Jaargang 5 (1985)

184 Dth 2 jaargang 5 mei 1985 bij het doen van follow-up onderzoek, welke rollen kunnen therapeut en onderzoeker spelen in een evaluatie-onderzoek. Allerlei denkbare, maar ook nooit vermoede, methodologische struikelblokken komen in het boek aan bod. Schagen fungeert hierbij als het model van een kritische lezer: bij zijn analyses van de onderzoeksliteratuur toont hij een opmerkelijk talent voor het ’tussen de regels doorlezen’ en legt daardoor vaak de vinger op ogenschijnlijk onbelangrijke routines en impliciete beslissingen, die een onderzoeksresultaat echter belangrijk kunnen beïnvloeden. Door het vele illustratiemateriaal biedt het boek ook een overzicht van de voornaamste literatuur op het gebied van psychotherapie-effect-onderzoek, sinds Eysenck (’52) de knuppel in het hoenderhok gooide (de literatuurlijst omvat 15 pag.). Schagen toont met zijn boek overtuigend aan dat de vraag naar het effect van de psychotherapie onmogelijk naar tevredenheid beantwoord kan worden. MARIAN VAN POELJE psychologe, RIAGG z/Nw, Amsterdam L. Beutler, Eclectic Psychotherapy: a Systematic Approach. New York Pergamon Press, I983. Eclecticisme is in. Er zijn echter zeer verscheiden definities van het woord te geven. Beutler ziet eclecticisme vooral als een lingsprobleem. De vraag is hoe kan men voor deze patiënt met dit probleem uit de reeks van psychotherapieën en methoden de gepaste therapie kiezen en de gepaste therapeut. Dit boek is een bijzonder interessant geheel waaruit op elke zijde wat te leren valt, meer misschien voor de theoreticus dan voor de prakticus in de psychotherapie. Beutler ontwerpt een systematiek van de psychotherapieën: (I) de psychoanalytische therapie; (2) van-Adleriaans, (3) experiëntiële/gestalt, (4) cognitieve therapie en (5) de gedragstherapie en ook een indeling van de psychotherapeutische methoden over de verschillende scholen heen. (1) het vergroten van inzicht, (2) het bevorderen van gevoelsmatig bewustzijn, (3) het gericht zijn op gevoelsmatige escalatie, (4) het gericht zijn op gevoelsreductie, (5) het bereiken van perceptuele verandering. Beutler probeert nu vanuit een drievoudig criterium de gepaste therapie en methode af te leiden, rekening houdend met (I) de complexiteit van het symptoom (mono-complex),

recensies 185 (2) de gevoeligheid (reactantie) van de cliënt voor een dreigend verlies van vrijheid, (3) een meer interne of meer externe dominante coping stijl. Zo zal een monosymptomatische, laag reactante en de patiënt beter directief aangepakt worden met token-economy of overte behavioral controle. De kern van zijn boek is wel dit indicatiestellingsschema. Het wordt echter relatief kort behandeld ( 132-138). De klinische ties die worden gegeven zijn slechts anekdotisch en voeren weinig wijskracht aan voor Beutlers’ model. Beutler, die zo goed thuis is in het positief-wetenschappelijk psychotherapieonderzoek draagt weinig materiaal aan vanuit die hoek. De auteur wijdt verder nog aandacht aan de gepaste paring van cliënt en therapeut. Hij brengt interessante ideeën over pie als overtuigingsproces. Tevens benadrukt hij het belang van de samenwerking tussen cliënt en therapeut en het formuleren van het therapiedoel. Toch is het boek toch vooral vanuit de hoek van de langere belevingstherapie geschreven. Ik zou onder eclecticisme ook willen verstaan de combinatie van verschillende methoden in de loop van één therapie ofwel het op maat snijden van de therapie en haar verloop in functie van één paald probleem. Beutler wijdt geen aandacht aan deze noodzaak van het aanpassen van de therapeutische strategie aan elke fase van een psychotherapie in de evolutie van het probleem. Hij wil in het begin van de therapie eens en voorgoed een keuze maken. We vinden hem te weinig probleemgericht en beperkt, hoewel hij herhaaldelijk stelt dat de belangrijkste veranderingen binnen de IO à 15 sessies ren, vertoont hij toch een voorkeur voor het ingaan op de ‘diepere’ structuur. Een eclecticisme dat zou uitgaan van de aard van het bleem en de evolutie ervan wordt bij Beutler in de zeer brede rieën weer vervaagd. Het grootste tekort van dit boek is evenwel de afwezigheid van de systeem- of interactietherapieën in Beutlers’ systematiek. Dit boek is dus vooral aanbevolen aan diegenen die over therapie reflecteren, hoewel de prakticus er ook wat zal aan ben. A. V ANSTEENWEGEN E. S. Paykel (Ed.), Handbook of Affective Disorders. burgh, Churchill Livingstone, 1982. 475 blz. Dit bijzonder waardevolle boek is een geslaagde poging om een vrij