Jaargang 10 (1990)

casuïstische mededeling Retentieve encopresis bij kinderen Joop D. Bosch SAMENVATTING Gedragsmodificatie gecombineerd met medicamenteuze behandeling biedt veelal een optimale therapie voor de behandeling van chronische retentieve encopresis. Onevenwichtige aandacht voor àf de sche àf de gedragspsychologische aspecten moet bij deze klacht vermeden worden. Een paar gevalsbeschrijvingen dienen ter illustratie. Inleiding Faccale incontinentie gaat vaak gepaard met obstipatie. In dat geval wordt gesproken van retentieve cncopresis. Zowel de als retentieklachten kunnen opgevat worden als aspecten van quate darmcontrole (Bosch, 1984). Bij chronische retentieve copresis is lichamelijk onderzoek vereist. Neurogene obstipatie, de ziekte van Hirschsprung, is een primair organische stoornis waarbij de voor de peristaltiek noodzakelijke ganglioncellen in de darmwand partieel ontbreken. Deze ziekte komt sporadisch voor en manifesteert zich op zeer jonge leeftijd. Psychogene obstipatie moet onderscheiden worden van neurogene obstipatie. Als medisch onderzoek ernstige faecale retentie uitwijst (waaronder een sterk uitgezet colon en/of rectum, een zogenaamd megacolon), moet begonnen worden met het ‘schoonmaken van het colon’. bij voorkeur met orale laxantia. sche interventie (medicatie en dieetvoorschriften) wordt vervolgens gecombineerd met zindelijkheidstraining. De ouders wordt geleerd op een niet-aversieve manier hun kind daarbij te helpen. Conflicten rond alles wat met de zindelijkheid te maken kan hebben moeten ver- DR. J. D. BOSCH is als universitair docent verbonden aan de Vakgroep Kinder- en Jeugdpsychologie van de Vrije Universiteit. van der straat 1, rn81 BT Amsterdam. Als gedragstherapeut is hij werkzaam in het Paedologisch Instituut (afdeling Ambulatorium) te Amsterdam. Dth 4 jaargang JO november 1990 p. 389-396

390 Dth 4 jaargang ro november 1990 meden worden. Het therapeutische doel is dat het kind zelf controle krijgt over zijn lichamelijk functioneren. De behandeling is geslaagd als het kind zonder hulp en zonder medicijnen zindelijk is. Adequate zindelijkheid wordt geleidelijk aan getraind door het kind precies te leren onderscheiden wanneer het wel en niet zijn behoefte moet doen. Het regelmatig defaeceren op het toilet wordt door de ouders bekrachtigd door via een puntensysteem dit gedrag consequent te belonen. Het inadequate toiletgedrag, het vies-zijn en/of het ophouden van ontlasting door toiletsituaties te vermijden, wordt middels negeren of neutraal reageren op vies-zijn, verzwakt. Soms moet toilet-angst eerst apart behandeld worden, bijv. met systematische desensitisatie. Wanneer het kind weinig gemotiveerd is om vieze broeken te voorkomen en de encopresis blijft voortduren, is re.1pons cost of boete een effectieve strafmaatregel. Bij toepassing van een puntensysteem om het gewenste gedrag te stimuleren kan deze corrigerende maatregel gemakkelijk worden ingepast, mits ervoor gezorgd wordt dat het kind meer beloningen overhoudt dan het met de boetes weer verliest. De ouders of verzorgers wordt geleerd (via mondelinge en lijke instructie) hun inadequate reacties op het toiletgedrag van het kind te wijzigen. Hieraan voorafgaand leren ze de doclgedragingen van hun kind te registreren. Zowel tijdens de observatie- of fase, als het feitelijke behandelingsverloop worden hun observaties in grafiek vastgelegd (cfr. Bosch et al., 1984; Bosch, 1988). In het nu volgende wordt ter illustratie van deze aanpak het handelingsverloop beschreven van twee jongens met retentieve coprcsis. Tot slot volgt een kort commentaar. Casuïstiek Casus Tim Voorgeschiedenis. Tim is een vijfjarig jongetje met continue retentieve encopresis. 1 Toen Tim anderhalf jaar was protesteerde hij zo heftig tegen de toilettraining, dat zijn moeder elke verdere poging opgaf. In die tijd zijn de obstipatieklachtcn (gepaard met buikkrampen en verminderde eetlust) en faecale incontinentie begonnen. ties worden door Tim angstvallig vermeden: zijn ontlasting is groot, I. Bij continue encopresis hebben kinderen nooit controle over hun scheidingsfuncties gehad.

casui:w·sche mededeling 39 r hard en pijnlijk. Tim is gedurende de hele dag incontinent voor faeces en ’s nachts voor urine. Ten tijde van de aanmelding bleek al velerlei hulp beproefd, zoals diëten, laxerende medicatie en paragnostische hulp, maar deze bleef zonder succes. Hierdoor waren zijn ouders al tevreden als hij matig dcfaeceerde (in zijn kleren!). Tim is overdag koppig en dwars; ’s nachts reageert hij bij het opnemen voor het plassen furieus. der irriteert zich mateloos aan hem. Tim kan zich in z’n eentje slecht vermaken. In het contact met leeftijdgenootjes probeert hij altijd de baas te spelen. Behandeling. De baseline wijst uit dat Tim nooit het toilet voor ontlasting gebruikt (zie figuur 1 ). Diagnostisch wordt gedurende deze observatieperiode bij lichamelijk onderzoek door de kinderarts le retentie (in colon en rectosigmoïd) vastgesteld. In overleg met de ouders wordt een gedragsprogramma opgesteld. In de zevende week wordt met de medicatie begonnen (lactulosesiroop en bletten). Vanaf de tiende week start de gedragstherapie. Via shaping wordt adequaat toiletgedrag stapsgewijs beloond: eerst leren zitten op de toiletpot, vervolgens defaeceren in de toiletpot, daarna zichzelf schoonmaken enzovoort. totdat het volledige toiletgedrag beheerst wordt. Als bekrachtiger worden stickers gebruikt, die hij kan inruilen tegen beloningen, zoals zijn schoen klaarzetten (St. Nicolaas), een kwartier langer opblijven, voorlezen en dergelijke. Ongewenst gedrag wordt veranderd door neutraal en zonder reprimandes zijn viezen broeken te controleren, een maatregel die de moeder in het begin moeite kost. Wanneer Tim toestaat dat zijn moeder hem troleert op vieze broeken, wordt hij aanvankelijk hiervoor beloond. Tim blijkt coöperatiever te reageren dan z’n moeder verwachtte: zo begint hij zelf om controles te vragen en is hij minder dwars. door wordt zijn moeder ook minder dwingend. De wederzijds tief bekrachtigende interactie tussen Tim en zijn moeder verdwijnt bijna volledig. Tim begint vaker zelf het toilet op te zoeken. Vanaf de 24e week wordt daarom alleen nog het zelfstandig toiletbezoek versterkt. Aan de enuresisklachten is geen extra therapeutische aandacht besteed. Vanaf het moment dat Tim uit zichzelf regelmatig naar het toilet gaat zijn de bedplasproblemen ook over. Bij het beëindigen van de gedragstherapie moest een ondersteunende medicatie tijdelijk worden voortgezet. Bij de follow-up na zes maanden blijven de resultaten behouden: de relatie met zijn moeder is nu goed, Tim is vrolijker, en ook op school blijkt hij het beter te doen dan voorheen. De tijdsinvestering in de behandeling bedroeg in totaal bijna negen uur.

392 Dth 4 jaargang 10 november 1990 34 ” Observatie ·- Interventie 32 30 encopresis 28 O·· ··········o stoelgang . 26 Cl 24 e .,, Q) 22 Cl 1;) c: 20 Q) :: 18 Q) Cl c: 16 “‘ c: 14 Q) :: Q) 12 .o Cl Ci Q) .” 10 R c: Q) 9· ” 8 P··O. R ‘7 ” J; 0 0·0. .o. o. .o. .o.o. .· 6 i:,.. ö O··O’ ·o· ö . . Q p· ·0-0-·o·o· d 4 ‘ö” 2 Q ·O·ó 3 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 42 Łweken … Figuur J. Casus Tim: continue retentieve encopresis. Interventie Observatie 1 … 18 Cl e 16 .,, “‘ Cl 14 1i) c: 12 “‘ Cl c: 10 0 “‘ 8 c: “‘ ;:: 6 ” Cl “‘ E 4 “‘ ” ‘7 1’ … 0 ‘ 1 ; 2025-06-28T20:44:16+00:00