292 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 andere, en met zijn eigen ervaringen en visies als rode draad doorheen het boek. Nu eens koel, dan weer cynisch of erg geëmotioneerd, analyseert Lipp zijn ‘patiënt’: de eens zo geprezen arts-patiënt relatie lijkt nu ongeneeslijk ziek en takelt verder af. Als een gedegen diagnosticus gaat Lipp niet enkel af op het ‘klinisch beeld’, maar documenteert hij zich ook over de verschillende bekritiseerde aspecten van de medische en psychosociale hulpverlening (dertig bladzijden becommentarieerde literatuurverwijzingen nodigen uit tot verdere studie van de thematiek). Dit boek is een ‘bittere pil’ voor elke hulpverlener met reddersfantasieën. Door zijn stijl en inhoud kan het weinigen in de welzijnssector onberoerd laten en het zou zeker voor medici (van studenten tot hooggeleerden) verplichte lectuur moeten zijn; zoals Fuller Torrey terecht aanbeveelt: ‘All doctors should read it before they burn out, and all patients before they throw more wood on the fire’! Hopelijk hoeven we niet lang te wachten op een Nederlandse vertaling. W. VANDEREYCKEN TE BEKNOPT EN TE DUUR H. J. Wain (ed.), Clinical Hypnosis in Medicine. Symposia Specialists, Ine” Miami; verspreid door Year Book Medica! Publishers, Chicago en London, 1980; 254 blz.; prijs: $s1.oo. Clinica/Hypnosis in Medicine valt op door drie ongewone kenmerken: de te hoge prijs, het dure papier en de onaangename geur daarvan. Het boek bestaat uit 23 geselecteerde bijdragen aan de jaarlijkse wetenschappelijke bijeenkomst over ‘clinical hypnosis’ van de American Society of Clinical Hypnosis in welk jaar die bijeenkomst plaatsvond wordt niet vermeld. Het boek lijdt aan het euvel dat we wel vaker bij congresbundels aantreffen: de hoofdstukken zijn vaak te beknopt en te slordig geschreven; de redactie van een behoorlijk vakblad zou de auteurs verzocht hebben hun huiswerk beter te doen, maar bij zo’n bundel is dit blijkbaar niet nodig. Toch kan iedere hypnotherapeut in dit boek iets van zijn of haar gading vinden. Er komen interessante en belangrijke onderwerpen aan bod, en verspreid over de hoofdstukken treffen we waardevolle
recensies 293 inzichten en suggesties. Vijf hoofdstukken zijn gewijd aan hypnose en pijnbestrijding, met name bij chronische pijn. Ewin doet de volgende observatie: veel chronische pijnpatiënten hebben in één of andere situatie verkeerd waarin zij vaak onbewust – geleerd hebben om pijn voelen gelijk te stellen aan in leven blijven. Zij kunnen zich in hypnose realiseren dat het ook mogelijk is om in leven te zijn zonder pijn. Andere bijdragen gaan over de behandeling van ziekten, waarvan pijn ook een belangrijke component is. Sachs schrijft over hypnotherapie met kankerpatiënten. Hypnose is zeer bruikbaar bij het reduceren van spanning, angst, depressie en pijn, en bij het tegengaan van de negatieve effecten van bestraling. De auteur suggereert dat hypnose ook gericht kan worden op het rechtstreeks beïnvloeden van de tumor zelf: ‘Als hypnose wratten geneest door het stoppen van hun bloedtoevoer, misschien kan het dan ook selectief werken in het afsluiten van bloedtoevoer naar de kanker. De patiënt kan in hypnose gevraagd worden de tumor te visualiseren ( … ). Vervolgens wordt de patiënt gevraagd zich voor te stellen hoe de tumor kleiner wordt en geen bloed en voeding meer krijgt. Tenslotte wordt de patiënt gevraagd zich voor te stellen hoe het immuniteitssysteem de kanker verslaat’. Ook al is iets dergelijks ook door anderen, bijvoorbeeld 0. Carl Simonton, beweerd, Sachs’ formulering geeft aan dat het om een hypothese gaat die nader getoetst moet worden. Ik vraag mij af of er onderzoek aan de gang is dat precies hierop gericht is. In de tweede helft van het boek verliest de titel zijn geldigheid: Hypnotherapy with Children heeft niets specifiek medisch, evenmin als Methods for Habit Disruption, Hypnosis in Short-term Dynamic Psychotherapy, e.d. Een van de boeiendste hoofdstukken is Hypnosis for Multiple Personalities (Braun). Dit onderwerp krijgt de laatste tijd vaker aandacht en Braun levert een belangrijke – zij het ook een te beknopte – bijdrage. In zijn behandelingsprogramma valt onder meer op, dat hij met elke (sub)persoonlijkheid apart een behandelingscontract sluit, waarin opgenomen de afspraak dat geen suïcide of moord – extern of intern – gepleegd zal worden: bij enkele individuen is een (sub)persoonlijkheid zo gewelddadig dat er rekening mee moet worden gehouden dat zo’n contract onvoldoende bescherming biedt. Braun leert dan ook een ‘helper personality’ op een bepaald teken onmiddellijk aanwezig te zijn om de plaats van de eerstgenoemde persoonlijkheid in te nemen. Los van deze extreme situaties biedt Braun een behandelingsmodel dat ook van belang is voor minder uitgesproken ‘meervoudige persoonlijkheden’. Op het laatste hoofdstuk, Art and Science of Hypnosis van Vader
294 Dth 3 jaargang 3 augustus 1983 Spiegel is het spreekwoord ‘lest best’ helaas niet van toepassing. Enerzijds wordt een ongefundeerd geloof gedemonstreerd in de ‘oogrol’test als indicatie van trancecapaciteit, anderzijds is zijn visie op hypnose wel erg simplistisch: ‘Als na het meten [met de HIP] van iemands [trance]capaciteit meer dan 20 seconden worden gebruikt voor een inductieprocedure, beginnen we tijd te verspillen’. Eerlijk gezegd vind ik het tijdverspilling om veel te schenken aan Spiegels opvattingen. ONNO VAN DER HART