Jaargang 32 (2012)
Nummer: 3
Artikel: 11

Icoon

DT-32-3-11.pdf 490.29 KB 269 downloads

Hulp aan getraumatiseerde vluchtelingen ...

Traumaverwerking met vluchtelingen is een praktijkboek en tegelijk een egodocument. De auteur is zelf een Iranese vluchteling. Het boek opent met haar eigen levensverhaal. Ze geeft de lezer daarmee een pakkend beeld van wat het betekent gevlucht te zijn. Dat beeld komt ook naar voren in de vluchtverhalen van de cliënten die ze gebruikt in de verschillende hoofdstukken. Het gaat hierin bijna altijd om cliënten die de auteur zelf heeft behandeld, nadat deze cliënten voor effectieve hulp bot hadden gevangen in de reguliere ggz. Dat alleen al maakt het lezen van dit boek alleszins de moeite waard voor autochtone Nederlandse hulpverleners: er valt veel uit te leren.

Op inspirerende wijze neemt de auteur de lezer mee op een zoektocht naar een passende manier van hulp bieden aan ernstig getraumatiseerde vluchtelingen. De systeembenadering staat centraal in het boek. In elk hoofdstuk wordt een aandachtspunt van de transculturele systeembenadering besproken aan de hand van een casus. Veel cliënten komen uit een zogenaamde ‘wij-cultuur’. In hun gedachten nemen ze daarom bijna altijd hun familiesysteem met zich mee, ook al komen ze letterlijk genomen alleen om hulp. Het systeem wordt daarom dan ook altijd in de behandeling betrokken. Dat kan via het opstellen en bespreken van een genogram. Wanneer daartoe de mogelijkheid bestaat, worden familieleden en andere sleutelfiguren ook daadwerkelijk bij de behandeling betrokken. Het belang daarvan is dat de cliënt en de therapeut zich door het familiesysteem kunnen laten gidsen in de zoektocht naar krachtbronnen die de cliënt de inbedding kunnen geven die zij of hij nodig heeft in het gastland.

Peilers van het boek zijn de drie fasen die vluchtelingen moeten doormaken en de rol die de therapeut daarin kan vervullen: het afscheid van het moederland, de overgang naar het gastland (de liminele fase) en de re-integratie in het gastland. De meeste problemen zijn terug te voeren op het blijven steken in de liminele fase. Om mensen te helpen om daar goed doorheen te komen, is de nabijheid van de therapeut essentieel. Nabijheid creëren heeft dan ook een centrale plaats in de aanpak van de auteur. Vluchtelingen staan er vaak helemaal alleen voor in de overgangsfase. Ze hebben een steunfiguur nodig die hun veiligheid biedt en die hen begrijpt. In de behandeling stelt de auteur zich daarom op als een moeder zolang dat nodig is, zoals ze zegt. Dat wil zeggen, totdat het moment is aangebroken waarop de vluchteling zelf een extern steunsysteem heeft gerealiseerd. Vanuit die steunende en invoelende positie zoekt de therapeut samen met de cliënt naar nieuwe hulpbronnen voor de cliënt om zich in het gastland een plaats te verwerven die bij hem of haar past. De auteur spreekt in deze van ‘beschermjassen’, ofwel veilige omhullingen die een cliënt helpen om ongeschonden door de kwetsbare liminele fase te gaan. Om de veiligheid binnen de therapeutische relatie te vergroten, pleit de auteur voor een zekere mate van self disclosure tegenover de cliënt, ook al past een dergelijke opstelling minder goed in de ‘state of the art’ van psychotherapie. Meer algemeen realiseert de auteur zich dat ze zich in haar praktijkvoering niet altijd houdt aan de professionele richtlijnen die gelden binnen de Nederlandse ggz. Ze acht zich daartoe evenwel gelegitimeerd omdat de ggz, zoals gezegd, vaak gefaald had bij de cliënten die naar haar verwezen werden.

Het boek is ook, zoals eerder aangegeven, een egodocument. Eerst al omdat de auteur haar eigen levensverhaal als vluchteling op indrukwekkende manier beschrijft, maar ook omdat ze beschrijft wat de cliënten met haar deden en hoe zij vormgaf aan de hulpverlening aan hen. Daarmee toont ze ook aan de lezer een zekere mate van self disclosure. Ze deinst er niet voor terug om ook haar eigen gevoelens bij de behandeling van de verschillende cliënten weer te geven. Soms zijn die gevoelens zeer heftig. Ze heeft dan ook zelf beschermjassen nodig.

Enkele punten van kritiek. De wij-cultuur wordt soms wel erg sterk geïdealiseerd. Veel interventies zijn gericht op het herstellen van de continuïteit en stabiliteit binnen het familiesysteem (p. 44). De auteur lijkt daarmee soms voorbij te gaan aan het feit dat er ook mensen vluchten omdat leven in een wij-cultuur voor hen verstikkend is geweest. Zij kwamen in botsing met de traditionele normen en waarden van het moederland, waardoor ze in gevaar kwamen. In het gastland moet de vluchteling geholpen worden zijn of haar weg te vinden in de daar heersende cultuur. Leven in twee culturen is moeilijk. Vluchtelingen kunnen er ook voor kiezen om te breken met hun oorspronkelijke wij-cultuur en de Nederlandse ik-cultuur te omarmen, die ook voordelen heeft. Los van deze inhoudelijke kanttekening komen er in het boek nogal wat doublures voor. Dat neemt niet weg dat het boek hulpverleners uitstekend kan helpen in hun zoektocht naar effectieve hulp aan getraumatiseerde vluchtelingen. Warm aanbevolen dus!

Icoon

DT-32-3-11.pdf 490.29 KB 269 downloads

Hulp aan getraumatiseerde vluchtelingen ...