Jaargang 4 (1984)

Het therapeutisch gebruiken van problemen; voorbeelden uit de gezinstherapie Judith Mazza r. Inleiding 119 Wanneer een strategisch therapeut in een probleemsituatie iets kan vinden dat op een positieve manier gebruikt kan worden, is een ste stap naar de oplossing gezet. Milton Erickson was hierin een meester (Haley, 1973). Hoewel er veel gevalsbeschrijvingen zijn in deze benadering vermeld wordt, wordt niet vaak duidelijk ven hoe Erickson tot deze interventies kwam. In dit artikel wordt getracht het principe achter deze interventies te verhelderen, en de toepassing ervan in gezinstherapie te tonen. Dit principe is dat de therapeut de problemen en symptomen niet moet bestrijden, maar dat hij ze moet benutten in dienst van het doel van de therapie. Cliënten met opvattingen waarvan zij menen dat ze absoluut juist zijn, kunnen het werk van de therapeut aanmerkelijk eenvoudiger maken, als de therapeut ten minste een flexibele benadering heeft. Het is belangrijk om te proberen de theorieën van de cliënt over het voortduren van de klacht en het effect op zijn leven, te begrijpen. Met een cliënt die een duidelijk doel voor ogen heeft of die bepaalde opvattingen heeft, is gemakkelijker te werken dan met een cliënt die vaag blijft. Het is de taak van de therapeut een gesprek zo te sturen dat de opvattingen van de cliënt duidelijk naar voren komen. Een goed aanmeldings/behandelgesprek levert als het ware een foto op, waarin de structuur en vertakkingen van het probleem delijk worden. In Ericksons werk ligt de nadruk op de manier op hij de gedragingen en opvattingen van de individuele cliënt bruikt (Rossi, 1980). De hier beschreven gevallen sluiten qua principe aan bij Ericksons benadering. Een verschil is alleen dat er bij deze therapie meer sen worden betrokken: ouders worden gebruikt om hun kinderen te beïnvloeden, kinderen worden gebruikt om leeftijdgenoten te vloeden. J. MAZZA, psycholoog, is hoofd van de behandelafdeling van The Family rapy Institute of Washington. Dit artikel is een Nederlandse bewerking van een voordracht gehouden op het tweede Internationale Congres over nian Approaches to Hypnosis and Psychotherapy in Phoenix (30 nov.-4 dec. 1983).

120 Dth 2 jaargang 4 mei 1984 Het feit dat wij ons, anders dan Erickson, niet tot de individuele cliënt beperken, hangt samen met onze waarneming dat hiërarchische tegenstrijdigheden in gezinnen een oplossing op individueel niveau kunnen verhinderen (Madanes, r 981 ). Omdat het probleem in relatie staat tot andere gezinsleden – of door ons in relatie gebracht wordt tot andere gezinsleden wordt van uitgegaan dat het probleem ook in relatie tot hen moet worden opgelost. De eerste stap om tot een goede betrokkenheid van bijv. de ouders te komen, is het definiëren van het probleem in alledaagse men. Dit maakt het probleem gewoner en biedt de mogelijkheid er iets aan te doen (Haley, r 976). Het is even belangrijk de jongeren in de therapie te betrekken. Als het probleem in vaktechnische of chopathologische termen gedefinieerd zou worden, zou het probleem alleen nog door experts opgelost kunnen worden. Als de therapeut kan aanvaarden wat cliënten te bieden hebben en sommige aspecten van hun interessen, verwachtingen en plannen kan versterken, den zowel de geïdentificeerde cliënt als de ouders meer betrokken. Zoveel mogelijk worden de problemen op positieve wijze gebruikt en in hun voordeel aangewend. Geen van de hier beschreven gevallen is bedoeld als voorbeeld van hoe therapie gedaan zou moeten worden. Sommige technieken zijn in veel behandelingen toegepast, andere slechts een maal in een speciale situatie. Historisch gezien is de praktijk van deze behandelingen erop gericht geweest een soort klinische methodologie te ontwikkelen. rectieven die verandering veroorzaakten werden verzameld en nieuw toegepast. Als er verandering optrad, was de methode geschikt voor het probleem. Als er geen verandering optrad, moest er een dere benadering gezocht worden. De opzet van dit artikel is niet om therapeuten een nieuwe wijze van behandelen te leren, maar om een bepaalde manier van denken te laten zien. 2. De toepassingen 2. 1. Het gebruik van de relatie met leeftijdsgenoten Een veel voorkomend probleem bij adolescenten voor wie ling gevraagd wordt, is het gebruik van drugs. Vaak zeggen de ders aan het begin van de behandeling machteloos te staan tegenover het druggebruik. De ouders hebben meestal het idee dat hun zoon of dochter onder invloed van verkeerde vrienden is gekomen. De te van de betekenis van de ouders versus de betekenis van de leeftijd-

Het therapeutisch gebruiken van problemen 121 genoten bij het ontstaan en voortduren van een drugprobleem is in de gezinstherapie een punt van controverse. Gezinstherapeuten ben wel getracht om deze vrienden bij de behandeling te betrekken. Er is in de literatuur weinig te vinden over successen met deze dering. In de hierna beschreven interventie worden de invloeden van gezin en vrienden gebundeld. Deze benadering is in meer dan vijftien gevallen toegepast. De invloed van de vrienden wordt als een ve bijdrage gezien die mede het staken van het druggebruik stelligt. John F., 16 jaar, werd aangemeld voor behandeling omdat hij op school werd gearresteerd wegens het in bezit hebben van marihuana, met als gevolg dat hij onmiddellijk van school werd gestuurd. Hij kon pas opnieuw ingeschreven worden als de school ervan overtuigd was dat het drugprobleem was opgelost. In samenwerking met een maatschappelijk werker, meldde de school John en zijn ouders aan voor behandeling. John was niet eerder met de politie in aanraking geweest. Zijn schoolprestaties waren het laatste jaar verslechterd, maar er was geen gevaar voor doubleren. Nadat enige tijd besteed was aan de kennismaking met John, zijn ouders en zijn zusje, zei de therapeut hem in het bijzijn van zijn lie dat de meeste teenagers veel vrienden hebben. John beaamde dit en zei dat hij veel mensen kende. De therapeut zei dat hij graag wilde zien hoeveel dit er precies waren en vroeg hem de namen op te ven. De jongen wilde de therapeut graag laten zien dat hij normaal was, veel vrienden had en dat therapie voor hem niet nodig was. Hij stelde een lange lijst samen (in een ander geval schreef een jongen 60 namen op). Toen de lijst klaar was, liet de therapeut deze aan ieder gezinslid zien, als eerste aan de ouders, om te kijken of er nog namen aan de lijst toegevoegd konden worden. De therapeut vroeg de ders en John of ze een datum wilde vastleggen waarop hij van de drugs af zou zijn. De datum was één week later en er werd een liefeestje georganiseerd om dit feit te vieren. Daarop werd aan de heer en mevrouw F. gevraagd een cadeautje te kopen voor John om zijn nieuwe levensstijl te accentueren. Ze wilden de jongen een nieuw shirt geven. De therapeut gaf John toen een stuk papier en vertelde hem dat zijn ouders iets heel belangrijks tegen hem te zeggen hadden en dat hij dat op moest schrijven. De ouders werd toen gevraagd men met hun zoon een tekst te maken die hij aan al zijn vrienden zou kunnen voorlezen. Deze toespraak hield in dat hij vanaf een paalde datum geen drugs meer zou gebruiken en dat zijn ouders van het druggebruik afwisten. Ze besloten dat hij iedere vriend zou gen dat hij moeilijkheden had met zijn ouders, de politie en met

122 Dth 2 jaargang 4 mei 1984 school. De toespraak eindigde ermee dat de jongen zou zeggen dat hij de hulp van zijn vrienden nodig had om met het druggebruik te stoppen. Zowel aan de ouders als aan John werd een kopie van de vriendenlijst gegeven. Verder werd overeengekomen dat de jongeman om te beginnen iedereen van de lijst moest opbellen onder supervisie van één van de ouders, en dat de reacties van alle vrienden treerd moesten worden. De therapeut legde uit dat dit voor de gen een manier was om zijn ware vrienden te leren kennen. Ware vrienden, werd John gezegd, helpen je uit de moeilijkheden, niet in de moeilijkheden. De heer en mevrouw F. zouden niet luisteren naar de telefoongesprekken, maar binnen gehoorafstand aanwezig zijn om vast te kunnen stellen dat de gesprekken inderdaad gevoerd werden. Er werd nadat er overeenstemming was over de drugvrije datum – een urinecontrole geregeld. Dit gaf John de kans te laten zien dat hij vrij van drugs was. (In eenzelfde geval sprak Harry, 15 jaar, ook af de telefoongesprekken te voeren, maar toen het tijdstip ervoor broken was, weigerde hij. Er werd toen afgesproken dat als zijn urine ‘schoon’ was, hij niet zou hoeven te bellen; maar als de urine positief was zou hij dit wel moeten doen. De urine was positief en hij heeft getelefoneerd.) De resultaten van deze interventie geven aan dat het sociale werk in beweging komt na het nieuws dat de cliënt geen drugs meer gebruikt. De vrienden die worden opgebeld, zeggen over het meen de ‘juiste’ dingen aan de telefoon, maar ze geven niet allemaal steun. Dit biedt de gelegenheid om de vriendschap te intensiveren met personen die vooruitgang zullen steunen. Aan Shirley, een jonge vrouw, werd ook gevraagd om deze foongesprekken te voeren toen ze besloot te stoppen met het roken van marihuana. Ze stond op het punt haar tweede jaar rechtenstudie af te ronden en ze besloot dat haar leven wat conventioneler moest worden. Zich bevrijden van een chronische afhankelijkheid van huana is uiterst moeilijk. Shirleys leven was actief en doelbewust. Ze was opgewekt en had veel vrienden. Ze deed het goed in haar studie en ze zag reikhalzend uit naar een baan na haar doctoraal. Ondanks al deze vrienden ging ze niet uit, was ze erg dik en het bruik maakte het voor haar moeilijk om een dieet te volgen. Ze deerde regelmatig en nam vrije tijd in de weekends. Terwijl haar vrienden in het weekend studeerden, rookte zij meestal marihuana. Als vrienden haar door de week voor het eten uitnodigden, ging ze daar niet op in en ging in plaats daarvan studeren. Shirley had een jeugdvriendin, Lois, die haar de marihuana toestuurde. Sinds Lois een jaar geleden getrouwd was, behandelde ze Shirley op een grove manier. Shirley reageerde niet adequaat als ze slecht behandeld werd,

Het therapeutisch gebruiken van problemen 123 omdat ze de marihuanatoevoer gehandhaafd wilde zien. Aan Shirley werd, net zoals bij John, gevraagd al haar vrienden op te bellen. De therapeut maakte een toespraak met haar en vroeg haar de reacties van iedereen die opgebeld werd op te schrijven, om zo vast te kunnen stellen wie haar ‘ware’ vrienden zouden zijn. Zoals verwacht de Lois heel negatief en sarcastisch toen Shirley haar vertelde dat ze besloten had te stoppen met het roken van marihuana. Deze reactie bracht haar ertoe Lois eindelijk te zeggen wat ze al maandenlang voor zich had gehouden. Ze beëindigde het telefoongesprek met een gevoel van trots en van voldoening. Vanaf die dag voelde ze meer respect voor zichzelf. Ze kleedde zich beter en ze bracht haar vrije tijd door met haar studievrienden. Shirley en John zouden hun vrienden nooit opgegeven hebben wanneer hun ouders en/of de therapeut daarop aangedrongen den. Hun leeftijdgenoten werden in de therapie beschouwd als een positieve factor en niet als een bron van zorgen. 2.2. Het gebruik van persoonlijke ambitie en tingen Een gezin zal soms met een therapeut aan een in de toekomst gelegen doel werken voor één gezinslid, ondanks het feit dat andere men een rol spelen. Deze benadering staat tegenover een lingsmethode die zich concentreert op gebeurtenissen in het verleden van het gezinsleven. Datgene wat een gezin karakteriseert als een tuurlijke groep is een gemeenschappelijk verleden en een schappelijke toekomst, bestaande uit de voltooiing van de lingen van de diverse leden. Een gezinslid kan niet ‘ontslagen’ den uit het gezin. Zelfs in geval van scheiding gaat de band nooit lemaal verloren. Toekomstverwachtingen zijn inherent aan een gezin en kunnen in de therapie gebruikt worden. Als de therapeut het soonlijke doel en streven van één gezinslid gebruikt, geeft dat de zinsleden de kans iets te doen, een probleem op te lossen en zo een positieve en aardige bijdrage te leveren ten gunste van de cliënt. Gina, 16 jaar, kon zich moeilijk aanpassen. Ze deed onaangenaam tegen haar moeder en tweede vader. Ze bracht volgens haar ouders de zomer op een verkeerde manier door. Ze ging vaak laat naar bed, trok veel met vrienden op en deed niets voor haar eigen gezin. Ze was erg leuk om te zien, en haar ouders leken voor haar minder eisend vanwege haar schoonheid. Ze besloot aan de strijd ‘Miss Teenage Maryland’ mee te doen. Voor deelname aan de wedstrijd had ze een (commerciële) sponsor nodig, die gevonden werd in haar grootmoeder. Haar grootmoeder van moeders zijde was

124 Dth 2 jaargang 4 mei 1984 dol op haar en wilde dat de ouders Gina vooral haar zin gaven. De heer en mevrouw B. maakten zich zorgen over het gebrek aan pline in Gina’s leven en de consequenties daarvan voor haar latere leven. De therapeut benaderde het probleem door tegen de ouders te gen dat hun nu een gelegenheid geboden werd het meisje goed voor te bereiden op de deelname aan de schoonheidswedstrijd. De ouders en de therapeut bedachten een beoordelingssysteem, waarin ook kwaliteiten als sympathiek gedrag, talent, algemene ontwikkeling e.d. een rol speelden. De onderdelen waren gekozen uit de criteria die gebruikt zouden worden door de jury van de wedstrijd. Aan Gina’s grootmoeder werd gevraagd of zij het meisje ook punten wilde geven. Daar de meeste juryleden mannen waren moest het meisje extra aandacht schenken aan de beoordeling die haar tweede vader gaf. Voor deze interventie had het meisje een afstandelijke en brutale houding tegenover haar tweede vader. Haar jongere broer Rob werd gevraagd te proberen haar over te halen om niet mee te werken aan dit puntensysteem. De therapeut legde uit dat de mers vaak subtiele manieren weten om het succes van hun gers te ondermijnen. Robs tussenkomst zou haar helpen voorbereid te zijn op dit aspect van de wedstrijd. De heer en mevrouw B. den zich opgelucht na deze interventie. Deze benadering gaf hen de mogelijkheid Gina’s gedrag met de grootmoeder te bespreken. Zij gaf hun ook de gelegenheid op Gina ’s gedrag te letten en feedback te ven in een kader waar ze gevoelig voor was. Als Gina bepaalde eisen van de beoordelingslijst niet haalde, moest ze deze vaardigheden fenen opdat ze bij de wedstrijd zou kunnen slagen. Het resultaat was dat de ouders en de grootmoeder het voor het eerst eens waren over de normen die voor het meisje golden en de redenen waarom zij zich aan die normen moest houden. Gina werd gemotiveerd het goed te doen en ze waardeerde de belangstelling van haar ouders, die haar immers hielp een voor haar belangrijk doel te bereiken. 2.3. Het gebruiken van de wens om volwassen te worden Kinderen hebben de wil om groot te worden. Met uitzondering van enkele Peter Pans kijkt een dertienjarige reikhalzend uit naar de tijd dat hij zestien zal zijn; een vijfjarige kan niet wachten op de tijd dat hij acht zal zijn en een negenjarige droomt van de dag dat hij een teener zal zijn. De behoefte van een kind om voor ouder aangezien te worden, kan gebruikt worden om verandering te bewerkstelligen. Frank, zestien jaar, werd voor behandeling aangemeld wegens de

Het therapeutisch gebruiken van problemen 125 ruzies met zijn vader. Hij had twee jongere zusjes. Zijn moeder telde dat hij van jongs af aan psychotherapeutisch behandeld was. Door zijn moeilijkheden op school was hij enige jaren geleden op een speciale school geplaatst. Op het moment dat de therapie startte, zat hij op de plaatselijke high-school, hoewel hij niet het totale pakket volgde. Hij hield van lange-afstand-lopen en had al aan verschillende marathons meegedaan. De jongen vond het ‘prettig’ om met zijn ders over alle mogelijke onderwerpen te redetwisten, en speciaal over de regels thuis. De heer en mevrouw S. waren ontmoedigd en ward over de vraag hoe je een zestienjarige jongen enige discipline moest bijbrengen. Het enige wat ze wisten te doen was hem privileges onthouden. Het gevolg was dat hij weinig dingen had om naar uit te zien. Zijn ouders meldden dat hij geen rijbewijs wilde halen en dat hij tevreden was met een brommer. Hij maaide voor anderen ’s zomers gazons, wat zijn ouders subsidieerden door benzine en nieuwe maaiers aan te schaffen, omdat ze het een ‘goede activiteit’ vonden. Hij had weinig vrienden en geen vriendinnetje. Hij douchte nooit na het hardlopen. Zijn haar was meestal ongekamd; hij droeg een veel te groot jack (hij was nogal mager) en zijn brilleglazen zaten met band vast. Als hij opgewonden was, veranderde zijn stem in een hoog piepgeluid. De ouders vonden hem te jong voor zijn leeftijd. De therapeut vroeg de ouders de ‘gedragsleeftijd’ van de jongen te schatten. Zij vonden dat hij zich over het algemeen als een ge gedroeg. De therapeut meende dat het belangrijk was dat de gen niet geforceerd zou worden tot ouder worden als hij daar niet aan toe was. In plaats van hem te dwingen een ‘echte’ zestienjarige te zijn, was er een andere manier, nl. hem helpen zich te gedragen op de manier die past bij zijn ‘gedragsleeftijd’. Er werd een lijst opgesteld met punten die naar gelang de leeftijd van de jongen zouden kunnen veranderen. Bijvoorbeeld: een jonger kind gaat eerder naar bed, mag alleen bepaalde boeken lezen en niet alle tv-programma’s zien en heeft meer toezicht nodig. Een jonger kind krijgt slechts eenvoudige uitleg over ouderlijke beslissingen, waarover niet verder sieerd wordt. Daar Frank vaak de strijd aanbond met zijn ouders over hun voorschriften zouden ze nu alleen nog maar tegen hem moeten zeggen dat ze begrepen dat het opgroeien bij hem wat zamer ging en dat hij zich die dag niet als een zestienjarige bleek te kunnen gedragen. Met de hulp van de therapeut legden de heer en mevrouw S. Frank uit dat hele jonge kinderen iedere dag op zing van de ouders in bad gaan, dat ze niet hun eigen kleding kiezen en dat ze misschien speciale onbreekbare borden moeten gebruiken en dat ze aan tafel niet de beschikking hebben over een scherp mes. Iedere dag moesten de ouders Franks leeftijd aan de hand van zijn

126 Dth 2 jaargang 4 mei 1984 gedrag taxeren en de volgende vierentwintig uur zouden ze hem handelen alsof hij in werkelijkheid de door hen geschatte leeftijd had. De therapeut zei dat ze, omdat ze drie kinderen hadden, ervaren waarnemers waren van de ontwikkelingsstadia bij kinderen. Ze den aldus van onhandige ouders tot experts verheven. Daaruit volgde logisch dat er van de kant van de jongen geen ruzie kon ontstaan over de leeftijd die de ouders vaststelden. Het zou onjuist zijn weest wanneer de ouders precies omschreven zouden hebben wat Frank te wachten stond bij iedere leeftijd; hij zou dan kunnen gen: ‘Okee, vandaag gedraag ik me als een kind van twaalf. Alleen de voorrechten werden omschreven, zonder dat er bepaalde leeftijden aan verbonden werden. De therapeut legde de ouders uit dat Frank geen ervaring met ouderschap had en dus niet met hen kon ruziën over de normen die zij hanteerden bij hun beslissingen. Toen de lijst klaar was, raakte de jongen zeer geïnteresseerd in wat van een zestienjarige werd verwacht. Gretig vroeg hij tijdens de ting aan zijn ouders wat de ‘voorstellen’ waren, i.e. wat hij zou ten doen om te laten zien dat hij zestien jaar was. Dit was de eerste keer dat Frank zijn ouders weer eens wat vroeg, daar Frank meestal precies dacht te weten wat zijn ouders zouden zeggen. Het was de therapeut duidelijk dat het machtsevenwicht van Frank naar zijn ders verschoof. Frank verfoeide het vooruitzicht als een jonger kind behandeld te worden. De heer en mevrouw S. vertelden hem voorzichtig wat ze wachtten. Hij zou iedere avond twee uur aan zijn huiswerk moeten besteden; hij moest zijn bed opmaken en zijn kamer netjes houden. Hij zou zich voor de kerk netjes moeten kleden en naar de preek moeten luisteren (hij las vaak pockets tijdens de dienst); hij zou zijn haar moeten kammen en moeten douchen na het trainen. De heer en mevrouw S. legden er echter de nadruk op dat hun belangrijkste merk was dat hij zijn huiswerk goed zou maken en zich zou meren om zijn proefwerken en rapporten. De therapeut raadde de heer en mevrouw S. aan flink wat tijd samen door te brengen om dus beter tegen de komende gebeurtenissen opgewassen te zijn. Het zou een hele belasting zijn een jongeman in huis te hebben die maar niet volwassen wilde worden; die zich de ene dag als een kind van tien en de andere dag als iemand van zestien gedroeg. Ze vonden dat ook en besloten om samen uit te gaan. Als Frank zich op het ment van het uitje als een jonger kind zou gedragen, zouden ze een oppas nemen. De therapeut waarschuwde hen ook dat ze niet in warring moesten raken bij plotselinge, onverwachte groeispurts. In dergelijke gevallen, legde de therapeut uit, konden kinderen plots heel snel volwassen worden en de ouders konden zich maar beter op

Het therapeutisch gebruiken van problemen 127 alles voorbereiden. Twee weken later werd gemeld dat de jongen enige melingen vertoonde. Zijn ‘jongste’ leeftijd was dertien jaar en hij leek te stabiliseren op zestien jaar. De therapeut zei dat dit misschien leen maar een groeistuip was en dat de tijd zou leren of hij inderdaad rijp was om ouder te worden. Vanaf dat moment kon de therapeut onderhandelen over bepaalde leeftijdsgebonden voorrechten voor de jongen, zonder de ouders – die zich altijd zeer beschermend hadden opgesteld tegenover Frank – in verlegenheid te brengen. Ze hadden hem altijd als een jonger kind behandeld. Met begeleiding van de therapeut en medewerking van Frank waren zij in staat hem als een zestienjarige te behandelen. Frank ging regelmatig douchen en terde zowel zijn uiterlijk als de verhouding met zijn vader. Deze nadering werd in een aantal gevallen met succes gebruikt, zelfs bij een heel moeilijk, delinquent meisje van twaalf jaar en een enigszins gewelddadig meisje van veertien jaar. De therapeut moet voor het welslagen van de interventie het probleemgedrag van de cliënt ken en het gedrag voorstellen als behorend bij een jonger kind. Het is essentieel dat de therapeut een welwillende houding aanneemt rende de gehele therapie. De ouders worden als erg aardig schouwd, ze helpen hun kind langzamer naar de volwassenheid groeien, terwijl impliciet wordt aangegeven dat het kind op de een of andere manier te veel duwen in de rug kreeg en een trager tempo dig had. De therapeut moet uitleggen dat een kind dat zich jonger gedraagt dan het is, indirect vraagt om behandeld te worden naar zijn daden en niet naar zijn woorden. In het hier beschreven geval werkten de ouders als een team samen om hem te helpen wat mer volwassen te worden. Frank bleek als zijn leeftijdsgenoten handeld te willen worden; dit verlangen werd in de therapie benut. 2-4. Het gebruik van rivaliteit tussen broers en zusjes Onderlinge rivaliteit is een veel voorkomend probleem in een gezin. In de literatuur is weinig geschreven over het gebruik van deze teit om een behandeldoel te bereiken. Het gebruiken van de ge strijd betekent overigens niet dat die strijd wordt aangemoedigd. In het hieronder beschreven voorbeeld bestond de rivaliteit tussen de kinderen al duidelijk voordat de behandeling startte. De therapeut gebruikte de strijd om de verhoudingen in het gezin te verbeteren. Matty, twaalf jaar, werd voor behandeling aangemeld omdat hij altijd zowel tegen zijn zusje Sarah van vijftien als tegen zijn moeder, mevrouw K. liep te schelden. Sinds zijn vierde jaar is hij min of meer regelmatig in behandeling geweest. Zijn laatste therapie was gewijd

128 Dth 2 jaargang 4 mei 1984 aan de verwerking van de scheiding van zijn ouders. Beide kinderen hadden regelmatig contact met hun vader, die een paar straten van het gezin vandaan woonde. Sarah was heel anders dan Matty. Zij droeg zich heel netjes, ze zag er ouder uit dan vijftien jaar en was een uitmuntende leerlinge. Ze was de vertrouwelinge van mevrouw K. en soms wierp ze zich op als verantwoordelijke persoon voor haar broertje. Ze misdroeg zich zelden en was even aardig als hij, Matty, moeilijk was. Ze nam in zijn aanwezigheid altijd een superieure ding aan, wat hem duidelijk woedend maakte. Hij zocht steeds naar middelen om haar belachelijk te maken. Zijn pogingen daartoe lukten meestal en verstevigden juist de relatie van Sarah met moeder. Matty leek hierdoor slechter dan hij in feite was. Matty ging op school net over, ondanks het feit dat hij heel intelligent was. Hij had last van driftbuien, waarbij hij dingen kapot maakte. Hij ging net lang door met provoceren tot er ruzie ontstond. Hij had de gewoonte om alle mogelijke voorwerpen als trommel te gebruiken. Mevrouw K. zei dat ze hem probeerde te corrigeren, maar dit had geen enkel succes. Ze vertelde dat hij zich steeds onverantwoordelijk gedroeg en zelfs een eenvoudig klusje niet zonder toezicht kon voeren. De sfeer in huis was gespannen en onaangenaam. Er vond zelden een normaal gesprek plaats en er was veel geschreeuw. Ze zei dat ze zich chronisch vermoeid en depressief voelde. Mevrouw K. maakte duidelijk dat ze wist dat Matty heus wel beter kon. Hij bood wel eens aan in de huishouding te helpen. Kort geleden speelde hij de hoofdrol in het schooltoneelstuk, Hamiet, en hij bracht het er zeer goed van af. De therapeut vertelde mevrouw K. dat ze een oplossing wist die de zaak zeker zou veranderen. Het enige probleem was dat het wel eens kostbaar zou kunnen zijn. Was de moeder genegen buiten de kosten van de therapie nog geld uit te geven om het schelden en het lende gedrag van haar zoon te veranderen? Ze stemde toe, hoewel ze niet erg veel hoop leek te hebben op enige verandering. De therapeut zei dat ze twee potten moest hebben met op iedere pot de naam van de kinderen. Iedere keer dat Matty iets vervelends zei of deed (ook het trommelen) in aanwezigheid van moeder, moest moeder een dubbeltje in de pot van zijn zus doen. Dat was omdat Sarah dan ten minste wat geld zou verdienen als ze met dergelijke vervelende dingen geconfronteerd werd. Ze moest haar broer op dat moment hartelijk bedanken voor het geld dat zij dank zij hem verdiende. Ook zou ze iedere keer als Sarah iets vervelends deed, een dubbeltje in de pot van Matty doen. Aan het einde van de week zou moeder het de geld aan ieder kind geven. De kinderen zouden het geld aan iets wat ze leuk vonden uitgeven, maar in ieder geval moest het een echte

Het therapeutisch gebruiken van problemen 129 verkwisting zijn. ‘Wie weet’ zei de therapeut, ‘kan je voor je broer/ zus een fantastische lunch verdienen in een fantastisch restaurant, of een flinke hoeveelheid snoeperij.’ Beide kinderen waren geïntrigeerd. Het zusje was blij dat ze voordeel zou hebben van de misdragingen van de jongen. Matty was blij dat moeder nu eindelijk de geniepige dingen die zijn zus hem aandeed, zou opmerken. Op het moment dat de zitting afgesloten werd, had het zusje 40 cent verdiend. Iedere keer dat de jongen iets vervelends zei of deed, bedankte zij haar broer hartelijk. De therapeut raadde moeder aan de volgende morgen naar de bank te gaan om er zeker van te zijn dat ze over voldoende dubbeltjes zou beschikken. Ondanks het feit dat er over Sarahs gedrag geen klachten waren, nam de therapeut aan dat in dergelijke omstandigheden iedere zus wel een middel zou vinden om haar broer uit te dagen, zonder dat de moeder dat wist. Steeds als Matty zich misdroeg, leek Sarah ‘braaf en steeg in moeders gunst. Zij en mevrouw K. beklaagden elkaar over de moeilijkheden die Matty gaf. Deze interventie zou de vocaties van Sarahs kant aan het licht brengen en tevens de (machts) verhoudingen herstellen. Mevrouw K. zou overal boven staan als ‘geldschietster’, terwijl broer en zus gelijk zouden zijn. De therapeut zag hen twee weken later en kreeg een verslag over het ‘geldspel’ dat de kinderen speelden. Moeder was voor het eerst enthousiast. Sarah had de eerste week! 1,30 verdiend en de tweede week f 0,50. Matty had de eerste week f 0.40 en de tweede week f 0,20 verdiend. Mevrouw K. vertelde dat er voor het eerst iets anderde in het gedrag van haar zoon. Ze was heel blij dat de ren aardig waren en dank je wel zeiden. Ze hoefde de jongen niet meer de les te lezen voor al de dingen die haar stoorden, want die kwamen niet meer voor. Ze zei dat ze verbaasd was dat het spel haar zo weinig geld kostte. Daar de zittingen door de zomervakantie lopig niet zouden plaatsvinden, besloot moeder de potjes te ven en door te gaan met het spel als de kinderen met weekend van het zomerkamp thuis zouden zijn. Broer en zus zouden de competitie nooit opgeven. Hun rivaliteit werd gebruikt om moeder er bovenop te helpen en hun gedrag te verbeteren. Referenties Haley, J. (1973), Uncommon Therapy. Norton Company Ine., New York Haley, J. (1976), Problem Solving Therapy. Jossey-Bass Ine., San Francisco Madanes, C. (1981), Strategie Family Therapy. Jossey-Bass lnc., San Fran- cisco

130 Dth 2 jaargang 4 mei 1984 Rossi, E. L. (1980), The Collected Papers Mi/ton H. Erickson, Vol. IV. vington Publishers Ine., New York In sommige van de beschreven gevallen was de auteur de therapeut; in andere gevallen superviseerde de auteur vanachter de de volgende behandelaars: Howard Schulman, Ph. D., Richard G. Whiteside, M. S. W. en Patrick Fleming, M. A.