Jaargang 32 (2012)
Nummer: 4
Artikel: 12

Pictogram

DT-32-4-12.pdf 873.17 KB 1098 downloads

Maurizio Andolfi en gezinnen met adolescenten ...

Maurizio Andolfi is in Nederland en Vlaanderen vooral bekend door zijn boeiende en aangrijpende live consults met gezinnen. Voor hulpverleners die de kans hadden om een dergelijk consult bij te wonen blijft dat een ervaring die men niet snel zal vergeten. De speelsheid waarmee hij contact maakt met een gezin – meestal via de kinderen –, de manier waarop hij krachten aanspreekt en toch de pijn niet uit de weg gaat, de verbindingen die hij op die manier legt tussen gezinsleden en generaties: het zijn maar enkele van de dingen die een diepe indruk nalaten. Om die reden komt een studiedag met Andolfi ook pas echt tot zijn recht indien er een dergelijk live consult is (bijvoorbeeld PTC De Viersprong, Nederland, oktober 2010; Rapunzel, België, 2011). Maar hoe levendig en rijk zijn manier van werken live ook overkomt, zo moeilijk blijkt het in het te bespreken werk om zijn persoonlijkheid en de ervaringsgerichte manier van werken op gepaste wijze op papier te zetten (zie Hillewaere & Sins, 2008). Bovendien liggen Andolfi’s talenten ook duidelijk meer in het rechtstreekse contact en de levendige dialoog dan in het geschreven woord. Dit alles heeft Anna Mascellani, een leerlinge van Andolfi, ertoe aangezet om samen met de grootmeester een boek te schrijven over adolescenten in gezinstherapie. Daarmee komt ze naar eigen schrijven niet alleen tegemoet aan de vraag van vele cursisten om zich ook via geschriften in Andolfi’s werkwijze te kunnen verdiepen, maar ook aan de lacune die er heerst in het domein van publicaties over systeemtherapie met adolescenten (zie Hillewaere, 2008a, 2008b). Het boek oogt dan ook veelbelovend, temeer daar het vorige boek van Andolfi, dat handelde over kinderen in gezinstherapie (eveneens vertaald en uitgegeven door Hogrefe), echt een heel degelijk en goed boek is.

Laat ons deze bespreking beginnen met een korte situering van de persoon van Maurizio Andolfi en zijn werk. De hoeveelheid en verscheidenheid aan systeemtherapeutische stromingen is voor niet-systeemtherapeuten vaak verwarrend en onoverzichtelijk. Voor de systeemtheorie en systeemtherapeuten zelf is deze verscheidenheid zowel een grote kracht als een kwetsbaarheid. Immers, diversiteit en verschil behoren tot de basisvisie van de systeemtheorie, maar te veel diversiteit leidt tot mogelijke verwarring en onduidelijkheid, zowel binnen als buiten het eigen veld. De verscheidenheid van de systeemtherapie kan men echter, in navolging van Andolfi, als volgt ordenen. Aan de oostkust van de VS was men in het begin vooral bezig met het bestuderen van (feedback)regels en patronen binnen en tussen systemen. Het is hier dat zich ook de basis bevindt van de communicatietheorie, met name aan het MRI in Palo Alto, Californië. Verschil tussen inhoud en betrekking, tussen digitale en analoge communicatie, de effecten van ik-boodschappen en boodschappen gericht op gedrag (eerder dan op de persoon) – het zijn maar enkele van de grote verdiensten van deze stroming. In Europa was er de Milanese school, die voortbouwde op de principes van het MRI, en onder meer de paradoxale communicatie in gezinnen als bron van pathologie op de voorgrond plaatste. Omwille van de zoektocht naar objectief waarneembare regels en communicatievormen hield men vanuit deze benaderingswijze ook steevast vast aan een ‘objectieve’ afstand tussen therapeut en cliënten. Symbool hiervoor staat het one-way screen, of de doorkijkspiegel. De centrale idee hierbij was dat men als expert een objectieve afstand nodig had om de regels en feedbackmechanismen van een systeem te observeren en te veranderen. Dat lukt niet als de therapeut te betrokken of nabij is.

Een heel andere ontwikkeling vond plaats aan de oostkust, en het is hier dat Andolfi zijn opleiding heeft genoten. Deze systeemtherapeuten hielden zich veel minder bezig met (communicatie)regels en objectieve beschrijvingen, maar beschouwden een gezin en een familie als een dynamisch systeem met eigen ontwikkelingskenmerken. Zo hechtten vertegenwoordigers als Minuchin (structurele benadering), Whitaker (ervaringsgericht), Bowen (verbondenheid en autonomie als systeemkenmerken), Bozormany-Nagy (loyaliteiten, balans tussen geven en nemen), om deze maar te noemen, veel belang aan intergenerationele kenmerken en bijvoorbeeld het gebruik van genogrammen. ‘Om een gezin of een familie te kennen moet je een beeld hebben van ten minste drie generaties.’ Het is een uitspraak van Andolfi waarin hij duidelijk zijn bronnen laat spreken. Maar niet alleen de visie die men heeft op gezinnen en families, ook de positie van de therapeut is radicaal anders. Hier gelden geen objectieve of objectiverende interventies, maar een grote nadruk op de persoon van de familietherapeut en een authentiek contact met het gezin en de familie.

Andolfi stelt deze verschillen in benadering in Adolescenten in gezinstherapie op scherp en houdt een vurig pleidooi voor het belang van de persoon van de familietherapeut en het authentieke contact met het gezin en de familie. Hij vermeldt ook in dit boek duidelijk de invloed van zijn leermeesters, met name Minuchin en Whitaker. Van Minuchin leerde hij invoegen en contact maken, maar ook het kijken naar drie generaties en naar structuren binnen een gezin of familie. Minuchins benadering is trouwens vooral bekend vanwege het perspectief op de structuur van een gezin, vandaar ook de term ‘structurele benadering’. Zo is het belangrijk dat ouders zelf een gezond gezag en autoriteit kunnen vooropstellen, en hiervoor steun vinden bij hun eigen generatie (broers, zussen, vrienden) of een generatie hoger (hun ouders, ooms of tantes). In interviews (bijvoorbeeld Barletta, 2004; Hillewaere, Splingaer & Sins, 2007) liet hij vaak blijken dat het voor hem een zegen was dat hij eerst bij Minuchin zijn opleiding had genoten, en daarna het creatieve, het ervaringsgerichte en zelfs het gekke van Whitaker had kunnen leren. Immers, wanneer men een goed kader en een goede structuur heeft, kan en mag men binnen deze veilige kaders gemakkelijker het creatieve en speelse proces de volle ruimte geven. Hoewel Whitaker vanuit zijn sterke en provocerende persoonlijkheid zelf de regie over het gesprek goed in handen hield, stond bij hem toch ook centraal dat het gezin zelf het initiatief tot verandering dient in te nemen. Ook dat heeft Andolfi van Whitaker overgenomen, getuige de volgende treffende uitspraken: ‘family therapy is about the family, not about the family therapist…‘ ‘De centrale idee wordt dan om gezinnen in therapie een ruimte te geven waarin ze hun creatieve wereld kunnen benutten en opnieuw een kans krijgen om keuzes maken’ (Andolfi & Haber, 1994, p.76).

Wanneer men Andolfi aan het werk ziet, lijkt het alsof vooral de directe ervaring en intuïtie een grote rol spelen. Dat is wellicht ook zo, maar toch zit er wel degelijk in het kijken en luisteren naar het gezin en de familie een theoretische ordening. Naast de verticale dimensie (de structuur, het genogram) spelen bij Andolfi ook de horizontale dimensie (tijdsdimensie, tijdslijn) en life events een grote rol. De combinatie van een structureel en een gezinsontwikkelingsperspectief maakt zijn theorievorming erg bijzonder. Om deze visie te verduidelijken gebruikt hij de metafoor van een huis in beweging. De verticale structuur van het huis, de verdiepingen, verwijst naar de verschillende generaties. Met enige verbeelding kan men zeggen dat de begane grond de kinderen, de eerste verdieping de ouders en de zolder de grootouders voorstellen. Net zoals Minuchin let hij hierbij op de structurele positie van de verschillende generaties. Zo kunnen jonge ouders sterk onder druk komen te staan wanneer ze enerzijds voor de opvoeding van de jonge kinderen moeten zorgen, en anderzijds de hete adem van hun eigen ouders in hun nek voelen. Dit kan op verschillende manieren: wanneer het jonge koppel onvoldoende is losgekomen van de eigen ouders zullen de grootouders een mogelijk blijvende bron van kritiek vormen. Of een bron van zorg en schuldgevoelens. Andolfi noemt deze situatie voor het koppel erg plastisch ‘het sandwichkoppel’. Een andere treffende metafoor is die van Atlas. Wanneer jonge ouders verwachtingen die ze eigenlijk naar hun ouders of naar elkaar zouden moeten uiten op hun kinderen richten, komen deze kinderen erg onder druk te staan. De kinderen krijgen net als Atlas een zware last op hun schouders, die eigenlijk niet voor hen bedoeld is. Deze metafoor is zo treffend voor het werk van Andolfi dat hij er zelfs de titel van een van zijn belangrijkste boeken aan heeft toegekend: The myth of Atlas, uit 1989. In dit boek gaat Andolfi op zoek naar de kracht van gezinsmythes, gezinsrituelen en gezinsverhalen. De therapie bestaat dan uit een evenwichtiger en passender herverdeling van verwachtingen, lasten en lusten. Met andere woorden: opnieuw bekijken en herverdelen wat er bij een generatie – of verdieping – thuishoort. Wanneer een gezin bepaalde lasten bij het kind (Atlas) neerlegt, zal Andolfi samen met het gezin op zoek gaan naar hoe broers of zussen, ooms of tantes hierbij mogelijke (horizontale) hulpbronnen of helpende krachten vormen.

Met dit alles in het achterhoofd is het begrijpelijk dat de adolescentie in Adolescenten in gezinstherapie wordt uitgelegd als ‘een driegenerationeel proces’ (p.27). Zo kan men de relatie tussen een vader en zijn adolescente zoon volgens Andolfi niet anders zien dan in het licht van de wijze waarop deze vader zich verhoudt tot zijn vader. Dat geldt ook voor een moeder die te maken heeft met een puberende dochter: ook deze relatie dient gezien te worden in relatie tot de verhouding tot haar eigen moeder. Adolescentie betekent opgroeien, loskomen (separeren) en de eigen weg gaan (individuatie). Men kan de adolescentie bij Andolfi dan ook niet anders begrijpen dan in de context van de eigen individuatie-separatieprocessen van de ouders. Opvallend is dat Andolfi een warm pleidooi houdt voor gezonde afhankelijkheid, al zouden wij wellicht de term ‘verbondenheid’ verkiezen. Hij ziet de adolescentie als een fase om los te laten of los te komen in verbondenheid (zie ook Hillewaere, 2008a). In hoofdstuk drie gaat het vooral om deze afhankelijkheid en beschrijft hij verschillende vormen van verslaving als vormen van pathologie van de afhankelijkheidsdimensie. Drugs, internet, alcohol, eetverslaving: ze ontstaan volgens Andolfi vooral wanneer er geen gezonde afhankelijkheid (of verbondenheid) bestaat. Overigens zorgt Mascellani als coauteur wel telkens voor een goed literatuuroverzicht over deze fenomenen, waardoor we toch een wetenschappelijk en ruimer kader krijgen. Voor Andolfi zelf bestaat er geen andere mogelijkheid dan in therapie aan de slag te gaan met de systemen die de adolescent omringen: de ouders, het gezin en de familie (grootouders, broers en zussen) en peers en vrienden. Broers, zussen en peers krijgen (terecht) een prominente plaats en telkens opnieuw wordt er gekeken hoe door een herstel van de natuurlijke relaties de pathologische afhankelijkheid opnieuw vervangen kan worden door gezonde verbondenheid. Er zijn weinig boeken over de adolescentie die de context en het herstel met de relaties zo centraal stellen. Verder in het boek, in hoofdstuk vijf, wordt uitgebreid omschreven hoe men in de praktijk door middel van interventies met het netwerk hiermee aan de slag kan (zelfs een hond is welkom en krijgt in een sessie een prominente rol). Maar naast de afhankelijkheid is voor de adolescent uiteraard ook het loskomen van thuis, het streven naar autonomie en een eigen identiteit belangrijk. Hierbij hoort ook een gezonde dosis agressie en Andolfi en Mascellani maken in dit boek, in navolging van onder meer Bowlby, een onderscheid tussen destructieve en constructieve vormen van agressie. Constructieve agressie, gezonde conflicten zeg maar, is nodig en belangrijk, zeker in de adolescentie. In het Frans kent men het gezegde: ‘Men kan geen omelet bakken zonder eieren te breken.’ Andolfi maakt een interessante vergelijking met gevechtssporten zoals aikido en bespreekt hoe leerrijk deze (veelal oosterse) krijgskunsten kunnen zijn voor gezinnen en therapeuten. Speels en plezierig oefenen met agressie, leren omgaan met de eigen energie, leren oefenen met en afstemmen op de energie van de ander en vooral het principe van integriteit en respect voor de ander: het zijn maar enkele van de vele principes die we kunnen leren van deze gevechtssporten. Maar bij een problematische adolescentie ontstaat er vaak destructieve agressie, die de adolescent tegen zichzelf of tegen de ouders en anderen kan richten. Ook ouders spelen uiteraard een rol en heel belangrijk is hoe zij hebben leren omgaan met conflicten en verschil. In hoofdstuk twee kunnen we verder lezen hoe er verscheidene problematische uitingsvormen zijn van (reactieve) agressie, zoals agressief gedrag van een adolescent in een verstoorde verhouding tussen generaties, in adoptiegezinnen, in crisissituaties en vijandige echtscheidingen, in pestsituaties en agressie door gebrekkige aanwezigheid van de vaderfiguur of als verholen minachting voor
de ouders.

Hoewel wellicht vooral Mascellani (samen met enkele studenten die in het dankwoord vermeld staan) zoals gezegd veel werk heeft gemaakt van onderzoeksgegevens over al de hiervoor vermelde thema’s zoals drugs, internet, agressie en geweld, verslaving en peers zijn het toch vooral de vele praktijkvoorbeelden van Maurizio Andolfi die dit boek aantrekkelijk maken. We zouden een bespreking van dit boek dan ook geen eer doen zonder ons even te verdiepen in enkele praktijkvoorbeelden.

Praktijkvoorbeelden

Andolfi noemt zijn eigen manier van werken ook wel ervaringsgericht, intergenerationeel en provocatief. Maar meer dan bij Whitaker zal de provocatie geflankeerd worden door containment en holding. Caring én provocing gaan bij hem hand in hand. Provocatie hoeft voor hem geen verkeerd begrip te zijn en is nuttig en nodig in therapie. ‘Provocare’ stamt af van het Latijnse (‘pro-vocare’): naar voren roepen, in het daglicht plaatsen. Direct zijn is voor hem dan ook een tegengif voor te beschermend of verwennend gedrag van de ouders (p.46). Een voorbeeld van contact maken, invoegen en direct zijn of provoceren vinden we in een casusbeschrijving (p.63-66). Een klein verbatim fragment kan dit goed illustreren. Het gaat om een gezin dat in behandeling komt vanwege de ‘extreme agressie’ van de achttienjarige zoon, Andrea:

Dit kleine fragment illustreert erg goed Andolfi’s manier van werken. De openingszin ‘Waarom heb je dit gezin mee gebracht’ is typisch voor Andolfi en bedoeld om de geïdentificeerde patiënt onmiddellijk in zijn of haar kracht aan te spreken. Dit verrast het gezin, maar activeert het ook tegelijkertijd. Waar Andolfi in het werken met kinderen authenticiteit als een centraal kenmerk ziet, beschouwt hij ambivalentie als een wezenlijk kenmerk in het contact maken van de adolescent. Weinig adolescenten staan te springen om in gezinstherapie te gaan, en daarom kan een speelse houding bij de therapeut erg goed helpen om de adolescent te motiveren aan de slag te gaan. Andolfi start heel dikwijls met het aangemelde kind of de adolescent om de dynamiek van het gezin te verkennen. Voor deze verdere verkenning doen we beroep op een ander praktijkvoorbeeld wat verderop in het boek.

Hoe Andolfi de problematiek van de adolescent in de context plaatst van de driegenerationele familiedynamiek wordt treffend geïllustreerd door de beschrijving van een therapeutisch consult in Canada met een migrantengezin uit Bangladesh. Ook hier activeert hij de adolescent, in dit geval een meisje met anorexia. Er ontstaat via het meisje (Nita) een speelse interactie tussen de therapeut en het gezin. Een spel waarin hij moeilijke thema’s niet uit de weg gaat, maar juist via het kind opzoekt. In deze casus vraagt Andolfi via Nita aan de ouders of ze voeling kunnen krijgen met wanhoop, verlies en dood. Waarbij dood en verlies niet enkel symbool staan voor de anorexia, maar ook voor het verlies van Bangladesh en de ziekte van grootmoeder. Andolfi spreekt ook wel over ‘het symptoom in de armen sluiten’, of zelfs ‘het symptoom huwen’. Door op een speelse manier met Nita om te gaan en de klemtoon van het lijden, het verlies, te verleggen naar de ouders spreekt hij zowel Nita aan in haar kracht als de ouders in hun kwetsbaarheid. Het aangemelde kind, in dit geval Nita, dient vervolgens als een helpende gids, een draad van Ariadne, in het labyrint waarin het gezin is komen vast te zitten. Andolfi vraagt vervolgens via Nita of er hulpbronnen zijn voor de ouders om beter in contact te komen met hun gevoelens omtrent wanhoop, verlies en dood. De ouders besluiten een beroep te doen op een bevriend echtpaar, eveneens migranten uit Bangladesh. Pas na een lange pauze gaat Andolfi in gesprek met het gezin en het bevriende echtpaar, die door de ouders bij het gesprek zijn uitgenodigd, op zoek naar verdere steun voor de existentiële thema’s. Op die manier geeft Andolfi ruimte aan het kind, Nita, én aan de ouders om steun te zoeken bij leeftijdsgenoten voor emotionele verwerking van thema’s die naar hun eigen gezin van herkomst verwijzen. In termen van de metafoor van het huis: horizontale steun voor een verticaal probleem, een probleem dat eigenlijk met de bovenbouw te maken heeft (migratie en gezin van herkomst), maar dat op de onderbouw (Nita) drukt (Atlas) en daar tot uiting komt. Via het creëren van deze ruimte ontstaat opnieuw keuzevrijheid voor het gezin en de mogelijkheid tot verdere ontwikkeling of groei. Door deze interventies verschuift bovendien de klemtoon van de onmacht van het therapeutische systeem naar de mogelijkheden en hulpbronnen van het natuurlijke systeem. Ook dit hoofdstuk vormt een goede illustratie voor zijn manier van werken en zijn ideeën over de kracht van een consultzitting. De grote kracht hiervan ligt volgens hem in het inbrengen van een nieuw en ruimer perspectief. En door het opnieuw in verbinding brengen van de adolescent en het gezin met hun eigen kracht en natuurlijke hulpbronnen. Want laat dit vooral duidelijk zijn: Andolfi gelooft veel meer in de kracht van de jongere en het systeem dan in het gebruik van op pathologie gerichte diagnoses, zo blijkt onder meer uit de volgende stelling: ‘Het gedrag van een adolescent moet niet worden gestigmatiseerd als pathologisch: de pathologie moet worden gediagnosticeerd en geclassificeerd volgens een evolutief criterium’ (p.44).

Zoals gezegd vormen de vele praktijkvoorbeelden wellicht de grote kracht van dit boek. Al kunnen deze anderzijds ook een obstakel vormen voor mensen die niet goed weten waar te beginnen met gezinnen en systemen rondom adolescenten. Door de levendige en nauwgezette beschrijvingen kan er ook wel een kloof ontstaan tussen hoe een concrete hulpverlener wil werken en hoe de grootmeester werkt. Men kan enkel hopen dat de verstandige lezer tussen de regels door ook heel wat hints kan vinden hoe hij of zij met de eigen kwaliteiten als hulpverlener aan de slag kan.

Voor de volledigheid nog even een kort overzicht van de opbouw van het boek. Het eerste hoofdstuk is vooral theoretisch en zorgt voor een situering van het ervaringsgerichte perspectief en de ideeën van Andolfi, toegepast op de adolescentie als een levensfase voor de adolescent en het gezin. Hoofdstuk twee bespreekt de agressie en gezinscrises en hoofdstuk drie handelt over de pathologie van afhankelijkheid en de ‘driegenerationele’ dimensie (zie hiervoor). Hoofdstuk vier gaat over depressie en suïcidaliteit in de adolescentie. Depressie en suïcidaliteit hebben voor Andolfi, hoe kan het ook anders, een relationele betekenis. Ook hier vinden we dezelfde manier van werken terug en zorgen de praktijkvoorbeelden voor een mooie illustratie van het ervaringsgerichte perspectief en Andolfi’s caring en provocing. Andolfi spreekt steeds opnieuw de adolescent en het gezin aan in hun kracht, maar gaat de pijn en het verdriet niet uit de weg. Zo nodigt hij op een speels provocatieve manier een suïcidale adolescent uit om in de aanwezigheid van haar gezin te fantaseren over haar begrafenis. Het bijzondere is dat deze adolescent haast alle mensen over wie ze fantaseerde (vrienden en familie) op uitnodiging van Andolfi een volgende sessie weet mee te brengen op gesprek. En dat het herstel van deze verbondenheid voor een nieuwe verbinding weet te zorgen met het leven en de toekomst. Het boek sluit af met het hierboven vermelde hoofdstuk over hulp van broers en zussen en interventie van het netwerk. Symbolischer kan het haast niet: de jongere in zijn of haar context en een verbinding met belangrijke anderen die nog al te vaak over het hoofd gezien worden.

Tot slot

Het is zoals gezegd erg moeilijk om een boeiende manier van systemisch kijken en werken op schrift te zetten, laat staan om deze in een boekbespreking van enkele pagina’s onder woorden te brengen. We hebben er desalniettemin een poging toe ondernomen en hopen dat het ook voor de lezers die minder vertrouwd zijn met het werk van Andolfi toch een beeld geeft van zijn manier van werken. Rest ons nog een kritische evaluatie van Adolescenten in gezinstherapie. Wat bijzonder positief is, is dat er eindelijk een boek is over het werk van Maurizio Andolfi met gezinnen met adolescenten. Ook het literatuuronderzoek over adolescenten en systeemtherapie met adolescentie komt tegemoet aan een lacune in ons vak. De vele gevalsbeschrijvingen in dit boek zijn prettig om lezen en vormen een boeiende inkijk in de ervaringsgerichte en systemische manier van werken van een boeiende en charismatische familietherapeut. Het belang van de context, ouders, grootouders, broers en zussen, vrienden komt goed uit de verf en dat is voor iedereen die werkt met adolescenten een aandachtspunt en verbreding van perspectief. Toch zitten er voor mij ook veel minpunten aan dit boek. Eén groot minpunt betreft de schrijfstijl en de moeilijke zinsconstructies. Het is voor mij niet helemaal duidelijk of dit met de vertaling uit het Italiaans te maken heeft of met de schrijfstijl van één van de auteurs. Maar buiten de verbatim gedeelten uit de gevalsbeschrijvingen zijn er dikwijls wel erg ingewikkelde zinsconstructies die de leesbaarheid in het geheel beslist niet ten goede komen. Daarnaast zijn de hoofdstukken wisselend van niveau en blijft de wetenschappelijke verantwoording voor mij regelmatig ondermaats. Mooie overzichten en inzichten in de wereld van adolescenten (internet, verslaving, enzovoort) worden afgewisseld met minder uitgewerkte standpunten (zoals het tekort van de vaders in onze maatschappij, het gevolg van scheidingen). Te veel worden er gezagsargumenten aangedragen (‘we hebben al meermaals gesteld dat…’) en na de mooie beschrijvingen van de therapeutische consulten volgt er slechts een korte anekdotische beschrijving van verdere follow-up. Het hele proces en de verschillende stappen in een systeemtherapie met adolescenten en hun gezinnen blijft op die manier onduidelijk en onderbelicht. Dat kan echt een obstakel vormen en zelfs storend werken voor mensen die Andolfi nog niet aan het werk gezien hebben. Ook de beperkingen en grenzen van deze manier van werken komen niet aan bod. Dat is mogelijk ook eigen aan de generatie systeemtherapeuten waartoe Andolfi behoort, en zeker vanuit het (ervaringsgerichte) perspectief waaruit hij in die tijd sprak, maar helaas ook nu nog spreekt. Het is bovendien erg jammer dat recente ideeën en theorieën uit de internationale systeemtherapie helemaal niet aan bod komen. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan iemand die blijvend zijn sympathie en waardering uitdrukt voor het werk van Andolfi, met name Peter Rober (zie bijvoorbeeld Rober, 2012). Zijn ideeën over de persoon van de therapeut en de therapeutische relatie zouden Andolfi’s werk alleen maar sterker kunnen maken. Ook het ervaringsgerichte perspectief in de systeemtherapie heeft zich verder ontwikkeld en kent wetenschappelijk onderzoek. Ook dat wordt niet of nauwelijks in dit boek geïntegreerd. Zo blijft het boek nu vooral bruikbaar voor mensen die zich willen verdiepen in het werk van Andolfi en zijn ervaringsgerichte manier van gezinstherapie met adolescenten. Al is dat op zich natuurlijk al wel een mooie verdienste.

Referenties

Andolfi, M. (2010). Het kind in gezinstherapie: De ideeën van Maurizio Andolfi. Amsterdam: Hogrefe.

Andolfi, M., Angelo, C. & Nichilo, M. de (1989). The myth of Atlas: Families & the therapeutic story . New York: Brunner/Mazzel, Mazel.

Andolfi, M. & Haber, R. (Eds.). (1994). Please help me with this family: Using consultants as resources in family therapy. New York: Brunner, Mazel.

Barletta, J. (2004). Een bijzondere familietherapeut: Een conversatie met Maurizio Andolfi (vert., red., voorwoord Greet Splingaer). Tijdschrift voor Familietherapie, 10, (1), 3-24.

Hillewaere, B. (2008a). Verbinden om goed te kunnen loslaten: Systeemtherapie voor gezinnen met adolescenten. Systeemtherapie, 20, 4, 216-238.

Hillewaere, B. (2008b). Samen en toch ook apart: Systeemtherapie voor adolescenten en gezinnen. Kinder & Jeugdpsychotherapie, 35, (2), 6-27.

Hillewaere, B., Splingaer, G. & Sins, T. (2007). Interview met Maurizio Andolfi. Rotterdam, 6 september.

Rober, P. (2012). Gezinstherapie in de praktijk. Leuven: Acco.

Savenije, A., Lawick, M.J. van & Reijmers, E.T.M. (red.). (2008) Handboek systeemtherapie. Utrecht: De Tijdstroom.

Pictogram

DT-32-4-12.pdf 873.17 KB 1098 downloads

Maurizio Andolfi en gezinnen met adolescenten ...