Metaforische imaginatietechniek met transformatie bij chronische spanningshoofdpijn Kees Hoogduin, Peggy Melis, Wilma Rooimans & Giel Spierings SAMENVATTING Uit onderzoek is gebleken dat bij de behandeling van patiënten met chronische spanningshoofdpijn een hypnotherapeutische niek bestaande uit inductie, relaxatie en een metaforische imaginatietechniek effectief is. Er wordt een gevalsbespreking gepresenteerd. De patiënt wordt gevraagd na de inductie de aandacht te richten op de hoofdpijn en van deze pijn zich een beeld te vormen met een kleur en vorm. Vervolgens wordt geprobeerd om dit beeld te transformeren in een minder onaangenaam beeld met als gevolg een vermindering van de klachten. Tot slot worden enige voorbeelden besproken hoe deze imaginatietechniek in de praktijk toegepast kan worden. Inleiding In 1988 is door de International Headache Society een nieuw catiesysteem voor hoofdpijn uitgebracht. In deze indeling worden twaalf hoofdpijncategorieën genoemd. Migraine, ‘cluster’-hoofdpijn en acute of chronische spanningshoofdpijn zijn voorbeelden van PROF. DR. c. A. L. HOOG DUIN is verbonden aan de vakgroep Klinische Psychologie en Persoonlijkheidsleer van de Katholieke Universiteit Nijmegen. Hij is tevens hoofd van de Psychiatrische Polikliniek Delft. DRS. P. M. L. MELIS, tijdens dit onderzoek verbonden aan het Faulkner Institute te Boston, is nu werkzaam als psycholoog bij het APZ bosch. DRS. w. ROOIMANS, tijdens dit onderzoek verbonden aan het Faulkner Institute te Boston; nu werkzaam als psycholoog bij de Psychiatrische niek Delft. PROF. DR. E. L. H. SPIERINGS, tijdens dit onderzoek hoofd van het ner Institute te Boston, is verbonden aan de neurologische afdeling van het Brigham and Women’s Hospita! te Boston. Correspondentieadres: Prof. dr. C. A. L. Hoogduin, Zoeterwoudsesingel 77, 2313 EL Leiden. Dth 3 jaargang 11 augustus 1991 p. 224-232
Metaforische imaginatietechniek bij spanningshoofdpijn 225 dergelijke categorieën (Headache Classification, 1988). De sche criteria voor chronische spanningshoofdpijn luiden als volgt: a. Gemiddelde frequentie: vijftien dagen per maand gedurende ten minste zes maanden. b. Ten minste twee van de volgende kenmerken;: – drukkende of klemmende sensaties; – de patiënt omschrijft de klachten als ernstig; – de lokalisatie is dubbelzijdig; – de klacht neemt niet toe .bij lichamelijke activiteiten (bijv. trap- lopen); – afwezigheid van braken; – slechts één van de begeleidende verschijnselen als misselijkheid, fotofobie en fonofobie is aanwezig. Bij chronische spanningshoofdpijn zijn de klachten opmerkelijk consistent en karakteristiek (Lance, 1978; Riley, 1983). De klachten bestaan meestal uit een gespannen gevoel, alsof er een strakke band om het hoofd zit. Een patiënt met het prototype van chronische spanningshoofdpijn klaagt over hoofdpijn die in de ochtend of ge middag ontstaat en geleidelijk erger wordt, met het hoogtepunt laat in de middag of ’s avonds. De hoofdpijn is vrijwel iedere dag aanwezig. Er zijn diverse manieren beschreven om spanningshoofdpijn met hypnose te behandelen (Spinhoven et al., 1988): een training gericht op spierontspanning, een strategie gericht op directe beïnvloeding van de pijnsensatie met behulp van analgesiesuggesties, en een gie waarbij met behulp van toekomstfantasieën gesuggereerd wordt dat de pijn minder zal worden. Hoogduin (1986) besehreef een notherapeutische strategie waarbij symptoomtransformatie en tieve herstructurering werden gebruikt. Spinhoven et al. (1985) men na een literatuuronderzoek naar gecontroleerde effectstudies over de behandeling met hypnose tot de conclusie dat er slechts twee gecontroleerde vergelijkende studies zijn gedaan. In een studie den 48 hoofdpijnpatiënten gerandomiseerd behandeld met hypnose, EMG bio-feedback of EMG bio-feedback met progressieve tie; de resultaten vertonen geen verschil. Een tweede onderzoek betrof een studie naar zelfhypnose vergeleken met autogene training. Ook dit onderzoek vertoont geen verschil in behandelresultaat. Recent is aangetoond dat patiënten met chronische hoofdpijn er na een hypnosebehandeling met tie beter aan toe waren dan patiënten met dezelfde klachten die op een wachtlijst stonden (Melis et aL 1991; Rooimans et al., 1991). De verschillen bestonden uit een afneming van het aantal gen’ en van het aantal uren hoofdpijn per dag. In dit artikel wordt
226 Dth 3 jaargang l l augustus 1991 deze strategie nog eens kort beschreven en besproken aan de hand van een patiënt met een dergelijke klacht. Tot slot wordt een tiental voorbeelden gegeven van de praktische uitwerking van transformatie. David Burgles, een bekende illusionist gaf in 1977, in het kader van een wetenschappelijke bijeenkomst van de Nederlandse eniging voor Hypnotherapie, een demonstratie van een techniek die bruikbaar zou zijn tegen hoofdpijnklachten. De techniek bestond uit driemaal diep uitademen ter ontspanning en de patiënt vragen zich op de hoofdpijn te concentreren en de grootte, de vorm en kleur ervan vast te stellen. Vervolgens diende de patiënt zich de plek als een vloeistof voor te stellen, die door een kraantje ergens onderaan die plek afgevoerd kon worden; daarna werd gevraagd zich opnieuw de grootte, de vorm en de kleur van die plek voor te stellen, en als het goed was, was deze kleiner en lichter van kleur geworden (Van der Hart, 1991). In de oorspronkelijke beschrijvingen zou het er dus vooral om gaan de patiënt zo te begeleiden dat deze zich de hoofdpijn als een soort vloeistof voorstelt. Daarna komt de strategie erop neer dat de patiënt in een diep ontspannen toestand, waardoor de (spannings) hoofdpijn mogelijk toch al wat minder wordt, de pijn geleidelijk Iaat wegvloeien. Er zijn echter veel patiënten die hun hoofdpijn allerminst als een vloeistof voorstellen. Hoogduin (1986) beschreef de behandeling van een patiënte bij wie een variant van deze techniek met succes werd toegepast. Het ging om een dertigjarige, gehuwde vrouw, die na in trance te zijn gebracht de hoofdpijn omschreef als een metalen band die om haar hoofd geklemd zat. Ze vertelde dat het leek of aan de rechterkant, voor haar de meest pijnlijke, een schroef zat waarmee de band draaid of losser gemaakt kon worden. Ze kreeg de suggestie de schroef los te draaien waarna ze een vermindering van de pijn porteerde. Tijdens de tweede zitting werd gevraagd of het mogelijk was de metalen band te vervangen door een band van een ander materiaal of door een kroon, die niet pijnlijk zou zijn maar prettig zou zitten. Zij stelde een kroon voor van gevlochten waterlelies. Met behulp van suggesties werd de zwarte, metalen band getransformeerd naar een groenbruine band en vervolgens naar een band van vlochten lelies met bloemen en bladeren. Aan het einde van de zitting deelde ze mee dat de band niet meer rond was en niet meer klemde, maar als een kroon op haar hoofd rustte. De behandeling verliep succesvol. Ook bij een follow-up na drie jaar bleek patiënte geen last meer te hebben van haar klachten.
Metaforische imaginatietechniek bij spanningshoofdpijn 227 Een voorbeeld Mevrouw Groen is eenenveertig jaar en heeft al hoofdpijn sinds haar kinderjaren. Ze gebruikt dagelijks aspirine. Dit was een tijdlang effectief. maar de laatste tijd heeft ze desondanks de gehele dag last van hoofdpijn. Werk en gezin lijden hieronder. Wanneer ze zich aanmeldt op het hoofdpijncentrum wordt ze in het ziekenhuis genomen ter detoxificatie en beëindiging van het chronisch gebruik van pijnstillers. De spanningshoofdpijn kenmerkt zich door een drukkende, constante, relatief lichte pijn aan beide zijden van het hoofd en in de nek. De pijn gaat soms gepaard met misselijkheid, maar ze hoeft niet te braken en is ook niet overgevoelig voor licht of geluiden. Mevrouw Groen is een perfectionistische vrouw, die haar aandacht richt op werk en gezin en weinig tijd neemt voor zichzelf. Haar stemming is somber. Tijdens de ‘baseline’-periode worden gegevens omtrent angst, depressie, hypnotiseerbaarheid en hoofdpijnpatroon verzameld (zie tabel l). (Respectievelijk met Zung Angstschaal (Zung, 1971), de Zelfbeoordelingslijst voor Depressie (Zung, 1965), de Stanford notic Clinical Scale (Nederlandse bewerking: Oyen & Spinhoven, 1983), de Creative lmagination Scale (Nederlandse bewerking Van der Velden & Spinhoven, 1984), en de hoofdpijnkalender (zie figuur l).) Mevrouw Groen is goed hypnotiseerbaar. In de eerste zitting wordt een trance-inductie met behulp van oogfixatie uitgevoerd. Tijdens de tweede hypnosezitting vertelt patiënte dat zij het plezierig vond om de hypnose-oefeningen die ze op een cassettebandje had meegekregen, thuis te doen. De pijnintensiteit is bovendien tijdens de oefeningen gedaald. In de drie daaropvolgende bijeenkomsten wordt geoefend met hypnose. De hoofdpijn wordt door haar beschreven als een donker, plastic masker rondom het hoofd. De pijn is het lijkst aanwezig rondom de openingen van het masker: rondom de ogen en de mond, en ter hoogte van de nek. Het masker veroorzaakt een drukkend en benauwd gevoel. Tijdens de hypnose wordt gereerd dat de kleur van het masker lichter wordt en het materiaal verandert van plastic in stof. De verandering verlicht de druk, zacht de scherpe randen van het masker en zorgt voor ventilatie. Vervolgens wordt een schaar gevisualiseerd waarmee het stoffen masker in twee helften wordt geknipt. Ten slotte vliegen twee sualiseerde vogels met de lappen stof weg, waarmee ook de pijn verdwijnt. Gedurende de volgende weken oefent patiënte ook thuis met dit beeld. Mevrouw rapporteert dat ze minder vaak hoofdpijn heeft en wanneer de hoofdpijn toch opkomt kan ze met behulp van
228 Dth 3 jaargang I 1 augustus 1991 a: <( UJ >– :r: 1- z 0 ::::? UJ ::::? <( z ("') 0 ("') Q) N 00 N " N co N LO N ...,. N ("') N N N N 0 N Q) 00 " co LO ...,. ("') N 0 Q) 00 " co LO ...,. ("') N i '-;-N ("')...,. LO CO N' NM 1 mO '-;- N " 00 ("')...,. LO CO ' ' N' NM tb 00 ' Q) E 0 ,_ C·- c: Q) n:s ....
Metaforische imaginatietechniek bij spanningshoofdpijn 229 Tabel 1. baseline behandeling follow-up week r-4 week 5-8 week 9-12 x dagen hoofdpijn per week 4,75 5,00 2,25 uren hoofdpijn per 7 dagen 46,75 26,25 I I,5 intensiteit op ro-puntsschaal 3,14 2,73 4,47 percentage uren hoofdpijn, gecorrigeerd voor slaap 40,43 26,26 9,9 week 4 week 8 week 12 Zung-angst (20-80) 37 33 28 Zung-depressie (20-80) 35 32 25 SHCS (0-5) 4 CIS (0-40) I7 deze techniek de hoofdpijn soms doen verdwijnen. Er wordt tevens een verlaging van de angst- en depressiescore gemeten. De ling heeft vier zittingen in beslag genomen, verspreid over een de van vier weken. Het transformeren van het door de patiënt gevonden beeld van de hoofdpijn Zoals eerder gezegd is het prettig wanneer patiënten tijdens de nose hun spanningshoofdpijn kunnen transformeren in een vloeistof, die vervolgens kan wegvloeien. Het blijkt echter dat veel patiënten de transformatie in een geheel andere richting laten verlopen. Ook in die gevallen is het mogelijk samen met de betrokken patiënten tot een beeldvorming te komen waarbij het mogelijk is verandering te suggereren in dit beeld, wat vervolgens tot vermindering van de klachten kan leiden. In het hierna volgende worden enkele den gegeven.
230 Dth 3 jaargang II augustus 1991 – De hoofdpijn wordt aangegeven als een zwarte, sponsachtige bal, die zich achter het linkeroog bevindt. De bal lijkt knepen te worden en terwijl dit gebeurt beweegt deze zich dieper in het hoofd. Dit geeft een sterk drukgevoel. Met behulp van suggesties wordt eerst de kleur veranderd in groen en waarna patiënte de zon visualiseert; ze laat de bal door de warmte van de zon langzaam smelten. Ten slotte wordt de bal zo klein dat ze zich kan voorstellen dat hij via het bloed afgevoerd wordt en verdwijnt. – Een andere patiënt voelt de pijn als een voortdurende, scherpe druk boven het voorhoofd. Ze beschrijft de pijn als een soort deon, samentrekkend en weer ontspannend. Er is sprake van een ritme dat de patiënt zeer bezig houdt, omdat ze daardoor weet neer het weer erger wordt. Tijdens de hypnose wordt geprobeerd het beeld van de accordeon te veranderen, maar er werd geen gende oplossing voor gevonden. – Weer een andere patiënt voelt een strakheid in nek en schouders. De pijn wordt gevisualiseerd als een stuk hardboard, dat het deel van de rug van schouder tot schouder bedekt. De patiënt laat het board met behulp van water week en zacht worden. Vervolgens is ze in staat het board zich precies te laten aanpassen aan haar nek en schouders. Op deze manier slaagt ze erin het board als een steun te zien in plaats van een pijnlijke beklemming. – De hoofdpijn wordt omschreven als een pijn in de slaapstreek aan beide zijden van het hoofd. De patiënt beschrijft de hoofdpijn als een gevoel waarbij munten heen en weer bewegen in die streek. De afmeting van de munten wisselt, soms zijn de munten groot, dan weer klein. De patiënt wordt voorgesteld de munten te veranderen in waterdruppels, die licht, verfrissend en verzachtend zijn. Dit leidt vervolgens tot vermindering van de pijn. – De hoofdpijn wordt beleefd als veroorzaakt door een metalen schijf, die met hoge snelheid rond haar hoofd beweegt. De schijf heeft een scherpe rand en veroorzaakt de pijn in het hoofd. Met behulp van hitte worden de scherpe randen gesmolten en de afmeting neemt af. Vervolgens stopt de schijf ter hoogte van het oor, waarna de schijf getransformeerd wordt in een tak, licht en aangenaam. Hierna neemt de hoofdpijn af. Bij de volgende patiënt wordt de hoofdpijn gevoeld als een ning in de nek, alsof de kap van een badjas het hoofd naar achteren trekt waarbij de hals overstrekt raakt. Het gewicht van het stuk is zo groot dat het hoofd steeds meer naar achteren getrokken wordt. Tijdens de hypnose wordt het kledingstuk getransformeerd in een rubberen band waarna de spanning vermindert. – Een andere patiënt voelt een sterke band om het hoofd, een
Metaforische imaginatietechniek bij spanningshoofdpijn 231 harde, leren riem met een gesp. De eerste stap is het losmaken van de gesp, vervolgens wordt de leren band veranderd in een zachte sjaal met mooie pastelkleuren. Ten slotte zakt de sjaal rond de schouders. De patiënt voelt zich ontspannen en prettig en ze teert een vermindering van de pijn. – Een man beschrijft de hoofdpijn als een katoenen band rond het hoofd, vastgehouden door spijkers. De band zit zeer strak. Heel langzaam worden de spijkers eruit getrokken. Hij laat een paar spijkers zitten, omdat hij zegt de band om zijn hoofd te willen den. Het doet hem herinneren aan zijn jeugd, zijn wilde jaren; in die tijd was alles nog goed en voelde hij zich tevreden en gelukkig. – Dolman (1990) beschrijft een patiënt die de hoofdpijn beleeft als een stuk oud brood. Zeer creatief laat ze het brood nog ouder en droger worden. Vervolgens laat ze het verkruimelen, langzaam vallen er kruimels af en verdwijnt het brood en daarmee de hoofdpijn. – Ten slotte is er de patiënt die de hoofdpijn beleeft als een zak met spijkers, die in zijn hoofd prikken en steken. Desgevraagd laat hij de spijkers langzaam uit de zak vloeien in een emmer. Met luide tikken vallen de spijkers in de emmer. Ook hij slaagt er vervolgens in enige invloed op de ernst van de hoofdpijn te verkrijgen. Tot besluit De hier beschreven hypnotherapeutische strategie is effectief gebleken bij patiënten met een chronische spanningshoofdpijn. In vergelijking met een wachtlijstgroep verminderden de klachten significant. In de praktijk blijkt de symptoomtransformatie de therapeut nogal eens voor problemen te plaatsen, maar toch bleek er vaak met de hulp van de patiënt een creatieve oplossing mogelijk. Dat een met stof gevulde bal die de hoofdpijn representeert kan afvloeien, lijkt niet zo gezocht, maar dat patiënten tijdens de trance de spijkers waarmee een knellende band om het hoofd genageld zit, laten wijderen, illustreert het grote beeldende vermogen van sommige patiënten. De hier beschreven metaforische imaginatietechniek met toomtransformatie is ook bij andere klachten toe te passen. Van der Hart bijvoorbeeld (1982) beschrijft een dergelijke techniek bij een patiënte met menstruatieklachten. ABSTRACT In treating chronic tension-type headache a hypnotherapeutic technique, in which after hypnotic induction and relaxation a metaforic imagery technique is used. has been proved to be effective. A case study is
232 Dth 3 jaargang II augustus 1991 presented. After trance induction the patient is asked to focus on his ache and to describe it in an image using color and form. During the nosis this image is transformed into a more pleasant one resulting in a tion of the complaints. Finally some examples of this imagery technique are given. Referenties Dolman, C. (1990). Persoonlijke mededeling. Hart, 0. van der (1982). Hypnotherapie voor functionele amennorrhea: een historisch overzicht met twee eigen voorbeelden. Directieve Therapie, 2, 127-152. Hart, 0. van der (1991). Persoonlijke mededeling. Headache Classification Committee of the International Headache Society ( 1988). Classification and diagnostic criteria for headache disorders cranial neuralgias and facial pain. Cephalagia, 8 (suppl. 7), 1-96. Hoogduin, C. A. L. (1986). Een kortdurende behandeling van hoofdpijn. Directieve Therapie, 6, 355-359. Lance, J. W. (1978). Muscle-contraction (’tension’) headache: Mechanism and management of headache. Boston: Butterworth. Melis, P. M.L., Rooimans, W., Spierings, E. L. H. & Hoogduin, C.A. L. (1991). Treatment of chronic tension-type headache with hypnotherapy: Single-blind time controlled study. (ongepubliceerd manuscript). Oyen, F. & Spinhoven, Ph. (1983). Nederlandse bewerking van de SHCS. Directieve Therapie, 2, 155-172. Riley, T. L. (1983). Muscle-contraction headache. In: R. C. Pachard (Ed.), Neurological clinics ( 489-900). Philadelphia: Saunders. Rooimans, W., Melis, P. M. L., Hoogduin, C. A. L. & Spierings, E. L. H. (1991). Hypnotherapy and chronic tension-type headache: Prediction treatment outcome. (In voorbereiding). Spinhoven, Ph., Kleyn, T., & Dyck, R. van (1985). Hypnotherapie bij pijnklachten. Directieve Therapie, 5, 196-216. Spinhoven, Ph. (1988). Similarities and dissimilarities in hypnotic and hypnotic procedures for headache control: A review. American Journal of Clinical Hypnosis, 30, 183-194. Velden, I. van der, & Spinhoven, Ph. (1984). De Nederlandse bewerking van de Creative Imagination Scale (cis). Directieve Therapie, 4, 225-254. Zung, W. W. K. (1965). A self-rating depression scale. Archives of Genera! Psychiatry, 12, 63-70. Zung, W. W. K. (1971). A rating instrument. Psychosomatics, 12, 371-379.
casuïstische mededeling Hypnotherapie bij een vrouw die niet meer kon schrijven Jetty Kropveld SAMENVATTING De behandeling wordt beschreven van een zestigjarige vrouw met een alcoholvoorgeschiedenis, die last heeft van een bibberende hand bij het schrijven. Mogelijke oorzaken van de klacht en overwegingen die een rol speelden bij de te gebruiken hypnotherapeutische technieken worden besproken alsmede hoe met de ‘reversed hand levitation’ -methode van dote de klacht werd opgeheven. Inleiding In deze casus wordt verslag gedaan van de toepassing van hypnose bij een vrouw met een schrijfstoornis. Het betreft een klachtgerichte behandeling binnen het kader van een langdurige therapie. Er zal worden ingegaan op het nut van de interventies aan het begin van de behandeling alsmede op de keuze van de gebruikte technieken. De cliënte Mevrouw Verbrugge is een excentriek uitziende dame van zestig jaar. Ze is alcoholiste. Ze wordt verwezen door de huisarts die een bezoek noodzakelijk acht. Ze woont nu twintig jaar in een dorp in de provincie; daarvoor had ze een galerie in Den Haag, waar ze een bohémien-achtig bestaan leidde. Haar partner met wie ze al die jaren samenleefde, heeft haar verlaten en sinds die tijd is ze zichzelf en haar huis in toenemende mate gaan verwaarlozen. Mevrouw is, mede als gevolg van jarenlang alcoholmisbruik, lichamelijk en psychisch afgetakeld. Bij aanvang van de behandeling blijkt het alcoholgebruik, mede dankzij begeleiding van de huisarts, DRS. J. KROPVELD is psycholoog in de eerstelijns-gezondheidszorg. pondentieadres: Uiterwaardenstraat 556, !079 AZ Amsterdam. Dth 3 jaargang l l augustus 1991 p. 233-237
234 Dth 3 jaargang 11 augustus r991 te zijn gestaakt. Haar medicatie bestaat uit valium, vitamine B en kalktabletten. De lichamelijke klachten bestaan uit rug-, nek- en schouderpijn. Verder geeft mevrouw Verbrugge aan dat zij, doordat ze zo bibbert, haast niet meer kan schrijven. Zij vertelt deze klacht al langere tijd te hebben maar dat er nu vooral onder te lijden omdat ze niet meer kan corresponderen met familie en vrienden. De schrijfstoornis is acht jaar geleden ontstaan nadat ze dronken van de trap was gevallen en met een dubbele enkelbreuk in het ziekenhuis moest worden genomen. Ze heeft toen veel infusen in de (schrijf)- hand gehad. De hevige pijn die ze daarbij voelde werd door haar vriend en het plegend personeel als aanstellerij afgedaan. Mevrouw Verbrugge is zeer geëmotioneerd als ze over dit voorval vertelt. De behandeling De eerste zittingen worden gebruikt om gezinshulp te regelen, zodat er weer enige orde in het dagelijks leven van mevrouw Verbrugge komt. Aangezien ze nog veel last heeft van spanningsklachten, wordt haar een ontspanningsoefening voorgesteld. Tevens wordt uitleg gegeven over de mogelijkheden van hypnose en zelfhypnose. wege haar interesse in dit fenomeen wordt haar tevens literatuur over dit onderwerp meegegeven. In de volgende zitting wordt geoefend met hypnotische ning. Mevrouw Verbrugge blijkt snel in een diepe trance te gaan. Opvallend is dat haar handen en armen ondanks de trance durend heftige ongecontroleerde bewegingen blijven maken, die niet lijken op de tremor bij het schrijven. Ondanks diverse suggesties lukt het niet deze onrust op te heffen. Van deze zitting wordt een opname gemaakt om dagelijks mee te oefenen. Bij de behandeling van de schrijfstoornis is van de volgende wegingen uitgegaan. Aangezien de schrijfstoornis van mevrouw is ontstaan in aansluiting op een voor haar zeer belastende opname, acht de therapeute de mogelijkheid niet uitgesloten dat het om een conversiestoornis gaat. Hoogduin (r988) zegt in dit verband: ‘Patiënten met een conversiehysterie kunnen gezien worden als sen die de bedreigingen van het bestaan niet langer het hoofd kunnen bieden en er ook niet aan kunnen ontsnappen. Dan komt de ramp (in dit geval de enkelbreuk na overmatig alcoholgebruik) en ontstaat de stoornis.’ Wanneer dit op mevrouw van toepassing is komen in principe de volgende technieken in aanmerking: Regressie. Aangezien de schrijfstoornis is ontstaan na een trauma-
casuïstische mededeling 235 tisch gebeuren zou dit voorval weer naar boven kunnen worden gehaald en vervolgens verwerkt en/of bewerkt kunnen worden der & Lens, 1985). Gezien de huidige leefomstandigheden van cliënte en het feit dat ze nog volop bezig is met verwerking van de scheiding en weinig steun van de omgeving heeft, lijkt deze techniek minder geschikt. – Directe en indirecte suggesties. Na het bewerkstelligen van een diepe spierontspanning zouden pen en papier kunnen worden ven, waarna cliënte in trance suggesties zou kunnen krijgen om vloeiender te gaan schrijven. Wanneer de suggesties dan ook nog op een bandje zouden worden opgenomen, vergezeld van de opdracht om dagelijks te oefenen, wordt tevens wellicht enige ego-versterking bereikt. Een moeilijkheid bij de toepassing van deze techniek is dat cliënte in trance heftige onwillekeurige bewegingen met handen en armen maakt, en dat deze met directe en indirecte suggesties niet opgeheven kunnen worden. Om zonder bibberen te kunnen leren schrijven dienen hand en arm dus eerst in ruststand gebracht te worden. – ‘Reversed hand levitation’. Deze techniek van Sacerdote (1977) om katalepsie in armen en handen te bewerkstelligen, zou voor de te en indirecte suggesties kunnen worden toegepast. Hoogduin & Kraan (1987) beschrijven het succes van deze katalepsie-inductie bij patiënten met conversieverschijnselen. De therapeute geeft in de volgende zitting uitleg over de te volgen procedure. Tijdens een informele inductie wordt ingegaan op het belang van het ‘in rust zijn van armen en handen ( … ) als we straks gaan oefenen met schrijven in trance ( … ) nadat we met een notisch fenomeen de ruststand van armen en handen hebben stelligd ( … ) door ontspannen te gaan zitten ( … ) de ellebogen tend op de stoelleuning … ‘ Ondertussen wordt de ‘reversed handlevitation’ toegepast: de rechter onderarm wordt in verticale positie gebracht door de pols met duim en wijsvinger omhoog te brengen; daarna vindt enige keren het ondersteunen en loslaten van de arm plaats. Al snel ontstaat tot zichtbare verbazing van cliënte de katalepsie. Dan wordt de suggestie gegeven dat ze de arm in houding op tafel kan leggen. Aangezien de linkerarm nog steeds oncontroleerbare bewegingen maakt wordt aan mevrouw voorgesteld om te bewerkstelligen dat ze in die linkerarm hetzelfde kan ervaren als in de rechterarm. Het is aardig om te zien hoe ze daartoe eerst haar onderarm in verticale positie brengt, hem vervolgens enige keren licht heen en weer beweegt en daarna in dezelfde positie als haar andere arm op tafel legt. Vervolgens krijgt ze de suggestie om zelf in trance te gaan op de manier die ze geleerd heeft. Tot slot
236 Dth 3 jaargang 11 augustus 1991 wordt de post-hypnotische suggestie gegeven dat ze door voortaan op deze wijze in trance te gaan, de rusttoestand kan krijgen die nodig is om weer vloeiend te schrijven. Bij de volgende zitting worden papier en pen op tafel gelegd en krijgt ze de instructie in trance te gaan en te knikken als ze zover is. Eerst gaat nu de ene arm omhoog, beweegt een beetje en wordt in schrijfpositie op tafel gelegd, daarna volgt de andere arm. Dan sluit ze haar ogen en na enige minuten knikt ze. Vervolgens krijgt ze de suggestie dat ze haar ogen kan openen zonder dat dit de trance hoeft te verstoren en dat ze de pen kan pakken en kan opschrijven wat er bij haar opkomt. Ze schrijft: ‘Ik ben in trance en ik kan schrijven’. Als ze klaar is zucht ze diep en verschijnt er een tevreden glimlach als ze ziet wat ze heeft opgeschreven. Ze krijgt de post-hypnotische suggestie dat het oefenen tijdens en buiten de trance haar steeds beter af zal gaan. De keer daarna blijkt dat mevrouw het bewerkstelligen van de katalepsie en het in trance gaan niet meer nodig heeft om te kunnen schrijven. Ze vertelt dat ze nu gewoon ontspannen gaat zitten, armen en handen op tafel legt, haar ogen even sluit terwijl ze een paar keer diep ademhaalt en daarna haar ogen weer opent om vervolgens op te schrijven wat ze maar wil. De therapeute benadrukt haar zettingsvermogen en wilskracht. In de periode die volgt vindt inderdaad een uitgebreide wisseling plaats met diverse familieleden en kennissen. Discussie Aangezien het hier ging om de behandeling van een enkelvoudige klacht binnen een langdurige therapie, kon bestendiging van de resultaten goed gevolgd worden. Een jaar later schreef ze nog steeds prima. Het wegnemen van de schrijfstoornis in een vroeg stadium van de therapie had als resultaat dat mevrouw zich los begon te maken uit de geïsoleerde situatie waarin ze, onder meer door het overmatig alcoholgebruik, terecht was gekomen. Verder werd een begin gemaakt met het opbouwen van haar zelfvertrouwen (en het vertrouwen in de therapeute). In de beschreven behandeling werd de stoornis van de bibberende hand met succes aangepakt met de ‘reversed hand levitation’ van Sacerdote. Er zijn aanwijzingen dat het hier ging om een sieverschijnsel; er zijn echter meerdere verklaringen mogelijk. Zo zou het bibberende handschrift ook een restverschijnsel van het me kunnen zijn geweest. Het is bekend dat de katalepsie-inductie
casuïstische mededeling 237 ook bij lichte neurologische stoornissen mogelijkheden biedt. Een andere verklaring zou nog kunnen zijn dat er in het huis een dissociatie is opgetreden, waarbij de hand van mevrouw als beschadigd en niet goed functionerend werd beleefd: ‘Die hand, die rothand waar ik niet meer mee kan schrijven.’ De infusen die ze destijds in haar hand kreeg hadden haar immers veel pijn bezorgd. Het is interessant dat katalepsie-inductie bij alle bovengenoemde mogelijkheden een bruikbare techniek is. ABSTRACT A description is given of the treatment of a sixty-year old woman, with a past of alcohol abuse, having a complaint of shaky writing. Possible causes of the complaint and the choices which led to the used hypnotherapeutic techniques are discussed, as well as the ‘reversed hand levitation · method of Sacerdote that made the complaint disappear. Referenties Hoogduin, C. A. L. (1988). Over de behandeling van de motorische siestoornis. Directieve therapie, 8, 224-238. Cladder, J. M. & Lens, J. W. M. (1985). Moderne Hypnotherapie. Lisse: Swets & Zeitlinger. Sacerdote, P. (1977). Application of hypnotically elicited mystica! states to treatment of physical and emotional pain. International Journal of Clinical and Experimental Hypnosis, 25, 309-324. Hoogduin, C.A. L. & Kraan, V. van der (1987). De toepassing van sie bij conversie. Directieve therapie, 7, 301-309.