recencies I 97 and indeed our contributors may find some of Meichenbaum’s ments or suggested argument for therapeutic effects overly simplified. Indeed, considering the elaborate superstructure of theory in the rious procedures described, one may fee! that Meichenbaum has ven short shrift to the subtleties of theory generally. At the same me it can be argued that psychotherapeutic work beginning with choanalysis carried too heavy a burden of elaborate theory that could not be easily reconciled to the actual operations performed by therapists. A boldly simple statement of the type with which we clude this volume puts the burden on the specific imagery therapists to show why the subtleties of their theory are essential to explain the psychological effects of their treatments.’ (p. 37) Dit citaat maakt duidelijk hoe tal van auteurs (met als ste uitzonderingen Shorr en Leuner) hun taak voor deze bundel ben opgevat. Zij zijn zo bezig geweest de door henzelf of hun meesters ontwikkelde imaginatie-procedures theoretisch te digen, dat zij onvoldoende duidelijk maken hoe zij daarmee in de praktijk werken. En met uitzondering van de gedragstherapeuten, ten zij te weinig zien in welk geval zij welke technieken gebruiken. Hoewel de pragmatisch en eclectisch ingestelde lezer op vele plaatsen in dit boek iets van waarde zal aantreffen, stimuleert The Power of Human Imagination over het geheel genomen te weinig de dingskracht van de directieve therapeut. ONNO VAN DER HART HET GEZIN IS HET BESTE EN HET SLECHTSTE DAT EEN MENS HEEFT Salvador Minuchin & Charles Fishman, Family Therapy Techniques. Harvard University Press, London. 303 blz. Prijs: f 9.00. Salvador Minuchins Families and Family Therapy: a Structural proach (verschijnt binnenkort in Nederland onder de titel structuur en therapeutische technieken bij Van Loghum Slaterus) hoort tot de basisliteratuur van bijna alle Nederlandse peuten. Het spreekt vanzelf dat men in hun kring dan ook benieuwd is naar het nieuwe gezinstherapieboek van Minuchin en Fishman. Het boek begint met een waarschuwing zich niet uitsluitend te ver-
I 98 Dth 2 jaargang 3 mei I 98 3 laten op uit een boek geleerde technieken: ‘Gezinstherapietraining zou daarom een manier van leren moeten bieden waarbij men eerst de essentie van de technieken onder de knie krijgt en deze vervolgens vergeet. Dit boek zou men na lezing weg moeten geven of in een geten hoekje laten staan’. In het tweede, het enige hoofdstuk waarin theorie een belangrijke rol speelt, wordt het van Koestler afkomstige begrip ho/on ceerd: ‘Het kerngezin is een ho/on van de uitgebreidere familie, de milie van de gemeenschap, enzovoorts. Ieder geheel omvat het deel en ieder deel bevat weer het “programma” dat opgelegd wordt door het geheel’. Onderscheid wordt dan gemaakt tussen individu-ho/on, partner-ho/on, ouder-ho/on en kinder-holon. Ho/on kan zo in de te teksten het woord sub-systeem vervangen. Wat dit concept voegt aan ons begrip van het functioneren van gezinnen is me echter niet duidelijk geworden; in de volgende hoofdstukken komt men het woord ook nauwelijks meer tegen. Het derde hoofdstuk, Joining, verduidelijkt nog eens de in zinstherapie uitvoeriger beschreven invoegtechnieken als steunen en ’tracking’. De auteurs hechten veel waarde aan het verkrijgen van een stevige leiderschapspositie over het gezin als basis voor de derop in het boek beschreven interventies. Een diagnostisch hoofdstuk onder de wat mistige titel Planning geeft voorbeelden van standaard-gezinsproblemen. Over ‘Out of control-families’ zeggen de schrijvers: ‘Een huis-tiran van drie turven hoog kan alleen dan de overige gezinsleden in grootte overtreffen als ze op de schouders van een volwassenen staat’; een meesterlijke metafoor, vind ik. De hoofdstukken 7 t/m I 7 vormen de kern van het boek. Door del van delen van transcripten van zittingen wordt op heldere en inspirerende wijze de Minuchiaanse gezinstherapiestijl geillustreerd. Het valt op dat Minuchins basisstrategie eruit bestaat de gezinsleden te bewijzen dat ze meer mogelijkheden in zich hebben dan ze altijd dachten. Hij doet dit door nieuwe gedragingen uit te lokken ment’), of spontaan vertoonde betere gedragingen te signaleren en te bekrachtigen. Een mooi voorbeeld betreft de ouder die zich volstrekt machteloos toont ten opzichte van zijn of haar kind( eren). Minuchin haalt uit het gebeuren in de zitting ‘bewijzen’ van ouderlijke tentie en houdt deze het gezin voor. De ouder gaat zich hierdoor minder machteloos voelen en blijkt vervolgens tot effectiever lijk gedrag in staat. Het opblazen van mini-interacties tot gebeurtenissen van sche afmetingen (‘focussing’) en deze vervolgens tot Het Probleem bombarderen lijkt een strategie die hij eveneens veelvuldig gebruikt. Hiermee plaatst hij het door het gezin naar voren gebrachte pro-
recencies I 99 bleem in een volstrekt onverwacht (relationeel) daglicht. In het hoofdstuk Intensity geven de auteurs antwoord op de vraag hoe de therapeut zijn of haar interventies zó kan brengen dat ze bij het gezin aanslaan. Ter sprake komen de technieken: herhaling van identieke categorische uitspraken, herhaling van telkens dezelfde teractierondes en verlenging of verkorting van de tijdsduur van paalde interacties in de zitting. Een ijzeren uithoudingsvermogen en groot geloof in eigen overtuigingskracht lijken mij een voorwaarde bij het uitvoeren van deze ingrepen. ‘U bent de buikspreekster en zij is de pop’ (tegen een moeder die voortdurend voor de dochter spreekt) is een mooi voorbeeld van het soort cognitieve interventies dat de auteurs gebruiken om ongewenste interacties binnen subsystemen aan het gezin voor te houden. Ze zijn te vinden in het hoofdstuk Boundaries, dat tevens voorbeelden geeft van instructies voor verandering van lichaamshouding en afstand van gezinsleden ten opzichte van elkaar. Zoals: ‘Draait U Uw stoel een beetje, zodat U haar wat makkelijker kunt zien … en U ook mevr. K.’ De ‘unbalancing’ -technieken die vervolgens aan de orde komen ken me moeilijker dan alle tot dusver in het boek genoemde ties. De schrijvers waarschuwen ons voor de hier klaar liggende kuilen. De essentie bij dit soort technieken is dat de therapeut zich tijdelijk aan de kant schaart van één gezinslid. Voorbeelden worden gegeven van de manier waarop de zijde van een gezinslid gekozen wordt dat ‘onderligt’, het negeren van een gezinslid en van het gaan van coalities tégen een gezinslid. Een mooi voorbeeld vind ik het maken van de volgende opmerking tegen een vader die zich niet zo sterk bij het gezin betrokken toont: ‘U lijkt me de centrale figuur in dit gezin, van U hangt alles ar. De interventies zijn vaak bedoeld om de hiërarchie binnen een subsysteem te veranderen; in dit beeld gaat het erom de invloed van de vader te laten toenemen nen het ouder-subsysteem, en die van de moeder kleiner te maken. De hoofdstukken Complementarity, Realities en Constructions gaan vooral over technieken die de door het gezin aan de therapeut drongen interpunctie van de gebeurtenissen moeten wijzigen. chin gaat daarbij recht op de man of vrouw af en houdt net zo lang vol tot het gezin ‘om gaat’ en een of andere vorm van relationele schrijving van het probleem overneemt. Twee voorbeelden van het uitdagen van de heersende interpunctie: (1) Vader: ‘Ik ben zo somber.’ Th.: ‘Maakt Pat (de echtgenote) U somber?’ (2) Vader: ‘Ik ben het probleem hier.’ Th.: ‘Daar zou ik niet zo zeker van zijn als ik U was.’ Minuchin maakt binnen het kader van deze strategieën vaak ge-
200 Dth 2 jaargang 3 mei 1983 bruik van uitspraken die hun effect ontlenen aan het feit dat ze op autoriteit (deskundigheid) of Algemene Waarheden zijn gebaseerd. Zijn strategie lijkt in dit opzicht op de benadering van Selvini zoli. Ook allerlei metaforen, aansluitend bij de leefwereld van een zin, kunnen bruikbaar zijn bij het veranderen van de heersende zinsinterpunctie. Tegen een dominee die z’n adolescente dochters niet in de hand kon houden: ‘Volgens mij moet U een moeilijke relatie hebben met God, want U begrijpt niet dat Hij de gezagsverhouding binnen het gezin geschapen heeft. Ouder en kind hebben elk een gen plaats toegewezen gekregen.’ De auteurs hebben kennelijk geen moeite met het hanteren van normen en waarden als middel om hun gezinnen te beïnvloeden. Minder van hun gelijk overtuigde collega’s zullen dergelijke uitspraken nauwelijks over hun lippen kunnen gen, denk ik. Het door Peggy Papp geschreven hoofdstuk Paradoxes lijkt me een goede aanvulling op de voorgaande hoofdstukken, waarin de vers de indruk wekken vrijwel uitsluitend met rechtstreekse gieën te werken. Deze aanvulling lijkt me vooral nuttig voor hen die niet via andere literatuur op de hoogte zijn van het gebruik van doxale benaderingen en andere indirecte technieken. Nadat het de lezer inmiddels duidelijk is geworden dat Minuchin en Fishman niet gebukt gaan onder de moderne twijfels over de waarde van het gezin als hoeksteen van de maatschappij, wordt in het hoofdstuk Strengths ook openlijk van leer getrokken tegen nald Laing, Susan Sontag en andere verguizers van Het Gezin. nuanceerder luidt het standpunt van de schrijvers tenslotte: ‘Het zin is het beste en het slechtste dat een mens heeft’, en dat is een uitspraak waar ik me wel mee kan verenigen. Over het boek als geheel tenslotte het volgende. Vooral bij een ste beschouwing lijkt het onoverzichtelijk geredigeerd. Het laat zich eerder lezen als een verzameling losse artikelen dan als een handboek voor gezinstherapie. Ik beschouw het als een inspirerend boek voor de niet geheel onervaren gezinstherapeut, die bovendien voldoende op de hoogte is van de algemene systeemtheorie. Een boek om tussen het werken door af en toe een hoofdstuk uit te lezen en te herlezen, bij voorkeur naar aanleiding van een concreet en actueel tisch vraagstuk. LOUK VAN DER POST, psychiater JPD St. ‘Singel 50’, Amsterdam.