden, buiten hun eigen wil of bewustzijn om. Spiegel (1974) geeft een voorbeeld van zo iemand. Een hem de buitengewoon intelligente man kan het overkomen dat hij een renhuis ingaat, aangeschoten wordt door een enthousiaste verkoper die hem de aanschaf van een nieuwe koelkast aanpraat, en dan als vanzelf een koelkast bestelt. (Voor alle duidelijkheid: deze man is dan niet hypomaan, manisch of sociaal angstig.) Als de aankoop zorgd wordt staat zijn vrouw voor de opgave het artikel terug te ten brengen. Spiegels voorbeeld illustreert een kenmerk van een werkzame gestie, dat Janet in een latere studie als het meest specifieke kenmerk is gaan beschouwen (Janet, 1927). De man leek eenvoudig te geloven DR. o. VAN DER HART (1941), psycholoog, schreef talrijke publikaties over rectieve) psychotherapie. Hij heeft een bijzondere belangstelling voor de schiedenis van de klinische hypnose, waarvan hij o.a. blijk gaf in zijn artikel ‘De gouden eeuw van de hypnose’ (MGV 38 (1983), 8, 803-822). Hij is den aan de RIAGGZ/NW te Amsterdam en de Rijksuniversiteit te Leiden.

Hypnose voor mensen die te zeer openstaan voor suggesties 309 dat zijn gezin een nieuwe koelkast nodig had en hij geloof de de koper. Met dit ‘geloven’ bedoelt Janet niet het naïef vertrouwen van iemand of iets voor waar houden, maar het zich blindelings werpen aan de wensen van degeen die de suggesties geeft. In dit artikel wordt een hypnotische procedure beschreven voor mensen die zich zo openstellen voor de suggesties van anderen dat hun eigen kritisch oordeel buiten werking gesteld wordt en zij tot hun spijt bemerken dat er van de vervulling van hun eigen wensen maar weinig terecht komt. Kern van de procedure is dat zij kend het vermogen waarvan zij het slachtoffer dreigen te worden bruiken om hun moeilijkheden te overwinnen. Eerst worden enkele opmerkingen gemaakt over hypnose en gevoeligheid voor suggesties. Dan worden twee praktijkvoorbeelden gepresenteerd, en tenslotte wordt de toegepaste hypnotische re in schema weergegeven. Hypnose en overgevoeligheid voor suggesties Mensen die een te grote gevoeligheid voor suggesties hebben blijken ook – dat zal duidelijk zijn – uitstekend in hypnose te gaan. De man uit het voorbeeld van Spiegel (1974) scoorde bijv. maximaal op een hypnotise:erbaarheidsschaal. Diverse studies hebben aangetoond dat er een positief verband bestaat tussen hypnotische suggestibiliteit en zogenaamde wakende suggestibiliteit – dat wil zeggen de teit op suggesties voor motorische en zintuigelijke veranderingen der hypnose-inductie vooraf (Evans, 1967; Hilgard & Tart, 1966; wers, 1977, p. 89/90). Er zijn mensen die niet of nauwelijks op gesties reageren of er nu hypnose-inductie heeft plaatsgevonden of niet -, maar niemand met een hoge ‘wakende’ suggestibiliteit is niet suggestibd in hypnose. De veranderde bewustzijnstoestand die door suggesties van een hypnotiseur wordt bewerkstelligd, doet zich bij zeer goed hypnotiseerbare mensen vaak spontaan in het dagelijkse ven voor (vgl. Shor, 1960). Wat Bowers (1977, p. 108) opmerkt over mensen in hypnose, geldt evenzeer voor de weinig assertieve mensen die door een sterke kende’ suggestibiliteit gekenmerkt worden: het is voor hen lijker’ suggesties op te volgen dan dit niet te doen; het niet uitvoeren zou van hen een mentale inspanning vragen die zij op dat moment niet kunnen opbrengen. Spiegel (1974; vgl. Spiegel & Spiegel, 1978) is van mening dat zeer sterk hypnotiseerbare mensen noch bij inzichtgevende, noch bij notherapie gebaat zijn. In het eerste geval zullen de ‘waarom’-vragen

310 Dth 4jaargang 4 november 1984 van de therapeut alleen maar leiden tot een zoeken naar het woord op de vraag: ‘Welk antwoord wordt nu van mij verwacht?’. In het tweede geval worden zij in een toestand gebracht die zij volgens Spiegel juist moeten leren vermijden. In zijn termen zijn ze immers het slachtoffer van hun vatbaarheid voor trance. Hij ziet slechts bij uitzondering – bij de vermindering van angst of voor afreageren – een rol van hypnose in hun behandeling weggelegd. Er zijn evenwel ook andere conclusies mogelijk, en de in dit artikel beschreven benadering is op twee van die andere conclusies seerd. De eerste is dat mensen die al te gemakkelijk in trance gaan nen leren dergelijke ervaringen meer in de hand te houden. Zo geven Erickson & Rossi (1979, p. 384) het voorbeeld van een vrouw die vaak spontaan en ongewild in trance ging. Zij werd door Erickson getraind om deze veranderde bewustzijnstoestand op te roepen neer zij dat wilde en deze constructief te gebruiken. Een tweede clusie zou kunnen zijn dat mensen met een te grote gevoeligheid voor suggesties in hypnose kunnen leren zich beter te beschermen voor gewenste invloeden van buitenaf. Het geloof in de macht van de der en in de macht van diens suggesties – en derhalve in eigen macht – kan omgezet worden in het geloof in eigen kunnen. Het is mij opgevallen dat deze cliënten hun problemen vaak in men’ beschrijven. Zij zeggen bijv. dat ze zich machteloos voelen tegen de kracht die anderen op hen uitoefenen, dat ze zich gehypnotiseerd voelen door de uitstraling van anderen. Aansluitend bij dit bruik kan de oplossing vaak ook in ‘energietermen’ worden geven. De praktijkvoorbeelden Het scherm Willem, 26 jaar, is in psychotherapie gekomen voor de verwerking van een aantal traumatische ervaringen, die onder meer aanleiding gaven tot depressieve gevoelens en fobische klachten. Hij blijkt niet alleen in therapie zeer gemakkelijk in een diepe hypnotische trance te gaan, maar verkeert daarbuiten ook regelmatig in een veranderde wustzijnstoestand. Zijn reactie na zijn eerste officiële ring luidde: ‘Als dit trance is, dan ben ik meer dan de helft van de tijd in trance’. Als na een paar maanden blijkt dat zich met betrekking tot de noemde klachten duidelijke verbeteringen hebben voorgedaan, maakt

Hypnose voor mensen die te zeer openstaan voor suggesties 31 I Willem melding van twee andere problemen. Ook hieraan zou hij in hypnose iets willen doen. Het eerste probleem betreft de angst die ontstaat als hij in een auto meerijdt (hij rijdt zelf niet); het tweede zijn te grote gevoeligheid voor suggesties. De angst in auto’s is staan na een aanrijding een paar jaar geleden. Als Willem in hypnose is, wordt hem gevraagd een mentale toestand van kalmte en trouwen te realiseren die hij passend vindt voor het meerijden in een auto. Als dit het geval is, knikt hij. Hem wordt dan gevraagd een baar te kiezen dat aan deze mentale toestand kan worden gekoppeld. Hij kiest voor: zijn handen gevouwen in zijn schoot. Als blijkt dat via het aannemen van deze houding de betreffende toestand daad wordt gerealiseerd, laat de therapeut hem een neutrale toestand ervaren. Dan vraagt hij hem zich voor te stellen dat hij in een de auto zit. Willem doet dat en wordt steeds angstiger. De therapeut vraagt hem de betreffende houding aan te nemen en Willem gaat zich steeds meer op zijn gemak voelen. Vervolgens wordt deze procedure met een andere scène herhaald. Tijdens de volgende zitting, drie weken later, rapporteert Willem dat hij de procedure met succes in praktijk heeft kunnen brengen. Hij heeft bijv. bij iemand in de auto gezeten die veel te hard reed. Het vouwen van zijn handen gaf hem weer de nodige kalmte. Het feit dat hij de persoon in kwestie niet heeft gevraagd langzamer te rijden, hangt samen met het tweede probleem: hij stelt zich zo zeer open voor de wensen en behoeften van anderen, dat wat goed is voor zelf erbij inschiet. Hij stelt zich automatisch voor wat anderen willen en wat hij zelf wil verdwijnt dan naar de achtergrond. Zo voelt hij zich weerloos als mensen iets van hem willen wat hij zelf niet wil. Omdat dit nogal vaak voorkomt, voelt hij zich soms wanhopig. Het succes met de behandeling van zijn angst bij het autorijden geeft hem de hoop dat ook hier iets aan kan worden gedaan. Hij zou willen leren mensen meer op een afstand te houden als dat nodig is. Willem heeft al eens eerder aangegeven dat het begrip ‘energie’ een belangrijke rol speelt in zijn ervaringen. Toen hij ziek was bijv. ging hij regelmatig spontaan in trance en stelde voor dat hij ‘genezende energie’ naar de zieke plek in zijn lichaam stuurde. Iets vergelijkbaars zal hij nu ook willen doen in hypnose. Als hij in trance is, vraagt de therapeut hem een beroep te doen op zijn ‘creatieve onbewuste’ (een uitdrukking die hem al eerder zeer aansprak) om voor hem die tesgesteldheid te realiseren, waarmee hij mensen op een afstand kan houden als hij dat wenst en ongewenste invloeden van buitenaf kan tegenhouden. Willem begint een energieveld om zich heen te voelen dat steeds sterker wordt en als een ondoordringbaar schild gaat fungeren. Hij

3 I 2 Dth 4 jaargang 4 november I 984 neemt er alle tijd voor om dat schild zo sterk mogelijk te laten den. Als hij blijk geeft van tevredenheid, vraagt de therapeut hem om deze toestand aan een passend gebaar te koppelen. Willem kiest voor een heen- en weergaande (als het ware afschermende) beweging van zijn gestrekte hand voor zijn gezicht. Als die koppeling ning) naar zijn gevoel is gerealiseerd, wordt hem gevraagd de ring van het schild te laten vervagen en een neutraal soort ning te ondergaan. Daarna stelt hij zich een situatie voor, waarin hij die bescherming nodig heeft. Als hij dit zo sterk mogelijk ervaart, maakt hij het afschermende gebaar en het schild verschijnt weer om hem heen. Dit oefent hij nog een paar maal. De therapeut vraagt hem voorzichtig of het (opvallende) mende gebaar met zijn hand in alle mogelijke situaties gepast zou zijn. Willem reageert direct met ‘ja’, maar na enig nadenken komt hij tot de conclusie dat het soms beter is het betreffende gebaar heel loops met zijn duim te maken. Als hij met dit gebaar oefent, blijkt het evengoed te werken. De therapeut merkt op dat Willem bewust en onbewust kan weten dat hij niet afhankelijk is van bepaalde ren voor het realiseren van iets dat voor hem belangrijk is; die ren zijn allen maar hulpmiddelen, die hem ten dienste staan. ‘Zoals een cliënt mij onomwonden vertelde wat hij dacht toen hij thuis aan het oefenen was: “Van der Hart kan me nog meer vertellen. Als ik met dit gebaar kan ontspannen, dan kan ik het ook op een andere manier “. dan kan ik het op wat voor manier dan ook”. Hij te dat hij via allerlei gebaren en in allerlei lichaamshoudingen kon ontspannen. Maar het in het begin leren van een bepaald gebaar kan wel zorgen voor een goede basis’. De therapeut vraagt Willem ook nog of het goed is zich een tie voor de geest te halen, waarin hij een goed contact heeft met mand anders en dat contact wil beschermen voor invloeden van den in de buurt. Na enige aarzeling stelt hij zich dat ook voor. Hij is blij als het hem in zijn verbeelding lukt een scherm om hen beiden heen te trekken. Na deze oefening wordt de zitting vrij snel afgerond. Eenmaal uit trance denkt Willem tevreden terug aan zijn ervaringen in de pen 40 minuten. Follow-up: Een maand later, en vier maanden daarna in een up gesprek, vertelt Willem dat hij de oefening herhaaldelijk met ces heeft toegepast. Hij heeft steeds het gebaar met de duim gemaakt. Hij heeft ook wel eens inadequaat gereageerd, maar dan stelde hij zich die situatie op een later moment voor in zelfhypnose en maakte het passende gebaar alsnog. Door dit soort correcties achteraf leek

Hypnose voor mensen die te zeer openstaan voor suggesties 313 het adequaat reageren in volgende situaties steeds beter te gaan. Drie jaar later belt de therapeut Willem op. Het gaat in allerlei zicht goed. Hij gebruikt het gebaar nog regelmatig, steeds als hij het nodig heeft; niet alleen als anderen teveel van hem willen, maar ook in situaties waarin hij angstig zou kunnen worden of die hem in der opzicht teveel zouden zijn, zoals een bezoek aan het ziekenhuis waarin hij heel nare ervaringen heeft opgedaan. Het gaat als vanzelf, vrijwel onbewust, en biedt hem echt bescherming vindt hij. Hij is vendien beter dan voorheen in staat anderen kenbaar te maken wat hij van hen wil en wat niet, Hij heeft het idee dat ook andere mensen met vergelijkbare problemen bij zo’n techniek baat zouden kunnen hebben. De zon Nelleke, 30 jaar, is enige tijd in (hypno)therapie geweest voor verwerking. Zij is een uitstekend hypnotisch subject en ervaart, als Willem, haar te grote openheid en meegaandheid ten opzichte van andere mensen als een probleem dat haar steeds meer begint te deren. Bepaalde mensen kunnen erg veel van haar gedaan krijgen, ook dingen die haar eigenlijk tegen de borst stuiten. Ze weten precies hoe ze haar moeten bespelen, zegt ze. Een vriend kan haar bijv. den in de nacht opbellen met een zielig verhaal, waardoor ze zich roepen voelt naar hem toe te gaan (hij woont aan de andere kant van de stad). Als ze bij hem komt, begint hij ruzie te maken. Een man (en ex-vriend) kan dronken aan haar deur rammelen, waarna zij hem – tegen haar zin – binnenlaat. Nelleke zegt dat ze dit doet om burengerucht te voorkomen. Hoewel het gebrek aan assertiviteit in het laatste voorbeeld niet het gevolg lijkt te zijn van een te grote voeligheid voor suggestie, is dat in het eerste voorbeeld (en tal van andere situaties) wel het geval: Nelleke stelt zich de ellendige stand die de vriend haar beschrijft levendig voor en gaat tisch, zonder zich naar haar idee te kunnen verzetten, naar hem toe. De therapeut stelt haar voor om in hypnose te zoeken naar de houding die zij in dergelijke situaties het best kan aannemen. Nelleke reageert meteen sceptisch: die zal ze toch niet kunnen vinden. De rapeut vertelt haar het voorbeeld van Willem, en Nelleke roept uit dat ze vroeger eens zo kwaad is geworden op iemand die echt maal over de schreef ging, dat ze vanuit haar plexus solaris vlecht’: (netwerk van zenuwen in de maagstreek) ‘een brandende zon op hem had gericht’. De betreffende man zou daarop van haar zijn teruggedeinsd. In hypnose kan Nelleke de voorstelling van die zon gemakkelijk

314 Dth 4 jaargang 4 november 1984 oproepen. Ze haalt zich allerlei situaties voor de geest, waarin ze vroeger voor suggesties van anderen door de knieën ging maar hen nu op afstand weet te houden. Ze experimenteert ook met de sterkte van de zon. Er zijn immers ook situaties waarin zij best als een lend zonnetje, ook voor andere mensen, aangenaam warm mag zijn. De sterkte van de zon kan door een knop – bewust en onbewust – worden geregeld. Als ze die naar tevredenheid kan bedienen, gaat ze na hoe zij haar stem, oogopslag, gebaren en lichaamshoudingen aan de sterkte van de zon kan aanpassen. Ze ontdekt allerlei gelijkheden. Heel tevreden rondt zij deze oefeningen af. Ze neemt zich voor om thuis elke dag in zelfhypnose te gaan oefenen. De therapeut geeft haar tenslotte posthypnotische suggesties voor een goede king van wat ze nu heeft geleerd. Een afspraak wordt gemaakt voor een zitting over zes weken. Follow-up: Een week later schrijft Nelleke de therapeut een uitvoerige brief. Ze schrijft onder meer: ‘De eerste twee dagen moest ik pend aan het schakelen met de zon denken (“.) In de bus of tram of winkels heb ik flink kunnen oefenen. Het ‘instrument’ dat door mij kon worden ingeschakeld gaf mij vaak de moed om verder te gaan in gen, antwoorden, etc., dan tot voor kort mijn gewoonte was. Ik durf ook beter naar buiten. Woensdagochtend om 7 uur belde Pieter (de buurman en ex-vriend die haar vaak in een dronken bui lastig valt) mij op. Zijn telefoon stoorde zodat ik gewoon ophing. Een kwartier ter werd er aan de deur gebeld. Zonder na te denken deed ik open en daar was Pieter. Dronken etc. Ik zette de knop aan en verzocht hem te vertrekken’. (Nelleke beschrijft zijn dronkemansverhaal over de reldpolitiek dat daarop volgde). ‘Tot mijn verbazing bleef ik hem vragen weg te gaan en zijn men onder ogen te zien in plaats van de politieke wereldconflicten voor in plaats te stellen’. ‘Pieter bleef mij dronken en verbaasd aankijken. Hij begon me weer bang te maken met bommen, etc. Zijn telefoon was zo ingesteld dat deren tegen hem konden praten en hij niet kon antwoorden, enzovoort. Kortom hij deed of hij psychotisch was. Ik vroeg hem weg te gaan en gaf hem een oud telefoontoestel – dat nog goed is – van mijzelf mee. Hij is weggegaan!’ ‘Die dag heb ik de dingen die ik doen moest gedaan. Het was lijk maar het lukte. Zaterdag zou Pieter ook op een feestje komen en hij belde mij ’s morgens om elf uur dronken op. Ik moest hem bier men brengen. Ik heb gezegd dat ik niet kon komen omdat ik mijn zus verwachtte, voor voorbereidingen nog voor de avond en ik vroeg hem

Hypnose voor mensen die te zeer openstaan voor suggesties 315 gewoon te doen en te gaan slapen. Ik heb hem ook nog gezegd dat als hij ’s avonds nog dronken zou zijn hij niet zou worden binnengelaten. ’s Avonds om zes uur kwam hij nuchter, vriendelijk en goed gekleed op het feestje! (. . .) ‘. Nadat Nelleke een paar plezierige situaties heeft beschreven waarin ze de zon op zacht had gezet, schrijft ze: ‘Het zonne-instrument heeft bij dit alles een functie. Een kracht in mezelf die ik kan aanwenden als het nodig is laat mij opener zien en denken. Immers, als het nodig is kan ik mij afschermen. De rust waar ik zo naar snakte kan ik soms ook vinden. Ik heb verschil/ende TV-programma’s, die ik wilde zien, bekeken zonder 50 keer op te springen omdat er zo nodig iets moest worden gedaan. Heel vaak begint zich nu ook een toekomst af te nen die onafhankelijk van Pieter kan worden gerealiseerd. Deze komst bestaat nog maar uit flarden, maar toch denk ik dat ze op een goede dag tot een geheel kunnen worden samengebracht.’ Tijdens enkele vervolgzittingen rapporteert Nelleke meer successen met het gebruik van haar ‘zonne-instrument’. Ze beschrijft ook een situatie waarin het haar in de steek liet: toen ze ’s nachts om vier uur werd gebeld door iemand die haar onheus bejegende en het ment buiten gebruik was (zoals altijd als ze slaapt). De oplossing hiervoor werd; ’s avonds voor het slapen gaan de stekker uit de foon halen. Twee jaar later belt de therapeut Nelleke op voor verdere up informatie en om haar toestemming voor publikatie te vragen. Ze heeft het instrument in de afgelopen jaren regelmatig met succes bruikt. Niet alleen om mensen die teveel van haar wilden op een stand te houden, maar ook om weer rustig te worden als ze zich te druk heeft gemaakt: allerlei gedachten kan ze er ook mee op afstand plaatsen. Ze heeft gemerkt dat het beter voor haarzelf opkomen niet een in haar omgeving welgevallig is geweest. Een paar vrienden en vriendinnen die in het verleden eigenlijk veel misbruik van haar gankelijkheid’ hadden gemaakt, waren kwaad geworden en begonnen over haar te roddelen. Toen haar dat ter ore kwam heeft ze hen gebeld en gezegd dat het uit moest zijn. Het feit dat ze dit heeft nen opbrengen heeft haar goed gedaan, vertelt ze met genoegen. Nelleke heeft geleerd het instrument met zorg te gebruiken. Ze moet goed weten wat ze doet. Soms is het goed, vindt ze, om een zie zonder gebruik van het instrument te ondergaan. Dan moet ze ook open kunnen staan voor de argumenten van de ander. Ze vindt ook dat zo’n instrument alleen te gebruiken is als je het een beetje met jezelf kunt vinden en enigszins op jezelf kunt vertrouwen. Wie wat in de war is kan, door zich zo te isoleren, nog meer in de war

316 Dth 4jaargang 4 november 1984 raken. Wie niet met zichzelf overweg kan, zal het instrument schien net zo gaan misbruiken als anderen dat met alcohol of drugs doen. Het gaat er niet om je te isoleren of om weg te kruipen, maar om jezelf op een positieve manier een privé-ruimte toe te staan in je iets leuks kunt doen. De procedure in schema Hoewel de hier beschreven voorbeelden (uiteraard) een specifieke houd hebben, is de toegepaste procedure in abstracto geenszins nieuw. Van deze op het principe van cue-conditioning (vgl. blatt et al., 1976) gebaseerde procedure zijn diverse variaties ven door onder meer Bandler & Grinder (1979) en Hoogduin (1980) met betrekking tot de behandeling van fobische klachten, en Van der Hart (1977) met betrekking tot assertiviteitsproblemen. Cladder (1984) laat onder de noemer een ‘goed oud gevoel’ toepassingen zien, en Alman (1983) beschrijft hoe de procedure in zelfuypnose bij eenlopende klachten kan worden gebruikt. Het is misschien toch niet overbodig de hier gevolgde procedure nog eens schematisch de revue te laten passeren. We kunnen de volgende fasen onderscheiden: (1) Taxatie. Hier gaat het om het vaststellen van de situaties in, en de personen waardoor, ongewenste suggestieve beïnvloeding plaatsvindt. (2) Zoeken naar het gewenste gedrag, alsmede de gewenste houding of geestesgesteldheid. Als bekend is om welke problematische situaties het gaat, wordt nagegaan wat daarin de gewenste opstelling van de cliënt kan zijn; dat wil zeggen, hoe hij zo goed mogelijk de gewenste beïnvloeding kan tegengaan. De cliënt kan dit nagaan vóórdat met hypnose wordt begonnen, maar ook in hypnose. In feite doen zich in trance wel eens onvermoede mogelijkheden voor. (3) Het realiseren van de gewenste opstelling. Hierbij doen zich twee mogelijkheden voor: (a) de cliënt herinnert zich een situatie uit het verleden waarin hij op de gewenste manier reageerde en in nose stelt hij zich die situatie zo levendig voor; lukt dit, dan oefent hij in hypnose de gewenste opstelling op te roepen los van de fende situatie; (b) als zo’n vroegere situatie zich niet voordoet, stelt de cliënt zich direct de gewenste houding of opstelling voor (Willem biedt hiervan een voorbeeld, al sloot die houding wel aan bij andere ervaringen van hem). (4) Koppelen. Heeft de cliënt zich in hypnose de gewenste ling een aantal malen met succes voorgesteld, dan kan hij tijdens zo’n ervaring een bepaald gebaar maken of een bepaalde lichaamshouding

Hypnose voor mensen die te zeer openstaan voor suggesties 317 aannemen. Ontstaat een koppeling tussen de ervaring en het gebaar of de lichaamshouding, dan is er sprake van cue-conditioning: door het maken van het gebaar of het aannemen van de lichaamshouding wordt automatisch de gewenste opstelling gerealiseerd. De cliënt fent dit in hypnose een aantal malen. (5) De cue-conditioning toepassen in hypnose. Dit kan op velijk twee manieren: (a) de cliënt realiseert de gewenste opstelling of houding via het gebaar of de lichaamshouding, haalt zich vervolgens de problematische situatie voor de geest en stelt zich daarbij voor hoe hij daarin nu adequaat – assertief – reageert; (b) de cliënt stelt zich eerst de problematische situatie voor en maakt vervolgens het gebaar, etc., en realiseert daarmee de gewenste opstelling. (6) Posthypnotische suggesties. In hypnose kunnen tenslotte gesties worden gegeven ter bekrachtiging van het geleerde. In het voorbeeld van Willem werd daarbij ook gesuggereerd dat hij niet per se afuankelijk hoeft te zijn van het betreffende gebaar. (7) Instructies voor oefenen. Eventueel kan de cliënt na afloop van de hypnose worden geïnstrueerd de betreffende procedure thuis in zelfuypnose te oefenen bijv. gedurende twee weken dagelijks een- of tweemaal. Discussie ( I) In dit artikel is een door Janet reeds onderscheiden vorm van subassertiviteit beschreven die gebaseerd is op een te sterke heid voor suggesties. Janet is als kern van die gevoeligheid het geloof gaan: het geloof in een bepaald gebeuren, maar vooral ook het loof in de macht van de suggestie en in de macht van degene die de suggestie geeft. De procedure voor het oplossen van dit probleem maakt gebruik van ditzelfde kenmerk van de cliënt. Zo deze al macht toekent aan de therapeut en diens suggesties – en per definitie is dit meestal het geval – wordt dit ten nutte gemaakt voor het de cliënt leren te geloven in zijn eigen macht en mogelijkheden. Wat een symptoom was wordt getransformeerd tot vaardigheid (vgl. Beahrs, 1982). (2) Zoals het gepresenteerde schema Iaat zien, bestaat de volledige procedure uit een niet gering aantal stappen. In de praktijk echter hoeven deze stappen meestal niet alle te worden uitgevoerd. Een cent voorbeeld moge dit illustreren. De cliënt – eveneens zeer tibel – voelde zich ernstig bedreigd door iemand waarin hij geloofde dat hij hem langs magische weg kwaad wilde berokkenen. Hij kon zich in hypnose spontaan voorstellen dat hijzelf een magische cirkel

318 Dth 4 jaargang 4 november 1984 om zich heen trok die bescherming bood tegen niet alleen de meende bedreigingen van de betreffende persoon, maar ook voor eventuele aanvallen van andere lieden. Hoewel hij later rapporteerde ervaringen te hebben opgedaan waarin hij zich bedreigd voelde, merkte hij toch dat het – denkbeeldige – trekken van de magische kel hielp die negatieve invloeden op afstand te houden. Hij wist bijv. zijn baas (niet degene die hem op magische wijze zou bedreigen) voor het eerst met succes duidelijk te maken dat hij bepaalde gedragingen niet op prijs stelde. In het algemeen echter lijkt oefenen in zelfhypnose van de te procedure een aan te bevelen stap. ‘Oefening baart kunst’ is een waardevol principe, waarin de cliënt niet ten onrechte gaat geloven. (3) Beweerd werd dat de cliënten – mensen met een te grote ligheid voor bepaalde suggesties in het dagelijkse leven zeer goed hypnotiseerbaar waren. Deze bewering werd niet gestaafd met de vermelding van hun testscores op de een of andere heidsschaal. Voor de therapeut waren hun opvallende responsieve aandacht (vgl. Erickson & Rossi, 1979/83) en de grote heid aan tranceverschijnselen die zij in hypnose demonstreerden, delijk genoeg. Referenties Alman, B. M. (1983), Self-hypnosis. International Health Publications, San Diego. Bandler, R. & J. Grinder (1979), Frogs into princes. Real People Press, Moab, Utah. Nederlandse uitgave: De betovering van de taal. De Toorts, Haarlem, 1981. Beahrs, J. (1982), Unity and multiplicity. Brunner/Mazel, New York. Bowers, K. S. (1977), Hypnosis for the serious curious. Jason Aronson, New York. Cladder, H. (1984), Alternatieven voor systematische desensitisatie; het men van angst met een ‘goed oud gevoel’. Dth. 4(1), 42-53. Erickson, M. H. & E. L. Rossi (1979), Hypnotherapy: an exploratory book. Irvington Publishers, New York. Nederlandse uitgave: Exploraties in hypnotherapie. Van Loghum Slaterus, Deventer, 1983. Evans, F. J. (1967), Suggestibility in the normal waking state. Psychological Bulletin, 67, l 14-129. Hart, 0. van der (1977), Ongewone hulpmiddelen ter bevordering van viteit bij therapeut en cliënt. In K. van der Velden (red.), Directieve pie I. Van Loghum Slaterus, Deventer. Hilgard, E. R. & C. T. Tart (1966), Responsiveness to Suggestions ing waking and imagination instructions of Hypnosis. Journal of abnormal psycho/ogy, 1966, 71, 196-208. Hoogduin, K. (1980), Hypnotherapie bij een vrouw met angst voor het eten

Hypnose voor mensen die te zeer openstaan voor suggesties 319 in gezelschap. In: K. van der Velden (red.), Directieve Therapie 2, Van Loghurn Slaterus, Deventer. Janet, P. (1909), Les névroses. Flarnrnarion, Parijs. Janet, P. (1927), Rapport sur la suggestion (Congrès de Psychiatrie de Zurich, novernbre 1926). Archives Suisses de Neurologie et de Psychiatrie, 20. Rosenblatt, P. C” R. P. Walsh & D. A. Jackson (1976), Grief and Mourning in Cross-Cultural Perspective. Human Relations Area Files Press, USA. Shor, R. E. (1960), The frequency of naturally occurring ‘hypnotic-like’ riences in the norrnal college population. The International Journal of cal & Experimental Hypnosis, 8, 151-163. Spiegel, H. (1974), The grade-5 syndrorne: the highly hypnotizable person. The International Journal of Clinical & Experimental Hypnosis, 22(4), 303- 319. Spiegel, H. & Spiegel, D” Trance and treatment. Basic Books, New York. derlandse uitgave: Therapie en trance. Stafleu, Alphen a/d Rijn, 1981.