Jaargang 6 (1986)

recenszes 261 C. A. L. Hoogduin, B. P. R. Gersons, H. G. M. Rooymans & K. van der Velden (red.), Jaarboek voor psychiatrie en therapie 1985-1986. Van Loghum Slaterus BV, Deventer 1986, 322 blz., prijs: f 80,-. In het voorwoord doet de redactie het voorkomen of ze met dit boek, in navolging van de diverse farmaceutische industrieën, luie hulpverleners tegemoet wil komen. Ik verwachtte dan ook een sis van Nederlandstalige artikelen, bijv. te vergelijken met het door Freedman e.a. geredigeerde Yearbook of Psychiatry and Applied Mental Health. Een blik in de inhoudsopgave leert echter, dat mij hier een volwaardige bloemlezing van de gedurende 1984 en 1985 in de psychiatrische vakliteratuur verschenen artikelen wordt schoteld. Je vraagt je dan onmiddellijk af of dit lijvig jaarboek in ons ‘fotokopieer-tijdperk’ wel bestaansrecht heeft. Is het geheel meer dan de som der delen? Na lezing durf ik te concluderen dat de redactie er niet alleen in geslaagd is op een ‘eclectische’ wijze de verschillende deelonderwerpen binnen de psychiatrie en de psychotherapie, doende aan de orde te laten komen, maar tevens het geheel zo op te bouwen dat de artikelen in een zekere samenhang gezien kunnen worden. Nu de pennestrijd rondom het thema ‘nature-nurture’ lijkt te zijn uitgewoed, blijkt de biologische psychiatrie met alleen een aantal klaringsmodellen voor gedragsstoornissen, maar ook een meer schappelijke benadering binnen de psychiatrie te hebben ceerd. Binnen de diverse artikelen valt op hoezeer deze benadering verwant is met de ‘wetenschappelijke’ gedragstherapie, en het ment lijkt niet ver meer waarop casuïstiek niet meer als ing voor een theorie zal gelden, maar hooguit als illustratie ervan. Effectmeting, follow-up-onderzoek en meta-analyse van diverse strategieën zullen een methodiek eerder het predikaat van heid verlenen dan subjectief vastgestelde veranderingen bij enkele tiënten. Ondanks of dankzij deze ontwikkeling blijft hulpverlening handwerk waarvan een belangrijke functie zou kunnen blijken te zijn dat de demoralisering van de patiënt ermee doorbroken wordt. In een van de hoofdstukken wordt het psychotherapeutisch proces gedefinieerd als ‘deelname aan een geloofwaardige procedure van een gunstig effect wordt verwacht’! Wellicht prikkelt zo’n schrijving de lezer evenveel als ze mij deed. In het verlengde van deze ontwikkeling ligt de toenemende bereidheid de bij de patiënt levende normen en waarden als uitgangspunt voor een behandeling te nemen. In het hoofdstuk over het orgasme bij de vrouw worden de conse-

262 Dth 3 jaargang 6 augustus I 986 quenties van deze houding zowel ten aanzien van de ring als bij de bepaling van de oplossingsstrategie treffend treerd. Dezelfde bereidheid, zij het in een wat ander verband, tref je aan bij het onderzoek naar de zgn. psychogene klachten en bij het coachen van de ten gevolge van de aanwezigheid van een schizofreen kind soms zwaar belaste gezinnen. Ronduit verrassend is het om vanuit de gedragstherapie de veling aan te treffen om een behandeling niet langer uitsluitend aan de klachten te koppelen, maar om ook aandacht te besteden aan het matchen van de behandeling en behandelaar aan bepaalde rakteristieken! Nog verrassender is het om een opmerking van de strekking terug te vinden in een uitvoerig artikel over recente wikkelingen in het psycho-analytisch denken. Daar wordt vanuit de object/relatie-theorie aannemelijk gemaakt dat ‘duiding en inzicht weliswaar kenmerkend en essentieel voor de analyse zijn gebleven, doch dat ze niet kunnen functioneren en tot stand komen zonder paalde contekstuele voorwaarden’. Met andere woorden, ook de choanalyse wordt interactioneler. Als sociaal psychiater kan ik het niet laten even in het bijzonder stil te staan bij de door Giel beschreven overdenkingen betreffende onze moeite met de chronisch geestelijk gestoorde medemens. Zonder in al te overmatige ideologische hoogstandjes te vervallen, wordt zo concreet mogelijk de aard en de omvang van de problematiek in kaart gebracht om vervolgens duidelijk aan te tonen dat noch de RIAGG, noch de RIBW-hulpverlening een panacee is voor de sociale achteruitgang bij vele patiënten. De aanbeveling geen oude schoenen weg te werpen alvorens men nieuwe heeft, zou iedere beleidsmaker zich ter harte moeten nemen. Kortom: een aanbevelenswaardig boek met Nederlandse artikelen, die het verdienen gelezen en herlezen te worden. De uitvoering van het boek is (met als kleine ommissie het len van een klein deel van de tekst op blz. 39 en een verkeerd plaatste accolade op blz. 288) zeer verzorgd. R. B. Laport, psychiater, hoofd afd. Psychiatrie volwassenen, RIAGG Rijnmond Noord-Oost, Rotterdam.

recensies 263 P. Barker, Using metaphors in psychotherapy. Brunner/Mazel, New York, 1985. 240 blz. Prijs:$ 25.00. Het gebruik van metaforen in therapie is tweeërlei. De therapeut kan de cliënt metaforische verhalen of anekdotes vertellen om een paald doel te bereiken, de cliënt kan zich ook een metaforische stelling van zijn probleem maken die via een geleide fantasie tot de oplossing van dat probleem leidt. De meeste boeken over dit onderwerp gaan in hoofdzaak over de toepassing van de eerste benadering, in een gezins- en relatietherapie, individuele directieve therapie en hypnotherapie. Ze hebben alle hun bezwaren. Therapeutic metaphors van Gordon, bijvoorbeeld, is lijk onleesbaar, en The answer within van Lankton en Lankton is te gecompliceerd en te specifiek voor hypnotherapie. Kortom, het boek om beginnende en meer gevorderde directieve therapeuten te ren in de oeroude manier van beïnvloeden via het vertellen van foren bestond nog niet. Deze situatie is nu veranderd. Philip Barker heeft het boek schreven dat die functie in opleidingen directieve therapie en ten uitstekend kan vervullen. Barker is Canadees hoogleraar in de psychiatrie en kindergeneeskunde en tevens een vooraanstaande rectieve therapeut, die reeds een aantal andere boeken – o.a. over zinstherapie – op zijn naam heeft staan. Using metaphors in therapy is een inspirerend en didactisch goed opgezet boek. Barker laat aan de hand van uiteenlopende praktijkvoorbeelden zien hoe metaforen in diverse vormen van directieve therapie – ook bij ren – gebruikt kunnen worden. De voorbeelden hebben onder meer betrekking op de behandeling van angststoornissen, men (bedplassen, bijvoorbeeld) en psychosen. Hij geeft aan hoe taforen de cliënt op een belangrijk idee kunnen brengen dat deze als het anders gepresenteerd werd waarschijnlijk niet zou accepteren, hoe zij de problemen in een zodanig licht kunnen plaatsen dat de cliënt gaat geloven dat er iets aan gedaan kan worden, hoe zij de cliënt kunnen motiveren een oplossing van zijn probleem in praktijk te brengen, enzovoort. Barker bespreekt ook hoe metaforen geconstrueerd kunnen den en hoe daarin unieke kenmerken van de cliënt en diens probleem verwerkt kunnen worden. Hij geeft aan het eind van elk hoofdstuk leerzame oefeningen, waardoor zijn boek des te waardevoller is voor het onderwijs. Using metaphors in psychotherapy is een Nederlandse vertaling waard. ONNO VAN DER HART