Jaargang 2 (1982)

320 Dichten en meten; Zeig interviewt Spiegel Inleiding en vertaling: Jacques Commandeur Inleiding Het onderstaande artikel bevat de Nederlandse vertaling van tim excerpten uit een interview van Herbert Spiegel, dat door Jeffrey Zeig werd afgenomen op 2 oktober 198i. Het interview vond plaats tijdens het Jubileumcongres van de Nederlandse vereniging voor hypnotherapie, waarop Spiegel en Zeig eveneens waren uitgenodigd. Het interview gaat voor een groot deel over Spiegels visie op het werk van Erickson, maar geeft daarnaast de nodige informatie over Spiegels eigen visie op hypnose en hypnotherapie. Spiegel is als klinisch professor in de psychiatrie verbonden aan de Columbia Universiteit te New York. Van huis uit psychoanalyticus is hij zich in de jaren veertig gaan interesseren voor hypnose. Jaarlijks verzorgt hij een post-academische cursus hypnose, waar o.a. Milton Erickson regelmatig gastdocent is geweest. Daarnaast houdt hij zich bezig met psychotherapie-onderzoek, hetgeen mede heeft teerd in de ontwikkeling van de Hypnotic Induction Profile, de HIP. Hij heeft tevens een particuliere praktijk en heeft in 1978 samen met zijn zoon David ‘Trance and Treatment’ gepubliceerd. (Nederlandse vertaling: Therapie en trance, Stafleu, Leiden, 1981.) Zeig is psycholoog en heeft zijn opleiding bij Milton Erickson noten. Hij heeft tijdens Ericksons laatste jaren nauw met hem gewerkt. Ook hij verzorgt trainingen en is momenteel directeur van de ‘Milton Erickson Foundation’. Verder heeft Zeig de First tional Congress on Ericksonian Approaches in Hypnosis and therapy georganiseerd. Spiegel: Hoewel ik het niet altijd eens ben met de dingen die Erickson heeft gedaan en met de indruk die hij heeft nagelaten denk ik dat zijn belangrijkste bijdrage is geweest dat hij-met kop en schouders boven iedereen uit-grotendeels verantwoordelijk is geweest voor het nieuw invoeren van hypnose in de therapeutische wereld, de sche en psychologische praktijk in de Verenigde Staten. Niemand heeft hem hierin geëvenaard. JACQUES COMMANDEUR is klinisch psycholoog in Leiden. Hij deed zoek naar effect en verloop van toekomstgerichte hypnose. Momenteel deert hij aan de R u Leiden Methoden en technieken.

Zeig interviewt Spiegel 32 I Zeig: Zou U wat verder in kunnen gaan op wat naar Uw mening zijn belangrijkste bijdrage is geweest? Spiegel: Het feit dat hij de therapeutische praktijk in de de erop attent heeft gemaakt dat er zoiets bestaat als een gisch aspect, dat behandeld kan worden met wat we over hypnose weten. Hij heeft dit idee aannemelijk gemaakt, en ik denk ten koste van een hoge prijs: ik denk dat hij belachelijk gemaakt werd en grerend behandeld door zijn medische collega’s. En ik vind het merkelijk dat ik hem, hoewel hij ervan hield naar bijeenkomsten te gaan, nooit op een Amerikaanse psychiatrische bijeenkomst ben tegengekomen. Hij was psychiater maar hij heeft nooit deel gemaakt van de Amerikaanse psychiatrische wereld. Bovendien was het grootste deel van zijn invloed en onderricht individueel van aard, en niet als lid van een gevestigde universiteit, een ziekenhuis, of een medisch opleidingsinstituut. Hij was juist gedwongen zelf dingen te organiseren. Ik bewonderde hem om het feit dat hij zo’n positie nam, waarbij hij gewoon zijn eigen spreekbuis in het leven riep om gehoord te worden. Dus in die zin vind ik dat we hem allemaal vende hulde verschuldigd zijn wat deze bijdrage betreft. Zeig: Zou U ook iets kunnen zeggen over de kritiek die U heeft met betrekking tot de mogelijke negatieve invloed van de loopbaan van Dr. Erickson? Spiegel: Nou, ja, als U dat wilt, dan wil ik daar graag op ingaan. Maar let wel: het is omdat ik respect heb voor Erickson als persoon en als een groot denker en pionier, dat ik dit allemaal ga zeggen. Als ik hem niet zou respecteren zou ik me niet vrij voelen om dit te gen. En in dit opzicht denk ik dat zijn belangrijkste kracht gelegen was in een buitengewoon goed ontwikkeld intuïtief gevoel, zijn sche blik. Hij was waarschijnlijk superieur ten opzichte van de meeste clinici in het intuïtief aanvoelen van wat hij moest doen. Maar ik loof niet-dat was als het ware zijn rechter hersenhelft-ik geloof niet dat zijn linker hersenhelft in staat was om duidelijk uit te leggen wat zijn rechterzijde aan het doen was. Hij had het zo druk met zijn nierswerk dat hij niet de moeite nam om wat hij aan het doen was of de resultaten die hij behaalde zoveel mogelijk te analyseren. Hij verweefde steeds op handige wijze de hypnotische len en de originele intuïtieve kijk die hij op de dingen had zodanig met elkaar, dat dit als het ware één geheel werd. En daardoor heeft hij de indruk nagelaten dat de grootste kracht van het therapeutische effect, dat hij op een patiënt had, in de hypnose gelegen was. Maar hier heb ik het gevoel dat er iets ontbreekt: dat zijn vernuftig deelsvermogen wat dit betreft niet voldoende werd onderkend of niet

322 Dth 4 jaargang 2 november 1982 goed over is gekomen. En als gevolg daarvan vind ik dat hij als leraar hierin misleidend was, dat jonge mensen naar hem toekwamen om hem aan het werk te zien-hij gaf meestal geen formele lezingen, maar meer aanschouwelijk onderwijs-en dan weer vertrokken-vooral mensen met weinig klinische ervaring-met het idee dat het effect van zijn hele demonstratie door hypnose werd veroorzaakt. En ze waren niet voldoende geraffineerd om de finesses van zijn klinisch vermogen op hun juiste waarde te kunnen schatten. Dus gaan ze weer naar huis en pikken iemand uit en doen even een trance, echter zonder dezelfde resultaten. En dat in de eerste plaats omdat ze het subtiele op intuïtie gebaseerde oordeelsvermogen, dat Erickson dens de demonstratie gebruikte, niet hebben opgepikt. Daardoor werden veel van de jongere therapeuten zoals ik ze heb zien beginnen met het toepassen van hypnose erg onzeker: ‘Blijkbaar weet ik er nog niet genoeg van af. En dan gingen ze maar weer een cursus volgen, kwamen terug en er gebeurde weer precies hetzelfde. En voor je het in de gaten had was er een soort cultusachtige sfeer aan het ontstaan waarin Erickson blijkbaar een heel speciale gave zat, die verder niemand met hem deelde. En als in de medische reld mensen eenmaal afgeschilderd worden als in het bezit van de een of andere grote bedrevenheid, die verder niemand met ze deelt, dan zit je gevaarlijk dicht in de buurt van een cultus. Als je niet in staat bent om iets te definiëren in termen die overdraagbaar zijn en door andere ervaren mensen na te trekken, dan is dat waarschijnlijk niet de moeite van het leren waard. Het is de manier waarop mensen bij zichzelf dachten: ‘Nou, o.k. ik word nu een soort kleine Erickson; ik zal nooit zo goed worden als de meester, maar ik zal mijn best doen en zo goed en kwaad als ik kan voortploeteren; en maar hopen dat ik op een goeie dag net zo goed word als de meester, zelfs al weet ik dat me dat nooit zal lukken’, wat hen onzeker maakte en dus ding gaf tot een soort van cognitieve dissonantie. Eén mogelijkheid is om dan te denken: ‘Hoe komt het toch dat ik me hier zo onzeker over voel? Als ik me zo voel, waarom onderzoek ik dat dan niet woon, gebruikmakend van mijn linker hersenhelft zodat ik ga pen wat ik aan het doen ben en aldus mijn kennis vergroot?’ Een andere manier om met die onzekerheid om te gaan is het op zoek gaan naar iemand anders die zich even onzeker voelt, en dan een groep te vormen. Eerst een kleine groep, en dan een grote groep. En voor je het weet is iedereen het erover eens dat zijn professionele ligheid gewaarborgd is door een groep te vormen van mensen die zelfde god aanbidden. Op die manier hoef je je ook niet zo bezorgd te maken over de onzekerheid die je ervaart in je omgang met ten.

Zeig interviewt Spiegel 323 Nu zijn cultussen niet nuchter. De geneeskunde is eeuwenlang op verschillende momenten het slachtoffer geweest van allerlei soorten cultussen, en zeker hypnose heeft blijkbaar een grote kracht uitgeoefend wat cultussen betreft. En ik vind het jammer om te merken hoe, nu Erickson is overleden, hetzelfde nu weer gebeurt. Dat steeds meer mensen groepen aan het vormen zijn in plaats van een poging te doen om te begrijpen waar Erickson mee bezig is weest en om dit zodanig te formuleren dat zijn therapeutische gieën overdraagbaar worden, zodat ook nieuwelingen op dit gebied ervan kunnen leren. En mijn belangrijkste punt van kritiek is het volgende. Erickson was altijd heel erg menselijk in zijn omgang met anderen. In feite maakte het hem weinig uit of zijn therapieën een soort persoonlijk succes vertegenwoordigden. Ten eerste had hij dat niet meer nodig, maar hoe het ook zij, het werd nooit tot een gewoonte. Terwijl er nu een nieuwe generatie is opgekomen die hiermee bezig is; en hoewel het best mogelijk is dat er veel mensen zijn die eveneens zo’n lijke benadering hebben, vind ik dat het steeds meer een egotrip aan het worden is. Er heerst nu een soort machobenadering waarbij ‘ik de patiënt zus laat doen, en ik doe zo, en ik kreeg de patiënt in trance en ik kreeg ze zover om dat te doen; en toen kwam het symptoom terug en ik maakte ze weer beter’. Zo’n soort marionetachtige stelling van zaken. Het wordt steeds meer een kunstmatige manier van werken als een therapeut de grote piet uithangt en zijn patiënt als een marionet behandelt, die hij naar believen kan manipuleren. Ik vind dat een onwaardige manier van behandelen. Het moedigt geenszins de opwinding en de bereidheid van de kant van de patiënt aan om zijn hulpbronnen aan te wenden en zijn eigen zaken op te knappen. Ik denk dat wat er verloren is gegaan in de vertaling van het werk van Erickson duidelijk wordt in het feit dat het een machtsspelletje is geworden, waarbij de therapeut one-up moet zijn tegenover de tiënt, in plaats van te werken vanuit de onzelfzuchtige houding, mee Erickson uiteindelijk met zijn patiënten omging. Nu had hij een belangrijke troef in handen: het feit dat hij invalide was en dat dit voor iedereen duidelijk zichtbaar was, had tot gevolg dat hij heel veel dingen kon doen zonder dat dit leidde tot een gevoel van waardigheid bij de patiënt. Maar wanneer iemand die duidelijk dig gezond is zich in zo’n superieure positie manoevreert, dan kan dat ook bedreigend zijn voor de patiënt, en hem wel degelijk het gevoel geven een idioot te zijn in plaats van iets onder de knie te hebben kregen.

324 Dth 4 jaargang 2 november 1982 Zeig: Ik heb Erickson nooit gezien zonder dat hij one-up was. En toch was wat ik zag het volgende: toen hij ouder was kwamen therapeuten naar hem toe om opgeleid te worden, die heel goed wisten hoe ze in hun omgang met anderen one-up konden zijn. En toch was Erickson zich zo goed bewust van de wijze waarop mensen elkaar in het gelijkse leven manipuleren, dat hij de situatie altijd zodanig naar zijn hand wist te zetten dat hij de leiding had. Ik wil nog op een paar dere dingen die U gezegd heeft reageren. Eén daarvan is het beeld dat U schetste van de houding van Erickson als ‘laat duizend bloemen bloeien’. Hij onderwees iedereen en had er dan vertrouwen in dat als dit op een schadelijke manier zou worden toegepast, het dan niet zou werken. Hij had een groot vertrouwen in de positieve kracht van het onderbewuste, in ieder geval naar mijn idee, en hij was van mening dat, als mensen deze manipulaties zouden uitproberen zonder er zich bewust van te zijn dat de werkelijke kracht om te veranderen in de patiënt zelf schuilt en van de patiënt moet komen, dat soort tische manipulaties geen effect zouden sorteren. Spiegel: Voor U van dit onderwerp afstapt: het is best mogelijk dat hij dat geloofde, maar ik denk dat hij het mis had. Ik deel niet dat soort blinde vertrouwen in de goedheid van de mens. Ericksons eigen leerlingen, waarvan ik het niet gepast vind ze met name te noemen, hebben juist die tactieken, die Erickson in zijn omgang met anderen gebruikte om hen te helpen hun hulpbronnen aan te wenden, bruikt om er van te profiteren en mensen uit te buiten. Dat nu is een perversie van wat Erickson in gedachten had. En ik ben niet onder de indruk van het feit dat Erickson erin slaagde om ze hierin tegen te houden. Er zat dus een hoop onkruid tussen die bloemen die hij heeft geplant. Zeig: Ik weet niet precies op wie U doelt of wat de omstandigheden waren, maar Jay Haley zei in zijn toespraak tot het congres dat hij erg blij was dat Erickson een welwillend persoon was, omdat naar zijn mening het soort technieken en macht waarover Erickson beschikte heel destructief kon zijn indien het werd misbruikt. Spiegel: Ik wist niet dat Haley dat gezegd heeft, maar ik ben blij dat hij het zo onder woorden heeft gebracht, daar ben ik het mee eens. Zeig: Wat is Uw mening over hoe dit zich verder zal ontwikkelen? U kent de transactionele analysebeweging van Eric Berne en U weet hoe dit een hoogtepunt in populariteit heeft bereikt om de laatste ren weer weg te ebben. Precies hetzelfde geldt voor de beweging van Perls. Hoe zou U Erickson plaatsen tussen die andere stromingen? Beschouwt U Erickson als zo’n soort verschijnsel dat over een aantal jaren een hoogtepunt zal bereiken om dan weer weg te ebben?

Zeig interviewt Spiegel 325 Spiegel: Nou, als Erickson hier zelf zou zijn, of iemand die het werk van Erickson zou voortzetten, dan denk ik dat er een duurzame plaats is weggelegd voor dit soort menselijke benadering van problemen. Maar de manier waarop het zich nu als een cultus verbreidt en als je kijkt naar die bijna necrofiele orgasmes op dat congres in Phoenix, als dat zo doorgaat dan ben ik bang dat dat het werk van Erickson onrecht aan zal doen, en ik denk dat het dan gewoon zal verdwijnen zoals het mesmerisme verdwenen is. En misschien dat het dan later op een andere wijze weer nieuw leven zal worden ingeblazen. Want één van de belangrijkste tekortkomingen in het werk van Erickson bestaat uit het feit dat hij nooit aan follow-up onderzoek heeft gedaan. Vooral hebben we al die anekdotische berichten over hem, maar er zijn heel weinig zakelijke verslagen. Nu zal niemand die goed bij zijn verstand is echt geloven dat iedereen die Erickson heeft ontmoet werd genezen of geholpen. En ik ben daar zeker van omdat ik alle patiënten heb gezien die naar mij toe zijn gekomen nadat ze naar Erickson waren geweest. Een manier waarop we kunnen aansluiten bij onze klinische kijk op de dingen is dus om te gaan meten wat we aan het doen zijn, zodat we onderworpen kunnen zijn aan algemene verificatie door nele collega’s. En ik denk dat we niet eens kunnen geloven dat de the die rond Erickson geschapen is op waarheid berust zolang we dat niet gedaan hebben. Ik denk dat het klinkklare onzin is om te veronderstellen dat het feit dat hij een onmiddellijk effect op iemand had ook inhoudt dat dit een effect op de langere termijn was. Want iedereen, die zich houdt met onderzoek in de gedragswetenschappen, weet dat er een groot verschil bestaat tussen resultaten op korte termijn en resultaten op langere termijn. En als je een eerlijke uitspraak wilt doen over je collega’s en studenten, en beweert dat een effect van me aard is, waar zijn dan de data, die noch Erickson noch zijn ten geleverd hebben? In die zin zou ik zeggen dat, zolang deze ging om metingen te verrichten niet in het beeld wordt betrokken we het werk van Erickson slechts kunnen beschouwen als veelbelovend, zonder echter dat die beloftes zijn nagekomen. Zeig: Ik heb enig bezwaar tegen het punt waarnaar U in termen van cultus verwijst, omdat een van de definities van cultus luidt dat er aan een cultus iets dwangmatigs kleeft. En mensen die onderzoek doen naar cultussen hebben het erover dat-en dat is een definitie-de persoon rond wie de cultus gevormd is op de een of andere manier niet uit het systeem kan stappen. En als je terugkijkt op de nis van de Amerikaanse psychiatrie dan staat er in feite altijd de een

326 Dth 4 jaargang 2 november 1982 of andere magische vader-of overdrachtsfiguur aan het hoofd van een beweging, Freud, Berne, Perls, etc. Zelfs wat Uzelf betreft is er een groep mensen die U beschouwt als de vader-magiër van een zienlijke school. Spiegel: Dit is nieuw voor mij. Dit heb ik nog nooit gehoord. wens, een paar jaar geleden hadden we maandelijks een bijeenkomst in New York van mensen die een cursus aan de Columbia teit aan het volgen waren en dat liep allemaal prima tot me op een dag opviel dat twee artsen ruzie aan het maken waren over wie er rechts van mij mocht zitten en over wie er het eerst het woord over het een of ander mocht nemen. En eerst kon ik mijn ogen niet ven. Maar op de eerstvolgende bijeenkomst viel me weer op hoe sen met elkaar aan het wedijveren waren over wie er de meeste dacht van me zou krijgen, alsof ik een vaderfiguur zou zijn. Dat is ook de laatste bijeenkomst geweest die we ooit gehad hebben, ik gerde volledig daar ook maar iets mee te maken te hebben. En ik denk dat een cultus zich alleen verbreidt als de cultusfiguur ook wil dat dat gebeurt. En als hij dat niet wil dan zijn er genoeg manieren waarop mensen hiervan afkunnen worden gebracht. Daarom ben ik ook baasd dit te horen en ik ben er van overtuigd dat je mensen van dat idee kunt afbrengen. Ik beschouw het als een belediging als iemands werk in een cultus wordt ingekapseld. U heeft het over externe druk om tot een cultus te behoren: de meeste cultussen gedijen als zodanig juist vanwege interne binding. En er bestaat nu eenmaal zoiets als ‘het syndroom van de eerlijke leugenaar’ waarbij we een leugen vertellen en tussen denken dat we de waarheid spreken, een rationalisatie van dat waarin we geloven. Zo zijn er veel mensen heilig van overtuigd dat ze een heldere en onbevooroordeelde kijk op de dingen hebben en niemand verafgoden, terwijl ze tegelijkertijd in dit systeem blijven geloven als ware het een godsdienstige overtuiging. Ik gebruik het woord cultus in de betekenis van een godsdienstige overtuiging. Zeig: Dus dat is het gevaar dat U ziet in de manier waarop Erickson onderwijs gaf en zich presenteerde. Spiegel: Ja. En dat komt omdat hij geen mechanisme op gang heeft gebracht, een gevestigd mechanisme, waarbij je blijft checken wat je aan het doen bent: wat wordt er aangetoond, hoe zit het in elkaar, wat blijkt er uit het follow-up onderzoek, etc. Anekdotes aandragen, met goede resultaten komen, dat kan iedereen. Zelfs een kapot horloge geeft nog eens per etmaal de juiste tijd aan. En ik weet zeker dat iedereen wat hij ook doet wel in staat is om af en toe iets goed te doen. Dit verklaart zelfs het placebo-effect.

Zeig interviewt Spiegel 327 Zeig: Een aantal zaken beschouwt U dus als een handicap in de pak van Erickson. Eén daarvan is het feit dat hij niet aan dat soort follow-up onderzoek deed, en een tweede punt heeft te maken met de manier waarop Erickson anderen dingen leerde op een meer bewust niveau, waarbij hij niet precies omschreef wat hij aan het doen was. Zijn er nog andere … ? Spiegel: Nee, nee. Dat laatste moet U niet als kritiek opvatten. Daar heb ik juist bewondering voor hoe hij de taal van de rechter senhelft gebruikte om het gedrag van anderen te beïnvloeden. Daar ben ik het mee eens. Maar ik denk dat we nu moeten gaan proberen er meer over te weten te komen en onze linker hersenhelft moeten gaan gebruiken om het te leren begrijpen, zodat we meer met kennis van zaken aan de slag kunnen gaan dan alleen maar vertrouwend op de toevallige intuïtie van één persoon. Ik kan me herinneren hoe ik Milton een keer een vraag stelde over iets dat Haley had geschreven. En toen ik iets uit het boek van Haley aan het citeren was zei Milton: ‘Doe ik dat?’ En ik ben ervan tuigd dat dat oprecht was. Ik denk dat zijn aanpak zo creatief en tuïtief was dat hij werkelijk verbaasd was het in woorden uitgelegd te zien worden, terwijl ik vind dat Haley het op een goede manier heeft vertaald in termen van de linkerzijde. Maar ik vind dat dit dus meer gedaan zou moeten worden. We kunnen niet eindeloos door blijven gaan met het inwisselen van de ene intuïtief werkende soon voor de volgende. Tenslotte, als je kan meten is het wetenschap, al het andere is poëzie. Nu vind ik dat Erickson een groot dichter was. Maar er lopen nu een heleboel slechte dichters rond, die slechte dichten produceren en zichzelf als een soort Erickson beschouwen. Daarom is ook het mooie van de wetenschap dat daarbinnen een hoop ruimte bestaat voor middelmatige mensen. Want als de richtlijnen waarmee je moet werken eenmaal zijn vastgelegd dan kun je aan de slag met technieken die overdraagbaar zijn en die iedereen kan leren. Zo vindt er in de wetenschap vooruitgang plaats. En als we er in de toekomst in willen slagen het werk van Erickson voor iedereen te houden dan denk ik dat dat zal gebeuren door het wetenschappelijk te maken en dat houdt meting in. Dat is de grootste eer die we son kunnen bewijzen. Maar om een hele serie groepen te gaan vormen, die Erickson heerlijken en verafgoden en hem voortdurend citeren elke keer dat ze een stukje schrijven, die tijd heb ik gehad. Ik heb de tische beweging van begin tot eind meegemaakt en ik heb gezien wat er van terecht is gekomen. Toen ik mijn eerste training kreeg in de jaren dertig en veertig dacht ik bij mezelf: wat een bofkont ben ik toch om aan het begin te

328 Dth 4 jaargang 2 november 1982 staan van deze grote belofte voor de mensheid. En kijk wat er nu in de jaren tachtig met de psychoanalyse gebeurt: ze verdwijnt gewoon in de goot. Het was één en al belofte, maar er werd nooit getoetst, nooit werden hypotheses zodanig geoperationaliseerd dat ze getoetst konden worden. Het is zelfs zo dat àls we dan follow-up onderzoek deden, dit in een beroemd geval niet eens gepubliceerd werd, omdat de groep mensen die dit onderzoek had verricht, de afschuwelijke sultaten niet openbaar durfde te maken. En na de hele geschiedenis van de psychoanalyse over een tijdsbestek van vijftig jaar te hebben meegemaakt vind ik niet dat Erickson hetzelfde lot moet ondergaan. Ik vind zijn werk kostbaar genoeg om met meer ernst te worden handeld. En laten we het dan omzetten in een wetenschappelijke loog in plaats van weer een consumptie-artikel. Zeig: Dat doet me denken aan de uitspraak van een Engelse verkoper die zei: ‘Ik kan alles bewijzen met statistiek, behalve de waarheid’. En ik vind persoonlijk dat het zo ontzettend moeilijk is om sommige dingen te kwantificeren, de kunst van het geven van therapie is veel verder gevorderd dan de kunst van het meten ervan, maar. .. Spiegel: Even voor U van dit onderwerp afstapt: Niels Bohr had hier ook een opmerking over. Hij zei dat het tegenovergestelde van een juiste bewering een foute bewering is, maar dat het stelde van een waarheid een andere waarheid kan zijn. Ik zelf ben ook geen vereerder van statistiek, maar net zo goed als ik van mening ben ik dat er goede en slechte kunstenaars zijn, bestaat er ook de kunst van het doen van statistisch onderzoek. En ik besef maar al te goed dat mensen die zich met psychometrie bezig houden en onderzoek doen op een geraffineerde manier liegen met statistiek. Maar het is het beste instrument waarover we beschikken om de stap te kunnen maken naar iets anders. En het is veel effectiever wat het bestrijden van cultisme betreft. In dat opzicht roeien we met de men die we hebben. En dat is waarschijnlijk nog een van de beste rechtvaardigingen voor het feit dat Erickson geen metingen heeft daan, want toen zijn groei en ontwikkeling een hoogtepunt hadden bereikt, was de methodologie voor het statistisch meten van deze schijnselen nog niet ontwikkeld. Terwijl het zich nu aan het kelen is. In zekere zin had hij dat onderzoek dus niet eens kunnen doen zelfs al had hij dat gewild.