212 Intiem onderhandelen in partnerrelatietherapie* Alfons Vansteenwegen l. Onderhandelen in partnerrelatietherapie Onderhandelen is een basisvaardigheid in elke samenlevingsrelatie. Het samenleven is gebaseerd op wat men zou kunnen noemen een basiscontract, dat op zijn beurt het resultaat is van een ling tussen de twee partners die elk op zich verschillende belangen hebben en samen willen leven. Sager (1976) ziet elk huwelijk als een de facto uitbouw van een deels expliciet, deels onuitgesproken en deels onbewust contract. Bij relatie-moeilijkheden is het meestal zo dat elke partner in de valse veronderstelling leeft dat het contract dat hij in het achterhoofd heeft – over wat hij in dat huwelijk zal moeten geven en over wat hij dan zal krijgen ook identiek bij de andere partner aanwezig is. Karras (1975) beschouwt het huwelijk als een onderhandeling die nooit digt. Lederer & Jackson (1968, p. 272) stellen klaar en duidelijk dat het onderhandelen een essentieel deel is van een huwelijk dat werkt. ‘In feite vereist de echtelijke relatie constante en voortdurende handeling tussen de partners omdat pogingen tot aanpassing mijdelijk zijn en elke dag en zelfs elk uur voorkomen’. Stuart (1981) van zijn kant zegt: ‘Gezien het feit dat elk huwelijk een norm- en gel-geleide relatie is, en gezien het feit dat formele en impliciete eenkomsten iedere relatie haar eigen stabiel karakter geven, en tevens de vrijheid door voorspelbaarheid die iedere persoon nodig heeft, moeten paren de vaardigheid hebben over deze overeenkomsten sen hen beiden te onderhandelen.’ Weiss (1978) gaat ervan uit dat een evenredige mate van uitwisseling van goederen een vende relatie kenmerkt. Onderhandelen corrigeert de balans van ven en krijgen wanneer die uit evenwicht is. Het onderhandelen in * Dit artikel is gebaseerd op een hoofdstuk uit het praktijkboek Helpen bij partnerrelatieproblemen; tips voor relatietherapeuten dat in oktober bij Van Loghum Slaterus verschijnt. DR. A. VANSTEENWEGEN (1941) psycholoog, is coördinator van het catiecentrum te Lovenjoel (AZ Katholieke Universiteit Leuven). Als lector doceert hij systeem- en communicatietherapie aan de Katholieke Universiteit Leuven, waar hij ook secretaris is van het Instituut voor familiale en logische wetenschappen. Werkadres: Communicatiecentrum, Groot Park 3, B- 3042 Lovenjoel, België.
Intiem onderhandelen in partnerre/atietherapie 213 het samenleven wordt aldus vanuit verschillende denkrichtingen als een wezenlijke vaardigheid beschouwd. Elke partnerrelatietherapie (prt) heeft te maken met punten waarover de partners verschillen en waarover ze een overeenkomst willen werken die zal gelden voor hun later gedrag. Elke prt omvat fasen van onderhandeling. Strikt genomen komen beide partners naar de therapeut met elk een (ietwat) andere vraag. Vooraleer de therapeut met het paar tot de formulering van een gezamenlijk doel komt, is er door de partners reeds enigszins onderhandeld. Soms gebeurt dit onopvallend voor of tijdens de intake, soms zal de therapeut daar tief toe bijdragen tijdens de beginfase. Bakker-Rabdau & Bakker (1978) voeren prt’s uit in de vorm van één lange onderhandeling, die, nadat het probleem van enige positieve connotatie is voorzien, begint met het inventariseren van de wederzijdse irritaties, het formuleren van de wederzijdse vragen en het opstellen van een globaal contract. Het leren onderhandelen is ook in vele prt’s gebruikelijk. Vanuit de gedragstherapeutische hoek was het Stuart (1969) die het leren derhandelen introduceerde. Hij werd gevolgd door een lange reeks auteurs (Rappaport & Harrell, 1972; Rappaport, 1976; Harrell en Guerney, 1976; Jacobson & Margolin, 1979; Lange & Van der Hart, 1979; Liberman et al., 1980; Hahlweg, Schindler & Revenstorf, 1982; MacGillavry, 1981). Vanuit de Lewininaanse en psychoanalytische hoek was George Bach (Bach & Wyden, 1970; Bach & Bernhard, 1971; Dayringer, 1976) reeds jaren voordien met zijn ‘constructief ziemaken’ begonnen. Ely, Guerney & Stover (1973) werkten vanuit een meer Rogeriaanse visie. Weiss (1978, p. 227) zegt dat ’training in het onderhandelen dat uitloopt in quasi formele contracten een langrijk hulpmiddel is om koppels de wijsheid van het deren bij te brengen. Onderhandelen is één wijze om de balans tussen geven en krijgen, die bij probleem paren is verstoord, bij te stellen’. De hier beschreven methode van ‘Intiem onderhandelen’ is een originele werkwijze die groeide in tien jaar klinisch werk met bleemparen. Ze is beïnvloed door vele van de vermelde auteurs, en ze is tegelijk geïnspireerd door de traditie van de client-centered ring, met haar accent op het belang van empathie in intieme relaties. De wijze waarop de onderhandeling doorgevoerd wordt is erop richt de intimiteit en de verbondenheid tussen de partners te doen toenemen. Er wordt zowel op het vlak van de beleving als op dragsniveau gewerkt. De wijze waarop de overeenkomst wordt reikt wordt door vele therapeuten soms als meer werkzaam aanzien dan de inhoudelijke afspraak zelf.
214 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 In de literatuur vindt men zelden een expliciete weergave van derhandelingen in prt. De auteurs beperken zich meestal tot een schema. Het is nu onze bedoeling om zo kort mogelijk bij de sessie te blijven en de tussenkomsten van de therapeut bij dit onderhandelen zo nauwkeurig mogelijk te registreren. Uittreksels, ontleed aan twee gevallen, zijn dan ook essentieel voor het betoog. Uit dit alles zou natuurlijk moeten blijken dat het om méér gaat dan om het aanleren van een techniekje of om de uitwisseling van zinloos gedrag in een afspraak. De methode ‘Intiem onderhandelen’ werd uitgebouwd in de gang met meer dan vijfhonderd paren die in een residentiële meduur: drie weken; zie Verhuist & Bakker, 1980; Verhuist & steenwegen, 1974) of in een ambulante setting met ons werkten. Een navraag bij meer dan honderd personen over wat ze zelf in het globale programma meest nuttig en effectief hadden gevonden, maakte duidelijk dat in 75% van de gevallen het ‘Intiem len’ bovenaan stond. In feite worden op het Communicatiecentrum twee methoden van onderhandelen gebruikt, nl. ‘Intiem len’ en ‘Zakelijk onderhandelen’. De eerste methode is bedoeld om een paar te helpen een conflict op te lossen en tegelijk het begrip sen beiden, in intimiteit en verbondenheid te doen toenemen. In deze methode gaat het aan de hand van een concreet punt ook over de basis van de relatie. De tweede methode (Bakker-Rabdau & Bakker, 1978) maakt het mogelijk een reeks irritatiepunten van beide partners aan te pakken en te regelen. De tweede methode richt zich meer op het concrete vlak. Zuiver rationeel begrijpen wat de ander wil is al voldoende. 2. Intiem onderhandelen: het verloop We volgen bij de bespreking van het intiem onderhandelen een schema dat het globale verloop aangeeft. We geven eerst het schema en zullen het dan stap voor stap beschrijven. 2. 1. Het introduceren van de methode (a) Wat en hoe De therapeut stelt dat hij een vastbepaalde weg wil voorstellen om één punt, één moeilijkheid tussen de beide partners aan te pakken en door te werken. Hij stelt ook dat dit volgens een bepaald schema zal gebeuren waarin elke partner om beurten aan bod komt en dat in verschillende stappen verloopt. ‘Ik stel voor dat we vandaag eens rond één punt werken volgens
Intiem onderhandelen in partnerrelatie therapie 2 I 5 Schema Intiem onderhandelen (1) Het introduceren van de methode (2) De voorbereiding met A (3) Eerste ronde: de ronde van A A formuleert: . punt B luistert parafraseert voelt in . belang . vraag A controleert de parafrase van B (4) Tweede ronde: de ronde van B B formuleert: . belang . vraag A luistert parafraseert voelt in B controleert de parafrase van A In deze beide ronden spreken beiden zonder rekening te houden met de ander ( 5) Derde ronde: A maakt een voorstel in één zin B luistert en herhaalt (6) Vierde ronde: B maakt een voorstel in één zin A luistert en herhaalt (7) Zo gaat men verder in een vijfde, zesde, zevende … ronde tot men komt tot een besluit waar men beiden achter staat. (8) Afsluiting: het gemeenschappelijk besluit wordt opgeschreven. een vaste methode die ik jullie zal uitleggen. We gaan een bepaalde methode van onderhandelen volgen. Daarin gaan we één punt, één verschil van mening, of één irritatie van één van jullie beiden ren op te lossen. We gaan de tijd nemen om daar eens bij stil te ven staan en te kijken wat er allemaal in speelt. Ik zou willen dat we dat nu eens doen. Jullie kunnen achteraf dan uitmaken of je er wat aan gehad hebt en of jullie het eventueel voor andere punten ook nog wilt doen op die manier. We volgen een vast schema. Dat gaat als volgt. Elk van jullie zal de kans krijgen om zijn of haar visie op de zaak te geven. We zullen te werk gaan in verschillende stappen en elk komt beurtelings aan bod. We starten met het zoeken naar een punt waarmee we deze oefening kunnen doen.’ ( b) Een punt selecteren Men kan deze methode alleen met nut passen als men zorgvuldig het punt selecteert waaraan in deze zin te
216 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 werken valt. Laten we de karakteristieken opsommen. Het gaat om een punt van irritatie, van ‘ambetantigheid’ van één partner. Het moet een concreet punt zijn en het moet het gedrag van de andere partner betreffen. Het moet dus in de relatie liggen. Heel dikwijls brengt één partner als start een zeer algemeen iets en dan bestaat het werk van de therapeut erin dat men helpt van dit punt specifiek te maken (zie voorbereiding). Het moet ook een punt zijn dat nog ooit terugkomt. Men onderhandelt liever niet over iets dat slechts eenmaal gebeurde. Het is beter dat het gaat over een punt dat regelmatig terugkomt in de relatie. Liefst neme men geen punt uit de meta-orde van de relatie. Deze dingen zijn meestal te abstract. Dus niet volgende klachten: – ‘B houdt zich niet aan afspraken.’ – ‘Ik wil niet dat je steeds zegt dat de mannen van andere vrouwen uit de buurt wel met hun vrouw gaan winkelen … ‘. – ‘B geeft niet genoeg aandacht wanneer ik spreek .. .’. ‘Ik wil dat B terug verliefd wordt op mij .. .’. Men gaat dus steeds terug naar het specifieke, het vaststclbare, het meetbare of het telbare. Men werkt over een reëel punt en niet over een gefantaseerde irritatie. Men kan deze methode moeilijk ‘spelen’. Een klein wrijvingspunt in de relatie dat regelmatig terugkomt is het meest geschikt. De therapeut vraagt dus of één van beiden een punt heeft waar hij/ zij aan wil werken. Wanneer A een punt heeft, kijkt de therapeut of B soms ook een punt heeft. Wanneer elk een punt heeft wordt één van beide punten gekozen en er wordt gesteld dat het andere punt de volgende keer aan bod komt. (Dit is nodig om het evenwicht te waren.) De therapeut laat dan het paar één punt kiezen en vraagt of ze elk bereid zijn daaraan te werken. De therapeut voorziet ook de nodige tijd. Wanneer hij niet over een paar uur achter elkaar beschikt, maakt hij het paar duidelijk dat de onderhandeling kan verlopen over verschillende sessies, en spreekt af dat het paar ondertussen niet thuis aan dit thema werkt. 2.2. De voorbereiding met A Nadat beiden het eens zijn over het punt waar wat mee gedaan zal worden, gaat de therapeut met diegene die dit punt heeft bracht aan het werk. (We noemen in het verdere verloop degene die het punt heeft aangebracht: A.) Eerst volgt nu een korte exploratie van de omstandigheden. ‘Kun je me eens vertellen hoe dat lijk loopt? Wat gebeurt er op het ogenblik dat je geïrriteerd geraakt?
Intiem onderhandelen in partnerrelatie therapie 2 I 7 Hoe gaat dat dan? Hoe lopen die dingen gewoonlijk?’ De therapeut gaat door totdat hij/zij zich een levendig beeld kan maken van wat er gebeurt, en van wat A daarin irriteert. Daarna gaat de therapeut de exploratie op een ander vlak voeren. ‘Hoe voel je je als dit alles gebeurt? Wat gaat er dan binnen in je om? Stel je even voor hoe het gewoonlijk gaat – de therapeut schetst de situatie met de gegevens die hij van A heeft gekregen hoe voel je je nu? Kun je je dat levendig voorstellen? Vertel daar eens wat over?’ Dit is een eerste introductie in de beleving die A van het bleem heeft. Deze wijze-van-beleven van het probleem zal A zo lijk verder uitwerken in wat we het ‘belang’ noemen. Daarna kijkt de therapeut met A of A een verandering wil. Of A bereid is om erover te onderhandelen. Dit wordt nog eens expliciet gevraagd. De exploratie die wordt doorgevoerd kan er ook wel eens toe den dat A tot de vaststelling komt dat de oplossing van het probleem in A zelf ligt; dat A er zelf wat aan kan doen; dat het probleem niet zozeer gezien moet worden als een relationele irritatie, maar meer als een individueel probleem. Dat wil niet zeggen dat het neerd wordt! Het blijft bestaan, maar A ziet dat A er zelf iets aan kan doen. A wil dat B hem steeds verdedigt tegenover haar ouders. Wanneer de therapeut dit met A exploreert, blijkt dat als B hem nog meer zou verdedigen, A toch nog afhankelijk blijft van wat B al dan niet doet. A vindt dat hij zelf zal moeten leren voor zichzelf op te komen ten aanzien van zijn schoonfamilie. A wil leren zich verdedigen tegenover B’s ouders. Dit is geen vraag meer aan B, maar een leerprogramma voor A. In enkele gevallen kan een goede exploratie, doorgevoerd volgens de regels van elke belevingstherapie (focusing, bijv.) het probleem zelf oplossen, alleen maar door erover te praten en er op de juiste wijze op in te gaan. Dit gebeurt zelden, maar het kan voorkomen. Het duidt er op dat het vooral om een belevingsprobleem ging. A ergert zich omdat de garage niet op en top is opgeruimd. A wil dat B dit doet. Waarom? Een garage moet toch opgeruimd zijn! Waarom? Agaat bij zichzelf kijken: voor mijzelf is het niet zo nodig. Moet het dan zo? Wat zullen de mensen zeggen, als ze onze garage zo zien? Waarom vind je belangrijk wat de mensen zeggen? De ploratie van deze waarom’s leidt geleidelijk aan tot de verdwijning van de wens. Wat eerst een vraag aan B kon worden, wordt nu een persoonlijke kwestie. A leert relativeren, het belang van een ruimde garage. De irritatie verdwijnt. Opgelet: in de meeste gevallen zal er hier wel een vraag aan B uit voortkomen. Het kan echter dat deze vraag verdwijnt zoals hier in werkelijkheid gebeurde.
218 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 Wanneer het echter een relationeel punt blijkt te zijn, dan wordt aan A verder gevraagd of A in staat is om daarover nu te delen. Men gaat na dat het punt niet zo acuut-gevoelig ligt dat over een gesprek zonder escalatie mogelijk is. Het criterium is dan dat A de indruk heeft dat A zich aan de gels van het spel zal kunnen houden. Wanneer de therapeut het bleem enigermate heeft geëxploreerd en op een eerste niveau het lang’ en de ‘vraag’ heeft ontwikkeld, gaat men over naar een schappelijke ronde. Deze voorbereiding gebeurt in aanwezigheid van B, die alles kan horen, maar er niet tussen mag komen. Een beeld van een voorbereiding. Geval I T: Wat is het punt? A (vrouw): Ik zie hem weinig! T: Je ziet hem weinig? A: Hij is weinig thuis. T: Om daaraan te kunnen werken, zou het goed zijn dat je dat wat ter zou maken, dat wat meer zou specificeren. Om deze onderhandeling nu wat voor te bereiden, zou ik eerst met jou apart je in die voorbereiding willen helpen. Daarna spreken we weer met drie samen. Dus ik zou jou (tot de man, B) willen vragen even te wachten. Ik ga me nu even aan (tot A) jouw kant zetten. (De therapeut verzet zijn stoel dichter bij A, en zal zo de hele ronde blijven zitten.) Waarover gaat het? A: Ik zou hem meer willen zien. T: Je zou hem meer willen zien? A: ’s Avonds zie ik hem weinig”. T: Misschien zou het goed zijn als je één punt kon vinden één bepaalde tuatie of zo, waarvan je zegt: als dat al kon veranderen, dat zou al een hele verandering zijn! A: Ja! Als hij al op tijd van het werk naar huis zou komen, dat zou al een hele verandering zijn! Dat zou ik heel veel vinden! T: Vertel eens hoe dat gewoonlijk gaat… A: Ik weet dat nooit! Ik weet nooit wanneer hij thuis zal zijn! En ik vind “. dat is niet plezant voor mij! T: Ja”. A: Ik weet eigenlijk niet wanneer hij thuis komt. De ene keer is dat ger, en dan is dat weer later”. T: Je kunt er zo niet op rekenen”. Laten we daar nog even bij blijven staan. Laten we eens kijken wat dat voor jou is. Je hebt gezegd: hij komt volgens jou tenminste zelden op tijd thuis. Wat irriteert je daarin? A: Ik zit er een hele dag op te wachten. Ik reken erop dat hij op een paald uur thuis zal zijn, maar hij is er dan nooit. En tegen het ogenblik dat die komt, word ik hoe langer hoe zenuwachtiger, hoe langer hoe ambetanter. Ik word er krikkel van!
Intiem onderhandelen in partnerrelatietherapie 219 T: Mm, je wordt er krikkel van. A: En tegen dat hij dan thuis is, ben ik vies gezind! T: Ja, mm, hoe komt dat eigenlijk? Laten we dat eens bekijken, wat maakt je krikkel? A: Ik zit de hele dag op hem te wachten. Ik verwacht dan dat hij er zal zijn voor het eten. Als het dan etenstijd is, als die minuten dan voorbijgaan, dan denk ik eerste van: hij zal wel gaan komen, nu zal hij er wel zijn, het wordt allemaal koud, zeg, waat blijft hij? Er zal toch geen ongeluk gebeurd zijn? En op de duur denk ik: als hij nu komt, moet hij niet meer thuiskomen … T: Ja, dan mag hij wegblijven! Ik zie dat het je ergert! (Na deze exploratie op een eerste niveau, gaat de therapeut terug naar de vraag.) T: Wat zou nu volgens jou een goede oplossing voor dit probleem zijn? A: Dat hij voor het eten thuis is! T: Oké, ben je bereid om daarover te onderhandelen 9 Dat wil zeggen ben je bereid om iets beter te zoeken? Het kan geven zijn, of het kan krijgen zijn; we weten niet wat eruit komt? A: Ja, ik wil erover praten. 2.3. De eerste ronde: de ronde van A De therapeut gaat nu over naar een gezamenlijk stuk werk. Hij gint met de eerste ronde. ‘We gaan nu verder te werk als volgt. Ik ga jou vragen (A) om drie dingen te doen. Ik vraag van je (nog) eens aan B te zeggen waarover je het met B wil hebben; dus je klacht in één zin te formuleren. Daarna zou ik willen dat je het belang dat dit punt voor jou heeft, uitlegt aan B. Daarmee bedoel ik dat je aan B zoudt uitleggen hoe je je bij dit punt voelt. We hebben dit zoëven al gedeeltelijk voorbereid, en we zullen daar straks nog wat langer bij stilstaan. En tenslotte vraag ik van je aan B je vraag te formuleren. Aan jou, B, zou ik twee dingen willen vragen. Ik zou willen vragen dat je aandachtig luistert, je helemaal in te leven in wat A zegt en hoe A de dingen ziet. Ten tweede zou ik je ook willen vragen of je telkens A’s boodschap zou willen herhalen met je eigen woorden. Dit herhalen met eigen woorden men we parafraseren. Parafraseren begint gewoonlijk met de zin ‘Bedoel je … dit en dit en dit’ en het eindigt met een vraagteken. Immers, de controle van de parafrasering ligt bij A. A moet zien of A de indruk heeft dat jij hem/haar begrijpt! Moest A teveel ineens zeggen, dan geef je teken met de hand (heft hand op), dan stopt A even en dan kun jij herhalen wat je gehoord hebt. Jij, A, moet dan kijken of het klopt. Jij moet zien of B het precies herhaalt zoals jij het hebt willen zeggen. De controle van de parafrasering ligt bij jou. Jij bent meester van je boodschap en jij moet zien of die aankomt. Vind je dat B het niet goed weergeeft, dan herneem je de boodschap en dan herhaal je wat je hebt willen zeggen. Totdat je de indruk hebt dat B je begrijpt, oké? De bedoeling is dus dat jij (B) je zou proberen in te leven in hoe A het ziet.
220 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 Er is een groot verschil tussen inleven en ermee instemmen! Het gaat hier in deze ronde over hoe A het ziet. (Tot beiden): Willen we het eens proberen? (Tot A): Wil je nu aan B eens zeggen waarover je het met B wil hebben?’ Geval 2 (1) A geeft het onderwerp aan. Onmiddellijk wordt aan B gevraagd om die eerste zin te herhalen. A: Ik zou met je willen praten over het laten rondslingeren van je jas, je schoenen, je das en je tas wanneer je van het werk komt. T (tot B): Wil je dit eens herhalen? B: Je wilt onderhandelen over het probleem van de slordigheid, vooral wanneer ik thuiskom van het werk: dat ik mijn jas en mijn das laat geren; dat ik mijn schoenen in de gang laat staan en mijn tas aan de deur. A: Ja, dat is het! (2) Daarna begint het uitspreken van het ‘belang’. Er wordt aan A gevraagd: ‘Wil je nu eens uitleggen hoc belangrijk dit punt voor jou is? Kun je eens zeggen aan B hoe je je over dit punt voelt? Hoe is dat voor jou?’ A: Het irriteert me dat er geen gehoor gegeven wordt aan mijn gen over die orde! B: Het ergert je dat ik geen gehoor geef aan jouw wensen in dat verband. A: Ik vind het spijtig dat jij je jas niet weghangt en je dingen niet wegzet. Ik doe het wel en de kinderen doen het ook! B: Je vindt het spijtig dat ik dat niet doe. Het irriteert je vermits je het zelf wel doet en de kinderen doen het ook. En ik doe het niet voor jou.” T: (tot A): Wil je eens herhalen wat je hebt willen zeggen? A: De kinderen zeggen: ‘Wij moeten dat weghangen en onze papa moet dat niet doen!’ T: Wat wil je daarmee zeggen? Kun je dit in een ik-boodschap stellen? A: Waarom moeten in een huisgezin “. waarom moeten de kinderen dat wel doen en moet iemand anders dat niet? Ze begrijpen niet waarom ik het aan hen vraag en dat zij niet neen mogen zeggen, zowel als ik het aan jou vraag en jij wel neen mag zeggen! B: Ja”. T: Wat wil je daarmee zeggen? Kun je dit in een ik-boodschap omzetten. Je stelt een vraag die er eigenlijk géén is: waarom moeten de kinderen dat wel doen en jij niet? Je wilt iets zeggen daardoor? A: Ik zou willen, als de kinderen het moeten doen, dat jij het ook moet doen! B: Je zou willen van mij, dat ik het doe omdat de kinderen het ook moeten doen!
Intiem onderhandelen in partnerrelatietherapie 221 A: Ja! B: Em omdat jij het vraagt! A: Ja! T: Heb je dat wel gezegd? (tot B) Ik zou je willen aanmoedigen te blijven bij wat er gezegd is, en niets meer… (3) Dan begint het uitwerken van dit ‘belang’. De therapeut helpt A te vertellen hoe A zich voelt in de probleemsituatie. De taak van de therapeut is nu gericht op wat A beleeft. Hij gaat zich inleven en ook voortdurend kijken of het wel bij B overkomt. De therapeut helpt A bij A’s zelfexploratie en de uitdrukking daarvan naar B. Hij/zij doet dit door aan A open vragen te stellen, die A toelaten er voor zichzelf verder op in te gaan. Deze vragen zijn de klassieke gen bij het ingaan op iemands beleving: ‘Kun je dit nog eens uitleggen”.?’ ‘Hoe is dat voor jou”.?’ – ‘Hoe voel je je daarbij?’ – ‘Waarom is dat zo voor jou?’ – ‘Kun je er nog wat meer over zeggen?’ – ‘Waarom is dit zo belangrijk voor jou?’ – ‘Wat voor gevoel is dat?’ – ‘Hoe kom je aan dit gevoel…?’ ‘Hoe komt het dat je je daarover zo en zo voelt?’ Deze vragen worden dan nog het best ingeleid met een eigen frasering door de therapeut: ‘Begrijp ik je wel dat het voor jou zo en zo ligt? Kun je dat nog wat uitleggen aan B?’ De therapeut speelt gelijk de bemiddelaar. Hij stelt vragen ter verdieping aan A, maar laat A het antwoord aan B zeggen. Dit hebben we vroeger ‘werken in een driehoek’ genoemd. Meestal zal dit in een eerste stap ertoe leiden dat A irritatie, woede of kwaadheid ten overstaan van B uitdrukt. Gewoonlijk begint A heel oppervlakkig, met praktische redenen en is het pas na hulp van de therapeut dat A wat meer op de eigen lens ingaat. Deze exploratie gaat door tot A voldoende van A’s ving heeft meegedeeld en B zich daarin voldoende heeft kunnen ven. Tot A het gevoel krijgt dat BA begrijpt. Het gaat dus om werk van A én van B, onder begeleiding van de therapeut. Vervolg geval 2 A: Ja, ik vind, als jij het niet doet, gaan de kinderen het ook niet doen. T: Het klinkt mij als volgt: als jij niet gehoorzaamt, gaan de kinderen ook niet gehoorzamen. Schakel je B en de kinderen dan niet gelijk? Maar laten we eens terugkomen op hoe jij je voelt. Wat doet het jou als je die jas ziet liggen”. A: Dat is wel moeilijk”. T: Hoe voel je je daarbij?
222 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 A: Ik weet het niet … B: Vind je misschien dat ik geen respect heb voor het werk dat je gedaan hebt? T: Neen, B, dat is niet nodig. (Tot A): Jij moet zeggen wat er voor jou speelt. Wat doet je dat? A: Ik zou dat graag hebben … Ik heb het al herhaaldelijk gevraagd! Ik krijg zo het gevoel van ‘er wordt geen rekening met mij gehouden’. Mijn vraag wordt niet gehoord … of wil die ander er geen gehoor aan geven? T: (tot B) Wil je dit parafraseren? B: Jij krijgt de indruk … doordat ik dat regelmatig blijf doen geef ik de indruk dat ik je niet hoor en geen gehoor wil geven … A: Dat je het wel hoort, maar geen positieve reactie wil geven op mijn vraag. T: Zolang het gaat over hem, is het zijn zaak. Het gaat nu over hoe jij het voelt. Niet om wat de ander doet. Hoe voel je je? Niet geapprecieerd? bodig? Voorbij gekeken? Niet gerespecteerd of zo? De rest is gedachten lezen en jij-taal. Het gaat hier om ‘ik’. Probeer het eens te stellen in ik-taal. A: Ik zou graag hebben dat alles op zijn plaats stond. Als het op zijn plaats staat, vind ik het gezelliger! T: (tot B) Wil je dit parafraseren? B: Als de dingen op hun plaats staan, dan vind je dat gezellig. T: Kun je dat wat uitleggen: die gezelligheid … wat is dat voor jou? A: Ik vind het erg ongezellig als er overal kleren rondslingeren. Dat stoort me! Dan voel ik me verplicht om het toch op te ruimen, of ik krijg de neiging om die op te ruimen. T: Wil je dit parafraseren? B: Ja, maar ik ben het eerste punt vergeten … A: Ik vind het ongezellig … B: Ja, ja, in de eerste plaats vind je het ongezellig, in de tweede plaats voel je de neiging om het op te ruimen. A: Ja! T: Je zei: het stoort me, kun je dat eens wat uitleggen … , wat je daarin stoort? A: Ik vind het zelf niet gezellig en als er mensen komen stoort het me, als er iemand binnenkomt stoort het me dat ik eerst die jas moet wegnemen voor ze kunnen gaan zitten. Dan voel ik me gegeneerd. T: Wil je dit parafraseren? B: Je voelt je gegeneerd. Als er volk komt moet je die schoenen en die jas wegdoen en dat is vervelend. A: Niet zózeer het wegzetten, maar dàt het er ligt, dat is vervelend. B: Het feit dat die dingen daar liggen dat vind je vervelend. A: De eerste ogenblikken van contact worden door iets wat in de weg staat ingenomen, dat heb ik niet graag. B: Dat je moet denken: staat er niets … ligt er niets … A: Neen, dat niet! Dat ik er met mijn neus opgeduwd word: dat die sen niet op de mat kunnen, want dan moet ik eerst die schoenen van jou zetten, voor ik kan beginnen praten of goeiedag zeggen!
Intiem onderhandelen in partnerre/atietherapie 223 B: Het stoort je dat je eerst mijn schoenen moet wegzetten voor je met die mensen kunt beginnen converseren. T: Ik had er nog iets anders in gehoord, maar jij (A) moet zien of het klopt: gegeneerd betekent misschien méér dan praktische moeilijkheden: het is zo van ze zien dat het overhoop ligt? A: Neen, dat zit er niet zo in: het ligt niet overhoop! T: Oké, dat is voor mij duidelijk. Meestal begint men met de praktische moeilijkheden als inleiding. Maar als je erop ingaat kom je op het stuk. Wat elk belangrijk vindt, daar gaat het om. Kun je dan nog iets zeggen over wat dat gevoelsmatig voor jou is? T: (vanuit de positieve gevoelens): Stel dat alles goed op zijn plaats zou staan, wat zou het verschil zijn voor jouw gevoel? A: Dat zou ik heel plezant vinden! T: Wat voor plezier zou je eraan hebben? Leg dat eens uit? Is dat belang- rijk voor jou dat alles op zijn plaats ligt? A: Het is tamelijk belangrijk. T: Waarom zo? Hoe belangrijk is het? A: Ik vind dat een hall of een living een heel andere indruk geven als alles op zijn plaats staat. Ik vind dat mooi! T: Wil je dit parafraseren? B: Je vind het veel mooier als je in de hall komt en alles op zijn plaats staat? A: Ja! T: Kun je er nog wat over zeggen? A: Ik ben in mezelf op zoek … ik weet het niet … T: Hoe ervaar je dat? A: Ja … ja, ik vind het wel erg belangrijk. Ik vind dat heel plezant als alles opgeruimd is. Die kleren die mooi aan de kapstok hangen, die schoenen die mooi op hun plaats staan. T: Wil je dit parafraseren? B: Je vind het erg plezant dat in de hall de schoenen op hun plaats staan, dat mijn jas op de kapstok hangt, dat de living is opgeruimd. A: Ja! T: Om het beter te laten begrijpen zou je misschien iets kunnen zeggen over vanwaar dat gevoel komt? Vanwaar komt dat? A: Ik heb me vroeger altijd voorgenomen … omdat we thuis met veel deren waren en alles altijd overhoop lag … Ik had daar altijd een geweldige hekel aan ik heb me dan voorgenomen als ik getrouwd ben, dan ga ik beren voor alles een kast te hebben voor alles een kapstok … dat alles ruimd is! T: Wil je dit eens parafraseren? B: Vroeger, bij jullie thuis, was het heel rommelig omdat jullie met veel kinderen waren, en je hebt toen bij jezelf gedacht als ik later getrouwd ben, dan ga ik ervoor zorgen dat heel mijn huis netjes opgeruimd is en dat ik voor alles een plaats heb. A: Proberen, toch, hé? B: Dan ga ik proberen mijn huis altijd netjes opgeruimd te hebben en voor alles een plaats.
224 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 A: Dat is het, nu heb ik wel kasten en vind ik het plezierig dat we die nen gebruiken. B: Nu je wel kasten hebt, ben je blij die te kunnen gebruiken. (4) Wanneer het formuleren van de negatieve gevoelens slecht loopt kan de therapeut, zoals uit het voorgaande stuk blijkt, een tweede gister openen door aan partner A te vragen hoe A zich zou voelen wanneer de situatie zou zijn zoals A die wenste of wanneer wat nu gebeurt niet meer zou gebeuren. De therapeut gaat dus over naar een reeks positieve gevoelens van A in verband met het thema. Ook hier gaat de therapeut A bij de exploratie helpen. Opvallend is dan de verandering in de fysionomie van A. Het zou zelfs kunnen dat de positieve gevoelens die A dan beschrijft voor B van veel meer gewicht blijken dan de weergave van de negatieve; dat die positieve schets B er meer toe aanzet een verandering van het punt te den. Sommige partners hebben het gemakkelijker hun positieve voelens mee te delen. Deze positieve-kant-van-de-zaak-aanpak is leen maar een aanvulling van het eerste deel dat bij definitie negatief is. Als dit eerste deel goed loopt, is het tweede meestal niet nodig. (5) Wanneer die positieve en negatieve gevoelens meegedeeld zijn, is het meestal nuttig nog een derde domein van gevoelens te laten wisselen, namelijk de relationele gevoelens. Wat betekent dit punt van irritatie in je relatie met je partner? Wat verandert het in je gevoelens voor je partner? Hoe speelt het mee in jullie omgang met elkaar? Dit derde deel in de ontwikkeling van het ‘belang’ is dus het expliciet lationele stuk, waarin A iets zegt over hoe dat punt in de relatie sen beiden ligt. De bedoeling is te komen tot de uitdrukking van damentele relationele gevoelens, de basishouding tussen beiden. Men voelt zich de minderwaardige, de ondergeschikte; men voelt zich uiteindelijk eenzaam, men voelt zich ongelukkig met de ander, men heeft het gevoel te weinig tot zij11 recht te komen in de ogen van de ander, men voelt zich niet genoeg gerespecteerd of bemind door de ander, enz. Vervolg geval 2 T: Wat betekenen die jas, die tas en die schoenen nu in jullie relatie? Wat is dat alles tussen jullie twee? A: Euh … Ik heb het gevoel gekregen van: ach kom, ik leg er mij bij neer dat hij zijn kleren daar hangt of ik het nu vraag of niet, ik kan er toch niet over blijven zeuren en altijd … Ik heb een beetje het probleem afgeschoven. Ik heb me er een tijd aan gestoord en dan heb ik me er de laatste tijd bij legd.
Intiem onderhandelen in partnerrelatietherapie 225 B: Je hebt je er een tijd aan gestoord, A, en nu hebt ge je erbij neergelegd, omdat ge dacht, het helpt toch niet… A: Ja. T: Wat doet het in jullie relatie, hoe zijn je gevoelens geworden tegenover B, betreffende die boekentas, die jas, je hebt er je bij neergelegd, wat betekent dat tegenover hem? A: Hij zou me er een plezier mee doen van het op te ruimen”. B: Ik zou je er een plezier mee doen moest ik alles op zijn plaats zetten”. T: Wat betekent dat voor jou dat hij dat niet doet? A: Ja, God! ik weet het niet! T: Toch is dat belangrijk: orde doet je wel deugd, maar of hij het doet of niet, bepaalt je gevoelens tegenover hem! A: Ik zwijg er liever over, omdat hij me anders een zaag gaat vinden. T: Je bent bang dat hij je een zaag zal vinden. A: Ja, ja zo”. T: Wil je dat eens parafraseren? B: Daar heb je het weer het gezaag; hij gaat me een zaag vinden. T: En dat zou je niet willen! A: Neen! Liever niet. Ik ben liever geen zaag! T: Waarom vind je het zo belangrijk dat hij je geen zaag vindt? A: Ik ben toch met hem getrouwd. Ik vind het belangrijk wat hij van me vindt! B: Je bent met me getrouwd en je vindt het erg belangrijk wat ik van jou vind! (6) Wanneer dit relationele stuk is uitgewerkt en wanneer de peut het (subjectieve) gevoel krijgt dat B begrepen heeft waar het voor A om gaat op deze drie vlakken, dan gaat men over naar de ‘vraag’. De instructie is dan: ‘Nu je dit alles overwogen hebt: wat zou je willen? Wat is je wens? Wat zou je liefst hebben? Als bij wijze van spreken alleen van jou afhing hoe zou het dan gebeuren? Als jij het kon bepalen, hoe zou het dan zijn? De therapeut moedigt A sterk aan geen rekening te houden met wat A denkt dat B wil of niet wil. A wordt aangezet te spreken voor zichzelf, zonder rekening te houden met B. A formuleert een wens aan B. Het moet dan ook gaan over iets waar B in betrokken is. A drukt de wens uit dat B iets zou doen of laten. Vervolg geval 2 T: Kun je nu de vraag formuleren: wat zou je liefst hebben? A: Ik zou graag hebben als je thuis komt, dat je je boekentas in de kast zet, dat je je schoenen in het schoenrek zet, je jas aan kapstok hangt en je das op zijn plaats legt. T: Wil je dit herhalen? B: Je zou willen als ik thuiskom, dat ik mijn tas in de kast zet, dat ik mijn
226 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 schoenen in het schoenrek zet, mijn jas aan de kapstok hang en mijn das in de lade leg. A: Ja dat is het! Misschien is het nuttig hier even stil te blijven staan bij een ming van wat men niet kan vragen aan de partner. Men kan niet gen aan een partner wat die zelf niet in handen heeft: gevoelens, drag dat reflexief is of buiten de zelfcontrole ligt (snurken, tics, een erectie). Verslaving is ook een moeilijk punt: het stoppen met roken of drinken, tenzij men iets vraagt over roken of drinken op bepaalde uren, dagen of plaatsen … Soms helpt het aan de cliënt eerst te vragen wat die idealiter zou verlangen. ‘Liefst, ideaal gezien, zou ik willen dat jij vanzelf van harte mijn wensen voorkwam.’ Wat zou dat zijn? In welk opzicht? neer men het zo extreem stelt is het gemakkelijker daarna de tische vraag te stellen wat zou je liefst willen dat hij of zij doet of laat binnen het mogelijke? ‘Liefst zou ik willen dat jij ernaar verlangde van met mij naar dit concert te gaan, dat je er geweldig in zou opgaan en dat jij het tastisch zou vinden.’ Daarna kan men dan stellen: dit geeft goed je verlangen weer, maar dit kun je niet vragen. B heeft dit immers niet in handen! Zelfs al zou B er zich op toeleggen van klassieke muziek te leren houden, dan is er nog geen waarborg dat B dit concert tastisch vindt! Zulke paradoxale verlangens kunnen dus wel eens geuit worden om aan de andere partner duidelijk te maken hoe men zich voelt. Men mag ze echter niet zien als een vraag aan de partner. Dit is niet zo! Door wat in deze eerste ronde is voorafgegaan, kan de kelijke’ vraag uit de voorbereiding ook gewijzigd worden. Het ‘Ik wil dat je op feestjes minder met andere vrouwen danst’ kan worden tot ‘Ik wil dat je elke week één avond met mij thuis doorbrengt, je dacht aan mij geeft en met mij praat over dingen die ons aangaan, dat je dan de tv afzet en je krant weglegt’. Soms gebeurt het ook dat door de exploratie in de eerste ronde men op een dieper gelegen onderwerp terechtkomt. Het is dan aan de therapeut om in te schatten dat het gaat om de eigenlijke zaak of om een afschuiven van het eigenlijke onderwerp naar iets wat ernaast ligt. De fout die de therapeut bij het formuleren van de vraag moet voorkomen is dat A de vraag gaat afzwakken uit bekommernis voor B. ‘Ik durf niet vragen wat ik echt wil want dan zal B geschokt zijn, ongelukkig of kwaad.’ Daarom moet de therapeut herhaaldelijk gaan wat A echt zelf wil. Formuleringen als de volgende kunnen
Intiem onderhandelen in partnerrelatietherapie 227 daarbij helpen: ‘Stel wat je echt zou willen, zonder rekening te den met B; hoe zou het zijn als jij bij wijze van spreken alleen leefde of alles zelf kon bepalen?’ De therapeut zal er verder op letten dat B de vraag van A juist herhaalt. Wanneer de vraag van A bij Bis gekomen, dan eindigt de eerste ronde. 2-4. De tweede ronde: de ronde van B Gedurende de voorbereiding met A en A’s eerste ronde zit de peut wat dichter bij A. De therapeut zet zich als het ware aan A’s kant. Nu gaat hij over naar B, zet zich aan B’s kant en gaat na of B enige voorbereiding wil. Deze voorbereiding loopt dan zoals die van A verliep. De therapeut gaat na wat B’s kijk is op de zaak en er vindt een eerste exploratie plaats van B’s gevoelens. Dan wordt B uitgenodigd om twee punten aan A mee te delen: eerst het belang van het punt voor B, en dan de vraag van B betreffende dit punt. Meestal heeft B minder ‘acute’ gevoelens rond het irritatiepunt van A. De dingen pen misschien zoals B ze wenst. Dikwijls zijn het de opmerkingen, de verwijten en de ontevredenheid die A toont over het punt die bij B gevoelens oproepen. Het ergert B dat A steeds opmerkingen maakt over het punt e.d. Vervolg geval 2 T: (tot B) Het is nu aan jou! Wat is er voor jou belangrijk aan diezelfde situatie van thuiskomen, die jas, die schoenen, enz. Wat speelt er voor jou in die situatie? B: Wat jouw vraag betreft, A, als ik thuis kom, ben ik altijd blij dat ik thuis kom! Ik vind het een bevrijding van die schoenen en die jas te kunnen uit doen … waar ik die dan op de kortste tijd kwijt kan geraken, interesseert me niet. A: Als je thuis komt, ben je blij dat je thuiskomt, je vindt het een ding als je je jas, das en schoenen kwijt geraakt: waar die terechtkomen, resseert je niet. B: Interesseert me niet, nee! Er zijn momenten dat ik eraan denk en mijn jas weghang aan de kapstok, mijn schoenen goed zet. Maar ik weet van zelf dat het veel vaker voorkomt dat die jas in de living hangt en die das … zonder dat ik erover nagedacht heb. D A: Soms denk je eraan, maar meestal denk je er niet bij na en hang je die gewoon in de living. B: Als mijn schoenen ondertussen uit zijn wil ik zo snel mogelijk in de ving en als ik daar ben doe ik ondertussen mijn jas uit en dan staat daar een stoel klaar en daar hang ik mijn jas op. Ik heb daar nooit bij stilgestaan. A: (Parafraseert.) B: Wat betreft uw opmerking: ik vind die terecht…
228 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 T: Mag ik even tussenkomen? Het heeft weinig belang of het terecht is of ten onrechte: in deze ronde is het niet de bedoeling dat je zou reageren. Er word je alleen gevraagd te stellen hoe jij het ziet! Blij zijn dat je thuis bent en het gevoel van bevrijding, kun je dat nog eens uitleggen .” die overgang.” B: Als ik niet verplicht was een jas, een das of schoenen te dragen zou ik dat niet doen. Op het werk moet het wel. Ik ben dan ook .” het is een ding als die voordeur dichtgaat van zo snel mogelijk van al die dingen bevrijd te zijn, want ik vind ze ongemakkelijk. A: Je hebt er een hekel aan dat je de hele dag al moet met een jas, een das en schoenen zitten “. en van zodra je thuis komt, als die deur dicht is, dan wil je daar zo vlug mogelijk van die dingen vanaf zijn! B: Ja. Dat ik die op die stoel kan hangen, vind ik gemakkelijk: het gaat vanzelf, hup op die stoel, ik moet er geen bewegingen voor maken. gen met de kapstok: om te beginnen moet je er naartoe gaan, je moet een haak nemen, die ene keer hangt die haak zo, dan weer anders. Je moet die ertussen uit trekken, of je moet plaats vrijmaken, dat is er teveel aan voor mij! T: Wil je dit parafraseren. A: Je hangt je jas liever op een stoel. B: In de meeste gevallen moet ik kijken of er een haak vrij is. Er kan iets van de kinderen los over hangen. Dan hang ik hem liever op een stoel! A: Je hangt hem liever op een stoel. B: Als ik dan terug naar buiten moet, achteraf, of ik moet even weer weg, gaat dat ook in één moeite door: ik kom door de living; ik trek die jas aan, hup: anders moet ik die weer afbaken, die haak terughangen en zo”. A: (Parafraseert.) B: Ja. T: Oké, hoe speelt dat nu in jullie relatie? B: Die opmerkingen van A daarover vind ik vervelend. Ik vind dat ze die vraag niet ten onrechte stelt, ergens “. Ik krijg een gevoel van: allé, waarom kan ik dat nou niet? A: (Parafraseert.) T: Waarom vind je die vervelend? B: Als je thuiskomt en je krijgt direct al opmerkingen in de trant van die jas hangt daar en die das hangt daar “. Ik vind dat er prettiger dingen zijn om te zeggen dan: heb je je jas al aan de kapstok gehangen? Dan smaken mijn patatten al niet meer! Dan zou ik al lang kunnen buiten gaan of pen! T: Wil je dit parafraseren? A: Die opmerkingen zijn zo vervelend dat je eten al niet meer smaakt erna, als je eerst moet horen: je jas . ” je schoenen! je das! Je vindt dat er prettiger dingen zijn om over te praten! B: Soms denk ik, daar heb je het gezaag weer! T: Wil je dit parafraseren? A: Soms denk je: daar heb je dat gezaag weer! T: (tot A) Kun je erin komen of moet hij het nog eens uitleggen? A: Ik zou nog willen weten wat je er zo in tegensteekt?
Intiem onderhandelen in partnerre/atietherapie 229 B: Ik vind het vervelend dat ik nog vijf minuten in die hall moet blijven. Ik zou graag direct binnen stappen: de kinderen zijn binnen, jij bent binnen: ik wil direct binnen zijn. Ik kan er op dat ogenblik de tijd niet voor nemen! A: Je kunt er de tijd niet voor nemen! T: Wil je alles parafraseren? A: Je vindt al de tijd dat je in de hall bent, verloren tijd! Je bent gehaast om binnen te zijn. T: Niet alleen thuis, maar bij jou te zijn. (Tot B) Zeg het eens op een andere manier. B: Anders gezegd: als ik bel komt één van de kinderen aangelopen en die kinderen sleuren je gewoon binnen. Ik vraag ‘hoe is ’t?’ en ze zeggen: kom eens kijken … ! ik laat mijn boekentas vallen. Ik word in een stroom men, achter die kleinen aan. Ik kan niet zeggen: wacht eens, neen dat zou ik zonde vinden! T: Wil je dit eens parafraseren? A: De kinderen komen aangelopen als je belt en ze sleuren je mee naar binnen. Ze vragen je dan ergens naar te komen kijken; je laat alles vallen. Je wordt in een stroomversnelling meegezogen. Zo worden de gevoelens van B eveneens uitgediept en dan komt men tot de vraag van B: T: tot B): Wat zou je eigenlijk graag hebben? B: Dan zou ik het willen laten, zou ik het willen laten zoals het nu is: mijn boekentas laten vallen, mijn schoenen op de mat, die jas zomaar op een stoel hangen, gewoon zoals ik het nu doe; zijn mijn schoenen erg vuil dan doe ik ze uit! A: Je zou alles liefst laten zoals het nu is: je zou het laten afuangen van de omstandigheden … T: (tot B): Oké? B: Dat is het. In de tweede ronde parafraseert A de boodschappen van B en beert zich in B’s zicht op de zaak in te leven. De therapeut let erop dat dit gebeurt. Ook hier kan de therapeut door open bijvragen (hoe?, waarom? wat is dat voor jou? hoe voel je je daarover?) B de kans geven de eigen gevoelens te exploreren. Zoals bij A gaat het om de gevoelens in de huidige situatie. Daarna kan de therapeut de ken voorstellen alsof het zou gaan zoals A het wil en vragen naar B’s gevoelens. Tevens vraagt de therapeut aan B om zijn gevoelens in relatie tot A te beschrijven. De therapeut let erop dat B niet tisch de punten van A weer opneemt en een poging doet om ze te ontzenuwen. Dat heeft hier geen enkele relevantie. B’s boodschap is niet een reactie op A’s boodschap. De bedoeling is dat B de zaken beschrijft zoals B die ziet! Dit betekent dat het in verband met het
230 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 punt dat A heeft aangebracht, om heel andere dingen gaat dan die waarover A het had. Het gaat echt om B’s zicht op de zaak. Een inefficiënte reactie zou zijn dat B A’s punten probeert te den zoals men op argumenten antwoordt. Er is immers geen werping voor gevoelens. In de eerste ronde ging het over A’s gevoel. Daar is geen discussie over mogelijk, daar helpt geen relativeren bij. Het helpt niet dat B zegt dat B A’s gevoelens overdreven vindt of niet ter zake of naast de kwestie”. Die gevoelens heeft A nu eenmaal. B zal wel proberen aan A de eigen gevoelens mee te delen zo goed en zo kwaad dat gaat. Dat beiden dit van elkaar leren, is reeds een hele stap. De volgorde en het aantal gevoelens dat B aanbrengt verschilt dus volkomen van wat A gezegd heeft. B spreekt over hetzelfde punt als A maar zonder rekening te houden met A! Deze ronde duurt dat A begrepen heeft wat er voor B hier speelt en totdat B de vraag heeft geformuleerd. Na het grondig uiteenzetten van B’s standpunt eindigt dus de tweede ronde. 2.S. Derde en vierde ronde In de derde ronde is het woord weer aan A. De bedoeling in alle dere rondes is dat elk telkens een voorstel doet en dat de partner dit herhaalt. Dus nu gaat in de derde ronde A eerst een voorstel doen. Met een voorstel bedoelen we dat A iets formuleert dat eventueel ligt in de richting van wat B wil, maar A moet geen stap in de richting van B zetten. Steeds wordt erop gedrukt dat beiden niet te vlug ten toegeven. Immers, daar waar de beginfout bij onderhandelen er meestal uit bestaat dat men de standpunten onvoldoende uit elkaar haalt en onvoldoende scherp onderscheidt, daar bestaat de eindfout erin dat men teveel toegeeft, dat men meer gaat geven dan men van harte kan geven, dat men dingen gaat beloven en afspreken waaraan men zich toch niet houdt! Dus A mag een stap zetten in de richting van wat B wil, maar leen als A zelf vindt dat A er uiteindelijk op vooruit gaat vergeleken met de huidige situatie. We gaan er dus vanuit dat men een stap zet in de richting van de ander als men denkt er uiteindelijk bij te nen. Dus het gaat er niet om dat men alles krijgt wat men wil. Of dat de één wint en de ander verliest. Als er één winnaar is, zijn er twee verliezers, dan verliest de relatie. De therapeut gaat met A na of A een stap kan zetten, maar waarschuwt A niet een te grote stap te ten. Hierbij kan de therapeut verwijzen naar de winst die er voor den inzit als ze deze zaak geregeld krijgen: ‘Elke verandering die een verbetering is, is van belang!’ Daarna gaat B ook een voorstel formuleren waarin B voor het
Intiem onderhandelen in partnerrelatietherapie 231 eerst ‘mag’ rekening houden met A. B moet niet, maar kan een stap zetten. Ook hier is het zo dat B erop gewezen wordt niet te snel toe te geven. We geven nu als voorbeeld enkele uittreksels van een onderhandeling als illustratie van de derde en vierde ronde. Vervolg geval I Het gaat om het paar dat onderhandelt over het thuiskomen van de man. De vrouw is geïrriteerd omdat haar man op onregelmatige stippen van het werk komt. Zij eindigt haar eerste ronde met de vraag: Ik zou willen dat jij om kwart over zes thuis zou zijn. De man legt dan uit dat er twee dingen voor hem spelen. Enerzijds wil hij promotie maken op het werk en dat vraagt soms wat nablijven om dingen te regelen, en anderzijds is hij graag ‘op zijn gemak’ als hij thuiskomt en wil hij niet ‘overdonderd’ worden door zijn vrouw die beslag op hem legt. Hij wil eerst een halfuurtje uitblazen. Het einde van de tweede ronde verliep als volgt: B: Als ik thuis kom ben ik graag op mijn gemak, ik wil een halfuurtje meren en uitblazen. Jij wil maar vertellen, vertellen, vertellen … Ik wil eerst uitblazen. T: Het klinkt alsof je je overdonderd voelt wanneer je thuis binnenkomt! B: Overdonderd, neen dat is te sterk! Ik ben graag op mijn gemak een halfuur, drie kwartier voor het eten … anders zou ik nog liever blijven ken op het werk … T: Jij komt schoorvoetend naar huis? B: Ja, zo is het soms wel een keer. T: Zeg eens tegen A wat dat is; hoe voel je je dan? B: Wat ik liefst wil is thuiskomen en in de zetel ploffen. Ik heb niet meer dan een halfuurtje nodig. Ik ben wel geïnteresseerd in wat je meemaakt, maar ik word precies ‘overvallen!’ T: Wil je dit parafraseren. A: Jij voelt je wat overvallen door mij! B: Ik ben graag bij jou, maar ik ben ook graag op mijn gemak! A: Jij wilt ook wel graag gezellig samenzitten, maar niet onmiddellijk. Jij wilt wat tijd om op adem te komen … B: Ja dat is het. T: B, kun je jouw standpunt nu eens formuleren zonder rekening te den met A? Je zei rustig thuiskomen en dat wilde zeggen: een goeiedag zeggen en ongestoord zitten. maar wel in elkaars nabijheid zijn. Maar wat is je punt in verband met A’s klacht: wanneer zou jij dan thuiskomen? Wat zou dat zijn als jij het alleen kon bepalen? B: Als het van mij alleen afhing? Dan zou ik thuiskomen tussen halfzeven en zeven uur. Ik kan er niet zo precies een uur op plakken: tussen halfzeven en zeven uur.
232 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 T: Maar wat heb je liefst’! Zodat je dat wat je op je werk nog wil doen, kan doen’! B: Moet ik een bepaald uur zeggen’! T: Ja wil je een uur stellen? B: Iets voor zeven, zo; laten we zeggen om zeven uur om wat reserve te hebben. T: Om zeven uur kun je altijd thuis zijn, ook als je blijft napraten op het werk, ja? B: Ja! Ik zal meestal veel vroeger zijn: dat is de laatste limiet. Ja, dan kan ik alles doen wat ik wil. T: Wil je dit nu aan A zeggen? B: Als ik zou kunnen thuiskomen tot zeven uur, dan is dat in orde voor mij. En daarbij dan: als ik thuiskom, zet ik me in de zetel en we praten niet: jij bent bezig met het eten en ik zit in de zetel en pas als we aan tafel gaan, dan beginnen we te praten, nadat ik een halfuur rust heb gehad. A: Jij zou liefst om zeven uur thuiskomen”. B: Maximum! A: Maximum. En dan als je thuiskomt zou je een halfuur ongestoord in de zetel willen zitten en niet praten! B: Dat is het. (Einde tweede ronde) T: Jullie willen elk iets anders. Toch moeten we zoeken naar: kan er hier iets beters? Wat zou er kunnen veranderen? Welke verandering zou voor den al een hele verandering zijn? Ik vraag jullie nu om elk om beurt een stel te maken. In dat voorstel kun je een stap zetten in de richting van wat je partner vraagt, maar je moet niet! Dus, als je het doet, doe het alleen omdat je denkt dat je er uiteindelijk bij gaat winnen. Dat alles bijeen de situatie beter zou zijn. Anders moet je het niet doen. Anders blijf je bij je eerste wens. Je mag dus nu met elkaar rekening houden, maar doe het alleen als je vindt dat je erbij wint. Dus, geeft niet te snel toe! De therapeut zet zich nu met zijn stoel even ver van A als van B. T: (tot A) Wil jij eens nadenken: kun jij een stap zetten, een nieuw voorstel maken in de richting van wat B wil? Anders herhaal je gewoon je standpunt. A: Het zou goed zijn dat B telefoneert wanneer hij op het werk doorgaat. Dan heb ik nog een kwartier en kan ik met alles klaar zijn. Maar een tier niet spreken nadat hij binnen is: dat wil ik niet! T: Wil je dit herhalen. B: Jij wilt dat ik telefoneer wanneer ik vertrek op het werk en dan hoef ik om kwart over zes niet thuis te zijn. A: Ja. B: Maar over dat halfuur niet praten, daar ben je het niet mee eens. (Einde derde ronde) T: (tot B) Wat zou jij voorstellen? B: Ik zou een vast uur voor het eten stellen, maar zo dat ik kan nablijven
Intiem onderhandelen in partnerrelatietherapie 233 op het werk plus de tijd om maximaal een kwartier te bekomen als ik kom. Ik zou een vast uur stellen. T: Wanneer zou dat zijn? B: Zeven uur. T: Als jullie om zeven uur zouden eten dan zou jij op je werk kunnen ven zolang je wilt en dan zou je je kwartier rust vooraf hebben? B: Ja, en die enkele keer dat ik pas om zeven uur thuiskom, ben ik mijn pauze kwijt. A: Jouw voorstel is dus: we eten om zeven uur; ben je vroeger thuis dan heb je een kwartier rust; ben je later thuis dan is je rustpauze weg. B: Ja dat is het. (Einde vierde ronde) 2.6. De vijf de en volgende rondes In principe is het zo dat beide partners in alle volgende rondes alleen nog voorstellen uitwisselen, zonder dat er nog ingegaan wordt op het ‘belang’, op de motivering der voorstellen. Men werkt naar een sluit toe. De therapeut maakt af en toe de verschillen die er tussen beide voorstellen blijven duidelijk en tegelijk onderlijnt hij de eenkomsten. Daarbij kan hij ook aangeven wat elk reeds geeft en gaat krijgen. Hij moedigt de goede wil aan en gaat tegelijk te grote of te impulsieve reacties afremmen door telkens weer op een zakelijke wijze op het onderwerp terug te komen. Vervolg geval I T: (tot A): Heb jij een ander voorstel? Wat vind je van zijn voorstel? Zie jij nog iets anders? A: Ja, ik stel voor dat we van kwart voor zeven tot zeven uur samen ten en dan eten, en dat jij dan na het eten uitblaast terwijl ik de tafel afruim. B: Jij zou willen dat dat kwartiertje voor mij niet voor maar wel na het eten geplaatst wordt? A: Ja. T: Maar wanneer zou B dan in jouw voorstel thuis moeten zijn? A: Om kwart voor zeven ten laatste en dan praten we en dan om zeven uur eten we, en zijn pauze komt na het eten. (Einde vijfde ronde) T: (tot B): Wat vind je ervan. Wat stel jij voor? B: Ik vind dat niet goed! Ik heb dat kwartier nodig wanneer ik thuiskom en niet nà het eten. Anders luister ik toch maar met een half oor. T: Wil je alleen maar een voorstel doen en niets meer? Vind je het niet goed, maak dan zelf een tegenvoorstel. A’s voorstel was: thuis om kwart voor zeven , een kwartier samen praten, eten om zeven uur en je pauze achteraf. Wat stel je ertegen? Jij, B, zegt ik heb die rust vooraf nodig; jij, A, hebt dat gesprek vooraf nodig. Hoe krijgen jullie dat nu gecombineerd?
234 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 B: Ik zou willen eerst een kwartiertje hebben en dan tijdens en na het eten wil ik met je praten en echt aandacht geven. Je gaat dan een meer seerde luisteraar vinden. Ben ik laat, dan valt mijn pauze weg … A: Parafraseert. (Einde zesde ronde) T: (tot A): Wat vind je ervan? A: Ik vind dat goed als je telefoneert als je later zult zijn en me zegt wan- neer je dan thuisbent. B: Later dan? A: Later dan kwart voor zeven. B: Als ik niet voor kwart voor zeven thuis zal zijn bel ik. A: Ja, en dan zeg je wanneer je gaat thuis zijn. Als je later komt valt je pauze weg en als je vroeger bent wil ik een kwartier wachten. B: Kom ik na kwart voor zeven thuis dan telefoneer ik. A: Ja. B: En met de rest ben je akkoord? T: Wil je dat nog eens precies opnoemen? B: Ik zal voor zeven uur thuis zijn (ben ik later dan kwart voor zeven dan telefoneer ik en zeg hoe laat ik thuis kom). Ik kom thuis om het even neer (voor zeven uur). Is er nog een kwartier dan praten we niet; ik zit in de zetel en jij maakt het eten klaar. Om zeven uur beginnen we te eten. We gen onze zeg. Ik luister. Dan begint onze avond. T: (tot A) Is dat duidelijk? A: Ja, het is duidelijk. 2.7. Afsluiten Wanneer beide partners een overeenkomst hebben, gaat men over tot de afsluiting van de onderhandeling. De overeenkomst wordt legd in een expliciete afspraak. Deze afspraak wordt schriftelijk teerd. Deze afspraak wordt dan aangegaan voor een ‘proeftijd’. Dit is een periode waarin beiden ten eerste kost wat kost de afspraak den; ten tweede ervaren of men geen factoren vergeten is die op de afspraak inspelen van buiten af en ten derde ervaren wat de afspraak aan elk kost. Na het uittesten van die afspraak in de proeftijd, wordt die spraak ‘definitief. Men hoopt dan dat die aanleiding zal geven tot het ontstaan van een nieuwe gewoonte waar beiden baat bij hebben en die zich dus vanzelf versterkt, ‘spontaan’ wordt. Het vergemakkelijkt het vinden van een afspraak als men het bleem kan formuleren in termen van frequentie of in meetbare of serveerbare termen. Men vindt gemakkelijker een oplossing wanneer de één iets om de week en de ander iets om de maand wil. Voor an-
Intiem onderhandelen in partnerrelatietherapie 235 dere thema’s is enige vindingrijkheid nodig: men kan de draaiknop van de radio op een bepaalde stand zetten om het volume te regelen, men kan de garage eenmaal opruimen om aan de ander te tonen wat men ‘netjes’ noemt … De afspraak moet scherp gespecificeerd zijn. Het voorbeeld hierbij het afdekken van de tafel: Jan ruimt ’s avonds de tafel af en dit houdt in: – alles van tafel naar de keuken brengen; de vaat in de vaatwasmachine doen; – de rest weer in de kasten plaatsen; de tafel afvegen met een vochtige doek; – de grond borstelen in de eethoek en de keuken; de tafeldoek terugleggen en de bloemen terugzetten; – in de keuken de werkvlakken opruimen en schoonmaken, en ook het fornuis; – de grote pannen afwassen; eventueel de vuilbak leegmaken. Om een afspraak gemakkelijker tot een gewoonte te maken kan men hem vastknopen aan bepaalde ogenblikken of dagen. Men kan in de afspraak ook voorzien dat diegene die bij de ander een verandering in gedrag krijgt, appreciatie uitdrukt telkens wanneer die ander zich aan de afspraak houdt. Vervolg geval I T: Wil je nu die afspraak neerschrijven? Laten we alles eens op een rij ten. A: (B schrijft op) We eten altijd om zeven uur. Tenzij er iets gebeurt en dan bel je vooraf en zegt wanneer je thuiskomt. B: En ik krijg een kwartier rust als ik thuiskom. T: Dat wil zeggen … A: Jij zit ongestoord in de living terwijl ik in je nabijheid ben en de tafel dek. Als er tijd over is, praten we samen. B: En we praten samen onder het eten en ik geef jou echt aandacht. T: Het is best zo’n afspraak niet voorgoed te maken, maar wel voor een zekere tijd. We noemen dat een proeftijd. Hoelang zou je dit moeten beren om te zien of het werkt? B: Een maand. A: Dat is wat lang, laten we zeggen een week, en dan kunnen we zien … T: Een maand, een week … B: Voor mij is een week wat kort: twee weken. T: Twee weken. A: Ja twee weken. B: Oké, twee weken. T: Je gaat dit dus twee weken doen. Je doet het in alle geval gedurende die
236 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 twee weken zo als het nu is afgesproken. Na twee weken zie je hoe jullie je er bij voelen. Loopt het goed, dan is alles oké en blijft de afspraak lopen. ders moeten jullie het opnieuw bekijken. 3. Nog enkele tips Uit ervaringen met workshops waarin deze onderhandelingsmethode wordt getraind, blijkt dat het nodig is de volgende punten nog even te onderlijnen. Het is belangrijk de cliënten van in het begin een goed idee te ven van de opstelling: dat elk aan bod zal komen, dat de beurt van de ander ook wel komt. Men benadrukt dat het erom gaat dat beiden bij de nieuwe situatie zouden winnen. Men laat de partners steeds met en niet over elkaar spreken. Men tracht het belang goed uit te spitten. Het belang is niet ‘over de ander spreken’: ‘Ik denk dat het je teveel moeite is’, ‘Ik denk dat jij geen zin hebt…’, ‘Jij vindt het de moeite niet iets voor mij te doen’, ‘Ik heb het gevoel dat jij je hankelijk opstelt’, ‘Ik mis jouw bereidheid om zelf iets te doen’, ‘Ik wil dat jij mij niet nodig hebt’, ‘Ik vond het overdreven dat jij daar zo’n drama van maakte! ‘Ik vind dat jij mij niet volwaardig vindt!’ Parafraseren is toch wel iets anders dan ‘een beetje herhalen’! Men Iet als therapeut op de niet-verbale boodschap. Als B parafraseert op een toon die verwondering of ongeloof uitdrukt, zal de therapeut ze incongruentie opmerken. Bijvoorbeeld: ‘Jij zegt dat jij kans maakt op promotie!’ ‘De therapeut zal dan zeggen ‘Ik merk dat je moeilijk kunt aannemen wat A zegt.’ En dan gaat hij terug naar A: ‘Kun je dit nog eens uitleggen; kun je dit nog eens anders zeggen?’ Tegen B: ‘Wil je eens aandachtig luisteren. Ik merk dat jij een ander zicht hebt op de zaak. Toch zou ik je willen vragen te parafraseren wat A zegt. Immers het gaat er nu om hoe A de zaak ziet. Je hoeft het niet met A eens te zijn, dat is wat anders. Wil je proberen om je eens intens in A in te leven?’ Soms is het nuttig aan partners iets te vertellen over het belang van afspraken in relaties. De rol van de therapeut is dubbel. Hij houdt het verloop in de hand, blijft bij het onderwerp, stelt de dingen klaar. Hij parafraseert zelf, vraagt verduidelijking. Hij gaat in op de incongruenties en deelt ze op in ondubbelzinnige boodschappen. Aan de andere kant leeft hij mee met de partner die aan het woord is. Hij helpt die bij het pen van zijn motieven. Hij behoedt beide partners ervoor dat ze te vlug toegeven. Hij zal niet sleuren en trekken aan één partner om hem in een bepaalde richting te duwen. De therapeut weet niet wat een goede afspraak is. Alleen de partners weten dit. De therapeut
Intiem onderhandelen in partnerrelatietherapie 237 kan alleen de condities maximaliseren. Bij voorstellen of oplossingen die hem onrealistisch lijken stelt hij vragen die de partners ten op verantwoorde wijze te reageren. De therapeut is soepel in de toepassing van het model, maar houdt het schema in het hoofd. Hij keert ernaar terug wanneer de partners dreigen in een calatie te vervallen. 4. Wat zouden de partners vanuit deze methode moeten werven?; leerdoelen Het is niet de bedoeling dat beide partners erin slagen hun dagelijkse conflicten op deze zeer systematische wijze te behandelen. Navraag bij follow-up-onderzoek toonde ons dat dit ook zelden gebeurt. neer partners in de loop van de therapie naar het einde toe zelf meer aan het werk zijn geweest, zijn er meer kansen dat dit na de therapie ook nog op die wijze gebeurt. Het doel dat met deze methode wordt nagestreefd is dat de cliënten enkele algemene houdingen, inzichten en vaardigheden verwerven. Als houdingen zijn vooral belangrijk: het niet te vlug toegeven, het niet beloven wat men niet kan geven, het verschillend (kunnen) zijn, het voor zichzelf opkomen binnen een relatie, het zich openen dert de relatie. Als inzichten: het scherp uit elkaar stellen van de standpunten is nodig; er is een groot verschil tussen een ontlading en er,p lossing; als er één wint ten koste van de ander verliest de relatie; spraken zijn nuttig; alles heeft zijn prijs, ook in een huwelijk. Als vaardigheden: het leren ondubbelzinnig en klaar stellen wat men wil; bij conflicten elk om beurt het woord geven; een afspraak leren noteren. 5. Werkingsmechanismen: enkele hypothesen Het is zinvol de vraag te stellen naar de werkingsmechanismen van een methode die door zovele paren als efficiënt in hun relatietherapie werd beschreven. Als dit soort methoden werkt, zegt Van der Velden (1983), ‘is dat waarschijnlijk om andere redenen dan de betrokkenen denken’. Deze werkzaamheid kan op verschillende vlakken bekeken worden. Op het vlak van beleving en inzicht brengt deze procedure beide partners tot een vernieuwde beleving van zichzelf, de partner en de relatie. De veranderde beleving van zichzelf gaat in de richting van
238 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 een grotere zelfaanvaarding en zelfverzekerdheid. Partners leren te aanvaarden dat ze zich zo of zo voelen. Ze leren dat ze dat aan hun partner kunnen meedelen. Dat ze kunnen vragen wat ze echt willen zonder zich schuldig te voelen. Ook de wijze waarop men de partner beleeft, verandert. Men ‘leert iets bij’ over de partner, over diens tieme gevoelens, intenties, verlangens. Het vaste beeld dat men van de ander meestal heeft, wordt genuanceerd. Wanneer de oefening goed loopt, worden de partners in sommige opzichten weer nieuw voor elkaar. Het is een verwondering die dikwijls door korte voegsels wordt uitgedrukt: ‘Ah! Dààrom is dat voor jou zo rijk’, ‘Zó voel jij je dan!’ In die zin is dit onderhandelen één van de weinige middelen tegen relatieslijtage en tegen het mythische denken over de partner (Vansteenwegen, 1982). Ook de beleving van de tie verandert. De onderhandeling is een teken van goede wil aan de beide kanten. Het uitvoeren van de procedure wordt een bewijs van ‘relatiebekwaamheid’. ·we hebben dit met elkaar opgelost zoals we het zelf wilden’. ‘We willen en kunnen iets samen’. Weiss (1978) zegt in dit verband: ‘gedragingen hebben een objectieve marktwaarde, maar ze zijn veel meer verbonden met zelfwaardering en zelfachting van de partners!’ Ook op het vlak van de gevoelens speelt de zijdse zelfontsluiting en de wederzijdse empathie een grote rol in de verandering. Begrepen worden en begrijpen zijn niet alleen centrale dimensies in de intimiteit van mensen die leven, maar ze maken ook deel uit van de persoons- en groeibevorderende houdingen zoals gers die beschreef. Men zou kunnen spreken van een correctieve tioneel-emotionele ervaring. Onderhandelen is ook werkzaam op gedragsniveau. Het leidt tot een toename van stimuluscontrole (Weiss, 1978) en dus van baarheid. Daardoor vergroot de vrijheid van beiden (Stuart, 1981). Goede bedoelingen worden omgezet in concrete plannen, wat hun kans op realisatie vergroot. Het uitvoeren van de onderhandeling zelf is in het hier en nu constructief. Op het vlak van het systeem worden door de onderhandeling de vicieuze cirkel waardoor beiden meer van hetzelfde doen doorbroken. Enerzijds door het verloop van de methode waardoor elk in gelijke mate aan bod komt en escalaties worden voorkomen. Anderzijds door de oplossingen die worden gezocht op zo’n manier dat beiden er in voldoende mate in aan bod komen. De afspraak is een regeling voor het draaideurduwen waarin beiden tegen elkaar in gaan. In het intiem onderhandelen is de betrekkingsboodschap er één van heid en van samenwerking. Vertrouwen en openheid spelen een grote rol. Het is een relatiedefinitie waarin beiden tot hun recht komen. Het is een oefening in gelijkwaardigheid. Wc verwijzen naar de stel-
Intiem onderhandelen in partnerrelatietherapie 239 lingname van Gurman (1978): ‘Het gaat niet om het aanbieden van gedrag, het gaat om de zelfdefinitie en de aanvaarding van de ceptic van de ander in zijn relatie tot mij’ en ‘Uit dit alles blijkt dat het leren hoe te onderhandelen belangrijk is en meer weldoende ten heeft dan de resultaten van deze onderhandelingen.’ Wat me in deze methode zo aanspreekt is de integratie van vingsgericht, gedragsgericht en interactiegericht werken gen, 1983). Het gaat niet om het uitwisselen van ‘blind’ gedrag, zoals de karikatuur van het gedragstherapeutische onderhandelen soms stelt. Er speelt een belangrijke cognitieve dimensie mee. Het zinloze ‘contracting’ wordt hier een voor beiden betekenisvol gebeuren, door die uitwisselingen op belevingsvlak. Anderzijds gaat het ook niet om vrijblijvend consequentieloos gepraat tussen twee partners, waarna de oude patronen zich herhalen. Wat mij crin bevalt is deze combinatie: belevingsgericht werken, gekoppeld aan gedragsveranderingen in de dagelijkse omgang. Los van elkaar spreekt het ene noch het andere me aan in prt. Deze methode vertoont in alle geval een aantal merken die door Gurman ( 1978) voor prt werden geformuleerd: de verduidelijking van de individuele noden en verlangens in verband met de relatie; de toename van wederkerigheid; de afname van dwang. Tot slot blijft de vraag wat het meest effectief is: de handeling als een nieuwe relatie-ervaring, het aanleren van een thode of de afspraak. 6. Wat zijn de verschillen met de andere methodes’? Laten we enkele verschillen met de andere onderhandelingsmethoden formuleren. Het grootste verschil ligt in wat we het ‘belang’ hebben genoemd. De aandacht die besteed wordt aan de gen, het uitdrukken en het invoelen van belevingen. In de Fair Fight for Change (Bach E Bernhard, 1971; Dayringer, 1976) wordt het voel wel geformuleerd, maar slechts in één zin, meer niet. In de re methodes wordt er op de belevingen niet ingegaan. dau E Bakker (1978) zijn expliciet gekant tegen deze lingen omdat ze vrezen dat ze tot verkapte manoeuvres leiden pens, zoals zij ze noemen), waardoor de één wil bewijzen aan de der dat hij recht heeft op wat hij vraagt. Echt vragen is immers er van uit gaan: ‘Dit is van jou, en ik zou het willen krijgen’! De kers vrezen dat er dan in de ruil niet echt wordt gegeven en dat heeft vijandigheid als gevolg. Het Intiem onderhandelen daarentegen beert twee dimensies te overkoepelen die Weiss (1978) strikt den wil houden: ondersteuning-begrip versus ‘conflictoplossing’.
240 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 In tegenstelling tot wat Liberman (r980) voorstelt, zou ik nooit neigd zijn een onderhandeling aan te vatten met als eerste vraag: ‘Wat wil je je partner geven?’ Ik verkies dat men begint met na te gaan wat elk van de ander wil krijgen. De eerste variant brengt wijls verwarring mee omdat wat de één wil geven dikwijls voor de andere helemaal geen winst is. De partners worden als het ware plicht om te werken met veronderstellingen. Dat is precies wat ze voor een deel zouden moeten afleren. Wanneer iemand stelt wat hij wil krijgen, dan is dat voor de ander wel bruikbare informatie om tot een ruil te komen. 7. Indicaties voor Intiem onderhandelen Bij welke paren is deze methode meest aangewezen? Ze lijkt ons tig bij probleemparen die nog iets samen willen. Niet de ernst van de moeilijkheden van het paar is bepalend, wel hun gemotiveerdheid. Het vraagt soms enige verleiding van de therapeut om het paar zover te brengen dat het de procedure wil proberen. Het is onze ervaring dat het daarna vlot verloopt: de partners raken er sterk in betrokken. Deze methode is niet aangewezen voor het uitwerken van een reeds besliste scheiding. Voor het regelen van een scheiding neme men het zgn. ‘Zakelijk onderhandelen’. In een ambulante therapie kan men deze procedure invoeren na een eerste fase waarin men bijv. cognitief herstructureert, en na enkele sessies waarin gevoelsontladingen ben plaats gehad. Deze methode veronderstelt wel dat men voor zichzelf kan spreken: dit maakt ze bij verslavingsproblemen of chotici niet direct toepasbaar. Een zekere mate van vertrouwen in de relatie is eveneens nodig. De twee eerste stappen van de methode kunnen op zichzelf heel nuttig worden gebruikt in andere prt-sessies, bijv. rond onderwerpen waarbij partners een verschil in opvattingen of gevoelens met elkaar doorwerken, zonder dat er direct gevolgen zijn voor hun gedrag. 8. Besluit Ten aanzien van deze methode hoort men wel eens twee extreme acties. Is dat alles niet zo vanzelfsprekend dat het niets meer brengt? Welnu, al lijkt het erg eenvoudig, de meeste paren slagen er precies niet in hun conflicten op deze wijze aan te pakken. Ook uit de therapeut gezien is dit niet zo eenvouding: het vertrekken van het concrete, het dan uitdiepen op belevingsniveau, helpen dat het
Intiem onderhandelen in partnerrelatietherapie 241 overkomt, helpen luisteren, en weer in concreet gedrag eindigen. Men blijft bij het onderwerp, vervalt niet in gedragsconcretisme, maar men verdwijnt ook niet in de vrijblijvende mist der gevoelens. Andere vinden het geheel te kunstmatig. Therapie is kunstmatig in die zin dat ze een inbreuk is op het gewone verloop. Een afspraak in een relatie is een voorlopig gipsverband dat tijdelijke rond een interactie of gedrag wordt gelegd, met als bedoeling dat het overbodig wordt. Men kan een huwelijk niet compleet vastleggen in contracten. De partner is niet alleen maar een voorwerp van agogische actie derVelden, 1983). Een zekere regeling is evenwel een basis voor heid van beiden. Anders leeft men in een chaos waarin de baarheid nul is. Men mag in een huwelijk wel verandering aan de partner vragen: er geldt een evenwicht tussen zich aanpassen en andering vragen. Deze vragen aan de partner zijn een beperkte uiting van een veel dieper verlangen dat enerzijds steeds onvervuld blijft, maar anderzijds slechts bestaat – gerealiseerd wordt in de concrete dagelijkse omgang en precies daarin niet tot geluk, maar wel tot vredenheid kan leiden. Het antwoord dat beide partners geven op de wederzijdse vragen heeft een betekenis die de concrete gedragingen overstijgt. De wijze waarop ze tot dit antwoord komen eveneens. Onderhandelen is in een tijd van gewapende vrede een zakelijke vaardigheid. Vrede begint met door onderhandeling geerbare (door de beide partners als fair beleefde) rechtvaardigheid. Dit geldt ook in een huwelijk: gemoedsvlagen en goede wil alleen volstaan noch voor een in stand houden, noch voor het inbrengen van verandering of verbetering. Referenties Bach, G. E P. Wyden (1970), The lntimate Enemy. Avon Books, New York. Bach, G. E Y. Bernhard (1971), Agression Lab. Kendall/Hunt, Dubuque. Bakker, C. EM. K. Bakker-Rabdau (1974), Verboden toegang. DNB, Ant- werpen. Bakker-Rabdau, M. K. E C. Bakker (1978), Workshops. Postuniversitair trum Limburg, Diepenbeek. Dayringer, R. (1976) Fair-Fight for Change. A therapeutic use of ness in Couple Counseling. Journal of Marriage andfamily Counseling, 2, 115-130. Ely, A. L., B. G. Guerney EL. Stover (1973), Efficacy of the Training Phase of Conjugal Therapy, Psychotherapy: Theory, Research and Practice, JO, 201·2, 7. Gurman, A.S. (1978), Contemporary Marital Therapies: A Critique and Comparative Analysis. In T. Paolino E B. S. McCrady (Eds.) Marriage and Marita/ therapy. Brunner/Mazel, New York.
242 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 Gurman, A.S. & D. G. Rice (1974), Coup/es in Conflict. Aronson, New York. Hahlweg, K., L. Schindler ED. Revenstorf (1982), Partnerschaftsprobleme: Diagnose und Therapie. Springer, Berlin. Harrel!, J. EB. Guerney (1976), Training Married Couples in Conflict tiating Skills. In: D. H. Olson (Ed.) Treating Relationships, Graphic hing Co., Lake Mills. Jacobson, N. S. EG. M. Margolin (1979), Marital Therapy. Brunner/Mazel, New York. Karras, C.L. (1970), The Negotiating Game. World Publishing Co., New York. Lange, F. E 0. van der Hart (1979), Gedragsverandering in gezinnen. Wolters Noordhoff, Groningen. Lederer, W. J. ED. D. Jackson (1968), The Mirages of Marriage. Norton E Co, New York. Liberman, R., E.G. Wheeler, L. A. Devisser, J. Kuehnel ET. Kuehnel (1980), Handbook of Marital Therapy. Plenum, New York. Mac Gillavry, D. (1981), Zolang de kruik te water gaat. Oefeningen voor (echt)paren. Ad Donker, Rotterdam. Olson, D. H. (Ed.) (1976), Treating Relationships. Graphic Publishing Co, ke Mills. Rappaport, A. F. (1976), Conjugal Relationship Enhancement Program. In: D. H. Olson (Ed.) Treating Relationships. Graphic Publishing Co, Lake Mills. Rappaport, A. F. E J. Harrell (1972), A Behavioral Exchange Model for rital Counseling. Family Coordinator, 21, 203-213. Sager, C. J. (1976), Marriage Contracts and Couple Therapy. Brunner/Mazel, New York. Stuart, R. B. (1969), Operant-Interpersonal Treatment for Marital Discord. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 33, 675-682. Stuart, R. B. (1980), He/ping Coup/es Change. The Guilford Press, New York. Vansteenwegen, A. (1981), Conflicten oplossen in een koppel. ken, Aflevering 3, V4 Van Loghum Slaterus, Deventer. Vansteenwegen, A. (1982), Persoonlijke en relationele mythes in ties. Communicatiecentrum, Lovenjoel. Vansteenwegen, A. (1983a), Helpen bij partnerrelatieproblemen. Tips voor latietherapeuten. Van Loghum Slaterus, Deventer. Vansteenwegen, A. (1983b), Een gedragswetenschappelijk visie op gratie. In G. A. Kooy, G. Methorst EG. Rabbie (Eds.), Partnerselectie en paarintegratie. Het Spectrum, Utrecht (in druk). Vansteenwegen, A. (1983c), Mogelijkheden en grenzen van client-centered therapie voor prt. Eerste nederlandstalig congres voor Client-Centered Therapie, Noordwijkerhout. Vansteenwegen, A (1983d), Partnerrelatietherapie: een specifiek vorm van hulpverlening. In: A. Vansteenwegen en D. Verstraeten (red.), tie en therapie, Leuvense Cahiers voor Seksuologie. Acco, Leuven (in druk). Velden, K. van der (1983), De partner als voorwerp van agogische actie.
Intiem onderhandelen in partnerre/atietherapie 243 Kwartaalschrifi voor directieve therapie en hypnose, 3, 375-378. Verhuist, J. E C. Bakker (1980), Marital Therapy in An Educational Group Setting the Communication Center in Leuven, Belgium. In: D. Upper E S. Ross (eds.), Behaviora/ Group Therapy r980. Research Press Co, paign Ill., 105-123. Verhuist, J. E A. Vansteenwegen (1974), Werking, ideologie en doelmatigheid van een experimenteel therapeutisch programma. Tijdschrift voor trie, r6, 139-151. Weiss, R. (1978), Marriage From A Behavioral Perspective. In: T. Paolino E B. S. McCrady (eds.), Marriage and Marital Therapy. Brunner/Mazel, New York, 165-239. Weiss, R., H. Hops EG. Patterson (1973), A Framework for Conceptualising Marital Conflict, a Technology for Altering It, Some Data For Evaluating It. In: L. A. Hamerlynck, L. C. Handy E E. J. Mash (eds.), Behavior ge: Methodology, Concepts and Practice. Research Press, Champaign, Ill., 309-342.