discussie 7 I Koster van Groos, G. A. S. (1989). De werkelijkheid achter de feiten. T1jdschr. v. Psychiatrie (redactioneel), JI (6), 351-353. Lange, A. (!985). Gedragsverandering in gezinnen. Wolters-Noordhoff, ningen. Lipkowitz, M. H. & Idupugnanti, S. (1985). Diagnosing schizophrenia in 1982: The effect ofDSM-111. Am. J. Psychiatry, I42, 634-637. Praag, H.M. van (1988), Psychopharmaca. Van Gorcum, Assen. Romme, M. A. J. (1967), Doel en middel. Academisch proefschrift, sterdam. Sireling, L. I” Freeling, P” Paykel, E. S. & Rao, B. M. (1985). Depression in genera] practice: clinical features and comparison with out-patients. Bril. J. of Psychiatry, I47, 119-126. SkodoL A. E.. Link, B. G” Shrout, P. E. & Horwath, E. (1988). The revision of Axis vin DMs-111-R: Should symptoms have been included? Am. J. Psychiatry, I45, 825-829. Velden, K. van der (1990). De draad van Jenner, Dth, JO (3). Jenners doolhof revisited In De Draad van Jenner liet ik zien dat Directieve interventies in de acute en sociale psychiatrie een hopeloos geschreven boek is, dat van inhoudelijke fouten aan elkaar hangt. In plaats van zich stil te schamen komt Jenner nu met wingen over het claimen van rechten, over religieuze stromingen, over de nadelen van DSM-III, over ‘compliance’ bij depressieve patiënten, over de eerste-lijnspraktijk, over de verschillen tussen Rotterdam en Dordrecht en over slechte smaak, stuk voor stuk belangwekkende onderwerpen, die evenwel nauwelijks iets met mijn notitie te maken hebben. Jenner heeft zich ditmaal verzekerd van de medewerking van een co-auteur, de heer L. Dijkema, adjunct-directeur van Van Gorcum, de uitgever van Jenners boek. Men zou verwachten dat een uitgever het vooral druk heeft met het maken van mooi verzorgde, goed geschreven boeken, maar deze uitgever schrijft liever zelf over chiatrie. Het kan hem blijkbaar niet schelen dat hij ‘stylistisch’ in plaats van stilistisch’ schrijft, ‘nederlands’ in plaats van ‘Nederlands’, ‘oedipuscomplex’ in plaats van ‘oedipus-complcx’, ‘crisis situatie’ in plaats van ‘crisissituatie’, en dat zijn interpunctie eruit ziet of een dronken man een zak met punten en komma’s over de bladzijden heeft leeggestort (‘Over juist verwijzen komma bestaat geen sus’, ‘psalmzingen punt e.d.’). Op enkele punten die wel enigszins met mijn notitie te maken hebben ga ik in.
72 Dth l jaargang l l februari 1991 ( l) Jenners indeling van psychosen is inderdaad in het genoemde boek van Giel (1985) terug te vinden, maar zijn indeling van pressies niet, ook niet bij heel goed zoeken. (2) Om te weten dat 3 x IO mg Anafranil voor de behandeling van de geremd depressieve patiënt te weinig is had Jenner echt niet Van Praags Psychopharmaca uit 1988 hoeven bestuderen. De juiste ring – ‘gemiddeld 150-225 mg’ – stond ook al in de tweede druk van Van Praags boek, in 1977 verschenen bij Van Gorcum, de uitgeverij van meneer Dijkema. (De juiste dosering stond overigens ook al sinds jaar en dag in het Repertorium verpakte geneesmiddelen.) Dat Jenner de door hem opgegeven dosering alleen maar als medicatie bedoelt, staat niet in zijn boek. Wel staat in zijn boek dat bij geagiteerde depressies ‘3 x 50 mg Surmontil’ gegeven moet den. Is dit niet wat veel als startdosering? Denk aan de ‘compliance’! (3) Ik wees op het verbluffende verschijnsel dat een door Jenner beschreven patiënt met een psychotische depressie met vitale merken na twee weken antidepressieve medicatie gebruikt te hebben volgens Jenner ‘alweer volop werkte’. ‘Waarom komen zulke dingen bij ons in Rotterdam nooit eens voor!’, verzuchtte ik. Jenner en zijn uitgever weten het antwoord: Dit is omdat de rijdende psychiater in Rotterdam het te druk heeft … Hoe minder de psychiater te doen heeft, des te sneller werken dus de door hem voorgeschreven nen, aldus Jenner en Dijkema. Dit wisten wij in Rotterdam niet en ook elders is dit nog met bekend. Behalve Jenner en Dijkema gaan alle deskundigen er tot nu toe van uit dat een antidepressivum enige tijd nodig heeft om zijn werking te ontplooien, ook al behandelt men maar één depressieve patiënt per jaar. (4) Anders dan Jenner en Dijkema menen is het geen gebruik om personen die in een door een redactie aanvaard artikel worden vallen te vragen zich onmiddellijk (dat wil zeggen: in dezelfde levering als waarin dit artikel verschijnt) te verweren. Zou dit wel zo zijn, dan zou bijvoorbeeld een ongunstige boekbespreking voor publikatie naar de schrijver van dat boek gestuurd moeten worden, met de vraag of hij misschien iets terug wil zeggen. De Volkskrant zou niet mogen publiceren dat Lubbers weer eens op de verkeerde weg is voordat zij Lubbers in de gelegenheid heeft gesteld een woord te formuleren, en het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde zou niet mogen schrijven dat cellatietherapie kwakzalverij is zonder een nawoord van professor Defares, waarin deze het tegendeel weert. De ‘slechte smaak’ waarvan Jenner en Dijkema gewagen, is dus erg wijd verbreid. Invoering van hun ‘goede smaak’ zou onze kranten en tijdschriften een geheel ander aanzien en een totaal andere inhoud
discussie 73 geven. Wel is het gebruikelijk dat een redactie de auteur van een onder haar verantwoordelijkheid verschenen artikel in de gelegenheid stelt meteen te reageren op aanvallen van derden. Vandaar dat dit antwoord onmiddellijk op de brief van Jenner en Dijkema volgt. Tot slot. Meer dan de helft van mijn notitie was gewijd aan de zienbarende overeenkomsten tussen passages uit Jenners boek en gedeelten uit Directieve therapie 1 en 2. Hieraan besteden hij en zijn uitgever in hun reactie geen woord. KEES VAN DER VELDEN Referenties Giel, R. (1985). Waarom een psychiatrische diagnose? Tweede druk. Alphen aan den Rijn: Samsam Stafleu. Praag, H. M. van (1977). Psychofarmaca. Tweede druk. Assen/Amsterdam: Van Gorcum. Praag, H. M. van (1988). Psychofarmaca. Derde druk. Assen/Maastricht: Van Gorcum.