Jaargang 3 (1983)

Een metafoor als hulpmiddel ter bevordering van amnesie Richard Van Dijck Inleiding 55 In de meeste (ook directieve) behandelingen wordt er onder meer naar gestreefd om het probleemoplossend vermogen van de patiënt te vergroten (vgl. Lange & Van der Hart, 1979, p. 41). Over het meen zal het opwekken van amnesie daarbij niet als een belangrijk hulpmiddel worden gezien. Erickson hield ervan om wat er gebeurd was tijdens een trance te vrijwaren voor bewuste analyse en gereerde daarom vaak amnesie (Erickson & Rossi, 1974). Ik neem aan dat deze gewoonte mede werd ingegeven door zijn voorliefde om tiënten in verwarring te brengen, en ik denk zelf niet dat bewuste herinneringen aan het trancegebeuren steeds vermeden moeten den. Daarom beperk ik me meestal tot een uitspraak als: ‘Het is niet nodig om bewuste herinneringen aan de zitting te bewaren. Datgene wat van belang is, zal wel tot uw beschikking staan wanneer dat nodig is.’ Hiermee wordt aan de patiënt de keuze gelaten om zijn ringen wel of niet te organiseren; ik controleer ook niet systematisch of deze formulering tot amnesie heeft geleid. In enkele gevallen kunnen er redenen zijn om toch doelbewust nesie na te streven. Aan de hand van twee gevalsbeschrijvingen wordt deze noodzaak geïllustreerd. Om duidelijk te maken hoe de amnesie precies tot stand werd gebracht, worden hierbij enkele fragmenten verbatim weergegeven. Gevalsbeschrijving l Het gaat om de slotfase van een meerdere jaren durende therapie die werd ingezet wegens vaginisme, maar waarin ook fobieën, verschijnselen, suïcidaliteit, schemertoestanden en anorexie deld moesten worden. De patiënte is een zevenentwintig-jarige vrouw. Zij is een zeer begaafd hypnosesubject en een onblusbare vechtster, van wie ik veel heb geleerd over therapie en hypnose. De R. VAN DIJCK, psychiater, is hoofd van de Jelgersmapolikliniek te Oegstgeest.

56 Dth I jaargang 3 februari 1983 achtergrond van haar pathologie was een jarenlang bestaande cestueuze relatie met haar (inmiddels overleden) vader, met het moedelijke medeweten van haar moeder. Het kinderrijke gezin was streng gereformeerd. Het leek dat zij voor de incest was uitgekozen omdat ze in de ogen van haar ouders de minst veelbelovende dochter was. De hieronder beschreven zitting vindt plaats op een moment dat haar seksueel functioneren reeds ruime tijd bevredigend was en ze ook goed functioneerde in een baan. Hoewel de actuele situatie daar geen duidelijke verklaring meer voor gaf, werd zij nog steeds bijna elke nacht gekweld door nachtmerries die betrekking hadden op geweld en bedreigingen van de kant van haar vader. Het thema was al uitvoerig besproken. Zelf had ze al meer dan vijftig schriften gevuld met dromen, herinneringen en gedachten hierover. Omdat het niet meer zinvol en effectief was gebleken om dit thema nog verder te bespreken, werd besloten om te trachten d.m.v. se een amnesie voor deze traumatische herinneringen op te wekken. Hierbij werd de volgende metafoor gebruikt: het geheugen is als een bibliotheek, met boekenrekken die achter elkaar staan. In de voorste boekenrekken staan de meest heldere herinneringen, die op elk ment beschikbaar zijn. Helemaal achteraan staan herinneringen die heel diep weggeborgen zijn en die alleen maar met moeite bereikt kunnen worden. Om een amnesie voor de thema’s rond haar merries te verkrijgen, werd ze uitgenodigd om deze nare gen, die tot nog toe in de voorste boekenrekken stonden, van hun plaats te halen en te verplaatsen naar de achterste. Het onderstaande fragment geeft aan hoe een en ander werd uitgevoerd. Patiënte is op dat moment in een diepe trance. Th.: Nu laat je deze toestand van concentratie maar verder tot ontwikkeling komen. Je zult in staat zijn om beelden, voorstellingen, gedachten waar je je op richt, op een hele levendige manier op te roepen. Je zult in staat zijn te spreken of te bewegen, zonder dat je concentratie verstoord wordt. .. De doeling is nu afstand te winnen t.o.v. de herinneringen uit je jeugd … Dingen van vroeger die nog regelmatig in je slaap of op een andere manier naar boven komen … Om dat te doen, om afstand te winnen kun je je het volgende voor- stellen … Je kunt je voorstellen, dat je geheugen, je herinneringen te vergelij- ken zijn met een bibliotheek, met allemaal boekenrekken die achter elkaar staan in een kamer. En dicht bij de deur, in het eerste rek staan boeken of schriften met gedachten en herinneringen die je dicht bij de hand hebt … je kan je voorstellen, dat je nu in die kamer van je geheugen staat met een kenrek vlakbij en daarachter allemaal rijen met nog andere boekenrekken … en hoe verder je achterin gaat, hoe ouder de herinneringen, hoe verder ze van je af staan, hoe dieper ze begraven zijn, hoe meer je ze vergeten bent. .. En in de

Een metafoor als hulpmiddel ter bevordering van amnesie 57 eerste rij, daar staan de herinneringen aan dingen, die je dicht bij de hand hebt. Sommige daarvan zijn prettig, zoals afgelopen zomervakantie, ook de vakantie daarvóór, en niet alleen vakantietijd, maar ook andere prettige dingen die zie je in het eerste boekenrek en je kunt er best nog eentje uitlichten … Een herinnering aan iets prettigs kort geleden … en als je dat boek er dan uithaalt, dan wordt die herinnering heel duidelijk en is het net alsof je dat weer nieuw beleeft en als je er iets over wilt vertellen dan kan je dat ook doen. Pte: Modeshow vorige week. Th.: En hoe was dat? Pte: Oh, dat was wel leuk, veel lol gehad, in het stadhuis, zwempakje gen en oude badkostuums, uit 1906. Th.: Zo, heb jij dat gedragen? Pte: Zwarte kousen, kanten badmuts, ik had zo’n lol, ik had een heleboel gedronken … Iedereen zei, dat ik het hardstikke leuk deed. Th.: Dat is ook iets wat je vroeger niet zo makkelijk zou gedaan hebben. Pte: Oh nee, en al die andere figuren, op bed lag ik nog te gieren … Th.: En als je nu dat boek op de bladzijde van die herinnering weer dicht doet en het boek weer terug plaatst, dan is het beeld weer weg … je weet dat als je het terug wilt zien, dat je alleen maar het boek hoeft terug te nemen … schien wil je een andere herinnering ophalen … een ander boekje nemen. Eens kijken wat dáár staat, misschien is het ook weer iets leuks, iets van de laatste tijd, kijk maar eens rond. Pte: Solliciteren, maar daar wil ik nu niet aan denken. Th.: Dan zet je het maar weer terug, kijk maar eens naar iets anders … Pte: Mijn werk, mijn klas. Th.: Open zo maar eens een boekje over je herinneringen van kort geleden en dan merk je dat alles weer scherp en heel duidelijk terugkomt. .. en schien wil je er ook iets over zeggen … Pte: De school wordt geverfd, primaire kleuren, heel vrolijk, rood, blauw, geel en wit. Th.: Kleuren die de kinderen aanspreken. Pte: Ik heb ze samen met Anna uitgekozen. Th.: Je kunt het ook duidelijk voor je zien. Pte: Elke dag als ik kom zijn ze een beetje opgeschoten. Th.: Terwijl je naar het boek kijkt … Pte: Een kennis, ook gisteren geweest, een oliebol gehad, en ook mijn huis, en Hans. Th.: Zo staan er in die eerste rij van dat boekenrek een heleboel leuke gen … je mag het boekje nu terug zetten, je weet dat het er staat, dat je op elk moment, dat je dat wilt, de herinnering naar boven zou kunnen halen en je erin verdiepen. Dan is het net alsof je het weer opnieuw beleeft. Het is niet dig, maar je weet dat het kan, het is onder handbereik. Pte: Een heleboel van die boeken. Th.: Een heleboel heb je er, ja … er zijn zoveel prettige en positieve dingen, dat je er plezier in zou vinden om je ermee bezig te houden. Het is nu leuk om gewoon verder te gaan, verder te leven en nieuwe dingen mee te maken en misschien als je oud bent en het eens rustig aan doet, dat je er dan plezier in zal scheppen …

58 Dth 1 jaargang 3 februari 1983 Pte: Nee, nee, zo wil ik niet worden, ik wil altijd in de toekomst blijven ven, ook als ik oud ben. Th.: Het is zeker goed, dat je daar nu zo over denkt en hoe je daarover denkt als je oud bent. .. Pte: Ik wil in het heden leven, niet in de toekomst. Th.: Okee, we zullen maar allebei afwachten wat we doen als we oud zijn, ik weet het ook niet precies, en ik denk jij ook niet. .. maar goed, nu wil je in het heden leven en gelijk heb je, er gebeurt in het heden zoveel dat de moeite waard is, dat je daar zeker in moet blijven. Kijk nog maar eens naar dat kenrek, en dan zie je een hele rij met leuke herinneringen. Sommige zijn ook minder leuk, sommige zijn gewoon neutraal, sommige zijn zelfs een beetje prettig … Bij al die herinneringen, die prettige, neutrale, minder prettige, zijn er ook bij, die ongevraagd bij je naar boven blijven komen en die kun je nu voor je zien. Het zijn herinneringen, die te maken hebben met vroeger, met je vader, hoe het thuis was, vroeger, … (Patiënte schrikt en opent haar ogen). Th.: Ja? … ben je er even uit? Pte: Ja Th.: Zullen we maar verder gaan, of wil je eerst iets zeggen? Pte: Niks, ik ben wakker geworden. Th.: Nou, als je je ogen weer sluit, kun je zo verder gaan … ik zal weer eens tellen … terwijl ik tel, ga jij weer diep ontspannen … één … etc … twintig … Je laat nu verder de concentratie op je inwerken … Je voelt je prettig … kunt je concentreren op de dingen die we bespreken … je kunt het nodige doen om te bereiken waar we vandaag aan begonnen zijn … en die herinneringen, die boe- ken met die negatieve herinneringen die mag je nog even negeren … Je laat ze nog maar even staan … maar je gaat maar eens kijken naar het tweede en derde rek en dan zie je dat als je verder in die kamer komt, er nog andere boeken staan waarvan je allang vergeten was dat die er nog waren … En hoe verder je in die kamer gaat hoe ouder en hoe meer vergeten die herinneringen zijn en als je nog verder gaat, het vierde rek, het vijfde en het zesde, worden het stilaan zulke oude dingen, dat je helemaal niet meer wist, dat die er nog waren en je kijkt maar eens rond en er zijn gebeurtenissen van een hele tijd terug en je kijkt maar rond. Wanneer je bijna helemaal aan het eind van die kamer bent – ga maar eens een heel eind terug- dan pak je maar een boek uit het rek en kijk je maar in dat boek of je daar iets ziet van lang geleden, dat ook leuk is, schien een kleinigheidje maar, een leuke middag, avond, iets van echt lang leden … Misschien is er tussen al die boeken van vroeger nog best wel eentje waar leuke dingen in staan … Vertel eens … Pte: Ik speelde met mijn vriendje, bij die wasserij … (-Hier wordt even over gepraat, blijkt toch niet zó leuk te zijn – ) Th.: Maar vóór die tijd waren er ook wel leuke dingen. Kijk eens of er nog andere boeken of boekjes staan. Pte: Een heleboel. Th.: Een heleboel… nou, dan zou ik willen dat je een paar van die boekjes, dat je die onder je armen nam en naar het eerste rek ging. En bij het eerste rek zou ik willen, dat je er een paar uitneemt, en wel die herinneringen die te ken hebben met je vader en met al de narigheid van vroeger en dat je ze ver-

Een metafoor als hulpmiddel ter bevordering van amnesie 59 wisselt … Dat je de leuke herinneringen van een hele tijd terug die je uit het achterste rek hebt gehaald, dat je die op de eerste rij zet en dat je die de herinneringen eruit haalt en meeneemt en terug loopt naar de achterste rekken en daar die vervelende herinneringen opbergt … En misschien vind je die boeken wel heel zwaar en moeilijk om te dragen … Pte: Het is heel wat om te lopen hoor. Th.: Maar breng ze er maar één voor één naar toe, je mag er twee tegelijk nemen. Pte: Als ik ze kan dragen .. . Th.: Wat je kan dragen … het is niet leuk om ze vast te pakken, het is niet leuk om ze eruit te halen … maar als je ze achterin opbergt en neerzet, dan voel je … Pte: (Onderbreekt) Kan ik ze niet verbranden? Th.: Verbranden is niet nodig … Ik zal je uitleggen waarom het beter is om ze niet echt te verbranden … Je wil ook gewoon bewust je leven kunnen leiden bij je volle verstand en je hebt afscheid genomen van je vader in emotioneel opzicht, en hij heeft zijn macht over je verloren … Een mens heeft gen, ook aan die dingen die niet prettig zijn … Maar die kun je wel diep bergen, maar het is beter om niet te proberen ze te vernietigen. Pte: Ik ben er al mee bezig om ze weg te zetten. Th.:Goed. Pte: Ik wil gewoon zijn. Th.: Precies. Pte: Het doet me ook niks hoor. Th.: Hoeveel heb je er al weggezet? Pte: Ik ben nog steeds bezig. Th.: Voor elk boek, dat je wegzet neem je maar een ander boek mee, met iets leuks erin om het gat op te vullen. Pte: Ik kan in die boeken kijken hoor. Th.:Ja. Pte: Ik ben er ook mee bezig. Th.: Als je wat wil zeggen, dan mag je dat doen. Pte: Ik ben heel sterk, ik kan het makkelijk aan, toch is mijn moeder de hoofdschuldige … ik heb veel meer bereikt, dan hij ooit dacht. .. ik heb de ULO gehaald. Th.: En de dingen waar je nog eens in wilt kijken voordat je ze wegzet, dat mag je nu doen, je hoeft niet alles te bekijken, maar misschien net genoeg dat je weet wat je wegzet. Th.: En op het moment dat je ze opbergt is het net alsof de gedachte dwijnt … Net alsof je de woorden die erin staan hebt uitgeveegd met een spons. Hoeveel moet je er nog wegzetten? Pte: Ik ben bijna klaar, nog een stuk of ro … r r. .. Er zijn nog een paar dikke bij. Th.: En je neemt ook altijd wel iets anders terug mee? Pte: Nee, dat doe ik niet, ik kan maar één ding tegelijk. Th.: Goed, dat doen we dan straks. (-Paar minuten stilte. Aan haar mimiek is te zien dat ze zich moet inspannen-) Pte: Klaar!

6o Dth 1 jaargang 3 februari 1983 Th.: Goed zo, nu maar even een kopje koffie drinken, even uitrusten, straks gaan we gaten opvullen met wat prettige dingen, maar nu maar even zen … Je kan in je gedachten een prettige, gemakkelijke stoel erbij zetten en uitrusten en ontspannen, want je bent er vast moe van. Het is net alsof je grote schoonmaak gehouden hebt, al de rommel het huis uit. Pte: Ik ga lekker straks naar het strand. Th.: Alle vervelende dingen staan nu op de achterste rij en verdwijnen nu uit je gedachten. Als je dat per se zou willen, dan kun je ze wel terughalen, maar je zult er weinig behoefte aan hebben om dat te doen, want het is ger zo. Deze herinneringen hebben weinig nut meer voor je, geen nut mag je wel zeggen. Ze verdwijnen niet alleen uit je bewuste gedachten, maar ook uit je onbewuste, ze verdwijnen uit je dromen en daarmee is er plaats gemaakt om van prettiger dingen te gaan dromen. Dat zul je ook de komende dagen wel ondervinden, dat je dromen gevuld worden met prettiger en aangenamer gen dan je tot nu toe gewend was. Het zal je opvallen dat je vooral prettiger onderdelen van je dromen zult blijven onthouden. Het zal een prettige ring zijn om anders te dromen … Omdat ze ook uit je onbewuste gedachten verdwijnen zul je in staat zijn om dingen die nog overblijven als restant van vroeger ook verder te ontgroeien, zoals het overdreven netjes zijn op je eigen lichaam, daarvan zul je merken dat het vanzelf in goede zin verandert, dankzij het feit dat die herinneringen je niet meer komen storen( … ). Commentaar Toen de traumatische herinneringen de eerste keer ter sprake werden gebracht, verstoorde dit de trance. Daarom werden bij de tweede ging eerst positieve herinneringen op de voorgrond geplaatst. Het verplaatsen of terugdringen van de negatieve herinneringen werd verkozen boven vernietigen of verbranden. Dit laatste leek niet listisch en ook niet wenselijk: een dergelijke grote sing over feiten die inmiddels ook aan anderen bekend waren, zou voor haar tot nadelige situaties kunnen leiden. Met de tafoor kwam ze dichter bij de natuurlijke manier van vergeten en had ze de feiten toch nog tot haar beschikking wanneer dat nodig mocht zijn. Sinds ruim drie jaar zijn de nachtmerries weggebleven. Dit lijkt een duidelijke rechtvaardiging van deze interventie. Ik zou overigens niet de aanbeveling willen doen om vroegtijdig in de behandeling van mensen met traumatische herinneringen een of andere vorm van nesie na te streven. Meestal heeft men er juist behoefte aan om rende een zekere tijd met deze herinneringen geconfronteerd te den om er zo mee in het reine te kunnen komen. Maar wanneer, zoals bij deze patiënte het geval was (en ook vaak bij mensen met bijv. matische oorlogsherinneringen), de herinneringen in dromen of op andere ongewenste momenten weer op een hinderlijke wijze komen opzetten, ook nadat ze uitvoerig zijn doorgenomen, en er in de actu-

Een metafoor als hulpmiddel ter bevordering van amnesie 61 ele situatie geen duidelijkeaanleiding meer te vinden is, kan het ven naar een (relatieve) amnesie gunstig werken. Het idee voor deze metafoor kwam trouwens op naar aanleiding van de vele dagboeken en schriften die de patiënte inmiddels had gevuld over haar dromen en haar verleden in het kader van vroegere schrijfopdrachten. Gevalsbeschrijving 2 De patiënte was een jonge vrouw, die zolang ze zich kon herinneren zeer frequent moest plassen op ongelegen momenten, zoals tijdens busreizen of op het podium (ze deed aan toneel). Het plassen liep soms op tot tientallen keren per uur en had inmiddels tot dingsgedrag geleid. Via de toekomstgerichte fantasieën (Van Dijck, 1981) was de plasbehoefte reeds teruggelopen en ze had de meeste van haar activiteiten weer hervat. Hoewel de klacht was afgenomen behield zij nog wel verwachtingsangst, ook nadat ze al meerdere ren had kunnen vaststellen, dat haar feitelijke gedrag veranderd was. Tijdens de hier beschreven zitting werden twee doelen nagestreefd: elimineren van de verwachtingsangst door amnesie en substitutie van de plasbehoefte door minder hinderlijke spanningsverschijnselen. Eerst werd bij haar de mogelijkheid tot amnesie uitgeprobeerd door een directe ‘vergeetopdracht.’ Th.: Stel je voor, dat je een schoolbord voor je ziet, misschien op een klas van de Lagere School. Stel je voor dat in grote cijfers de eerste IO cijfers den opgeschreven: I. .. 2 … 3″. 4 … 5″. 6″. 7″. “.8″. 9 … 10. En terwijl je ernaar kijkt, zie je een hand die het cijfer tussen de 5 en de 7 uitveegt. Terwijl het fer wordt weggeveegd, verdwijnt het ook uit je gedachten, net of het niet meer bestaat. (-Nadat ze door een vingersignaal heeft aangegeven dat ze klaar is, verzoekt de therapeut haar hardop te tellen van l tot 10. -) Pte: l … 2 … 3″. 4″. 5”. “. 7″. 8 … 9″. 10. Th.: Prima. Dezelfde hand die het cijfer heeft uitgeveegd schrijft het nu terug op het bord en op die manier is het weer in je gedachten. Wat was het cijfer? Pte: 6. Th.: Je weet nu dat het mogelijk is, ook je herinnering te sturen. Je weet nu iets meer, dat je kan zonder te weten dat je het kan. (-Th. wijst erop dat als het mogelijk is iets elementairs, zoals het cijfer 6, te vergeten, ook de preoccupatie met plassen op de achtergrond kan komen. Zelfs verder op de achtergrond, dan het cijfer 6 geweest is. -) Th.: Stel het volgende voor: je bent in een kamer en in die kamer zijn je herinneringen bewaard”. in de vorm van boeken en schriften”. misschien dagboeken die je zelf hebt geschreven. Op de eerste rij, staan de gedachten

62 Dth 1 jaargang 3 februari 1983 waar je nu mee bezig bent en waar je de afgelopen dagen mee bezig was. langrijke en onbelangrijke gedachten, die heel dicht bij je bewustzijn zijn. En één van die gedachten is, de gedachte over de behoefte om te plassen. Je kunt het boek of schrift dat daarop betrekking heeft eruit halen, je weet het vast wel waar het staat. .. bekijk het schrift maar. Verder in de kamer staan nog rekken vol oude herinneringen, die nu ver weggezakt zijn, achter in je gen. Loop nu eens met dat boekje over het moeten plassen naar de kast met de oudste boekjes. Haal er een boekje met oude herinneringen uit en zet het boekje over plassen ervoor in de plaats. Neem het boek met de oude ringen mee naar de voorste rij, je hebt ze nu uitgewisseld. (-Uit de mimiek blijkt dat ze hiermee bezig is. -) Die oude herinneringen kunnen weer opgehaald worden, als je dat wilt, ze zijn onder handbereik. Terwijl de herinneringen op de achterste rij, ver van je gewone bewustzijn af staan. Alleen toegankelijk, als dat echt nodig is, maar ik denk dat ze goed opgeborgen zijn, dat je er weinig behoefte aan hebt. Denk eens aan het volgende: aan de plezierige opwinding, die je kan voelen vóór je presteert. Als je daaraan denkt, kun je de verschijnselen den … een beetje spannend, maar vooral leuk … of het gevoel van een droge mond vóór je gaat optreden en het juist heel prettig is om een slokje te nemen van een glas wijn, fris helder water of een andere drank. Of denk eens aan het licht opgewonden, warme gevoel, dat je kunt hebben als je gaat beginnen iets uit te voeren, en terwijl je eraan denkt, kun je ze gewaar worden, zelfs alle drie. Neem er wel je tijd voor. Pte: U hebt er maar twee genoemd. Th.: Het derde is het warme gevoel dat je krijgt voordat je gaat beginnen, met een lichte opwinding, waardoor je gemakkelijker gaat transpireren, zoals wanneer je aan het sporten bent… een prettige warmte … Het lijkt me dat het je uitstekend zal bevallen als je voortaan, wanneer je zig bent om je voor te bereiden op een uitvoering of een andere prestatie, om één van deze 3 gewaarwordingen als signaal te hebben, dat je hetjuiste niveau van spanning hebt om goed te kunnen presteren. Misschien dat soms de vraag bij je zal opkomen, of je wel voldoende gespannen bent. Maar telkens als je één van deze gewaarwordingen vaststelt, zul je tot je tevredenheid kunnen constateren, dat de juiste spanning er is. Misschien zul je je afvragen of die wel op tijd komt. Dan zul je merken, dat soms in het begin en soms na afloop van de voorstelling de spanning is toegenomen tot het juiste niveau … Het is niet nodig om bewuste herinneringen vast te houden van deze oefening. Alles dat van belang is staat tot je beschikking … op een onbewust niveau, waardoor het zich automatisch en vanzelf regelt. Je weet, dat je lichaam je te hulp komt, dat het een trouw en prachtig onderdeel van jezelf is, dat soms tot meer in staat is dan je denkt. .. Commentaar Na de sessie was de preoccupatie met het plassen over en daalde haar plasfrequentie verder tot normaal. Zij rapporteerde later zich in spannende situaties warm te voelen of licht te zweten. Ook meldde zij

Een metafoor als hulpmiddel ter bevordering van amnesie 63 een ‘Aha-erlebnis’ dat haar sterk aansprak: ze merkte op dat vele lega’s vóór het optreden op toneel last van allerlei nerveuze selen hadden en niet weinigen moesten vaker plassen. Dit was haar nooit eerder opgevallen. Bij een follow-up na anderhalf jaar bleek dat de bereikte vooruitgang nog steeds aanwezig was. Een verschil met de voorgaande gevalsbcspreking is dat naast nesie voor de mictiedrang ook gestreefd werd naar tutie in de vorm van minder hinderlijke vegetatieve verschijnselen. Tevens werd in plaats van een preoccupatie met plassen gereerd dat ze enigszins gepreoccupeerd zou zijn met de vraag of ze ‘de juiste spanning’ bereikt had (en niet te veel ontspannen zou zijn). Dit is een voorbeeld van een utilisatietechniek (Erickson, 1959.) Een andere mogelijkheid was geweest om paradoxale intentie te gebruiken voor haar verwachtingsangst. Deze keuze was haar voorgelegd en ze prefereerde hypnose omdat ze hier goede ervaringen mee had en dat ze hypnose ook wel boeiend vond. Slotopmerkingen Veel van de in hypnotherapie gebruikte procedures zoals geleide tasie worden ook zonder hypnose met goed resultaat toegepast. Voor het opwekken van amnesie en andere dissociatieverschijnselen is wel een behoorlijke trancediepte nodig, en lang niet iedereen kan die reiken. Men zou dit een voor hypnotherapie specifieke interventie kunnen noemen. Het is aan te bevelen om van te voren na te gaan of de patiënt tot de gesuggereerde amnesie in staat is. Bij de beschreven patiënten was dit het geval. Als men dit nalaat, en alleen vertrouwt op het effect van permissieve of indirecte suggesties, wordt het moeilijk om bij negatief resultaat uit te maken of men een interventie heeft bruikt die technisch te moeilijk is, dan wel of het ‘onbewuste’ gert’ om mee te werken. Misschien illustreren de bovenstaande gevalsbeschrijvingen ook dat belangstelling voor hypnotiseerbaarheid niet de doodsteek hoeft te zijn voor alle creativiteit en niet onafwendbaar leidt tot een rigide manier van therapie bedrijven. Referenties Erickson, M.H. (1959), Further Clinical Techniques ofHypnosis: Utilization Techniques. The American]ournal of Clinical Hypnosis, 2, 3-21. Erickson, M.H. & E. L. Ros si (1974), Varieties of Hypnotic Amnesia. The American]ournal of Clinical Hypnosis, 16, 225-239. Dijck, R. Van (1971), Toekomstfantasieën; het gebruik van autohypnose bij

64 Dth 1jaargang3 februari 1983 een op de toekomst gerichte oplossingsstrategie. Dth 1, 135-153. Lange, A & 0. van der Hart (1979), Gedragsverandering in gezinnen. Noordhoff, Groningen.