Jaargang 2 (1982)

recensies DE WONDERBAARLIJKE VERTELLINGEN VAN ELF GEZINSTHERAPEUTEN De praktijk van de gezinstherapie, onder redactie van Peggy Papp. Met een ten geleide van Onno van der Hart. Vertaald door Ellen Heeres-Nagel. Uitg. Van Loghum Slaterus, venter, 1981; 280 blz., prijs/ 41,75. Hoe verschillend gezinstherapeuten kunnen denken en handelen wordt in ieder geval duidelijk bij het lezen van De praktijk van de zinstherapie. In dit boek laten elf gezinstherapeuten zien hoe zij, elk op zijn of haar manier, met een gezin werken en wat zij daarbij ken. Onder hen bevinden zich een aantal zeer bekenden, zoals Carl Whitaker, John Weakland, James Framo en Peggy Papp. Peggy Papp, de redacteur van dit boek, beoogde juist die cessen van de therapeut te belichten die betrekking hebben op de keuze voor een specifieke aanpak van de gezinsproblemen, de rijke interventies, en de impasses in de Joop van de behandeling. Ook wilde zij de auteurs laten weergeven wat er in hun behandeling fout ging en waardoor dat kwam, terwijl natuurlijk ook het resultaat van de behandeling vermeld diende te worden. In het hoofdstuk van Peggy Papp zelf worden dergelijke processen naar mijn idee verreweg het best beschreven. Peggy Papp is zaam bij het Ackerman Institute for Family Therapy in New York. Binnen dit Instituut is zij verbonden aan het Brief Strategie Therapy Project, waarin geëxperimenteerd wordt met diverse tische benaderingen voor het behandelen van gezinnen met een kind als de ‘aangemelde patiënt’. In haar hoofdstuk beschrijft Papp zo’n behandeling van zitting tot zitting. Zij zelf is in dit geval de te, terwijl haar collega’s (‘het team’) haar achter de doorkijkspiegel bijstaan. Papp formuleert eerst beknopt en overzichtelijk het theoretische kader van waaruit zij werkt. Zij gaat uit van de systeembenadering, waarin het gezin als een eenheid wordt beschouwd en het probleem van één gezinslid als een boodschap over het functioneren van het hele gezin. Het gezin wordt opgevat als een zelfregulerend systeem en het symptoom van de ‘patiënt’ heeft een belangrijke functie voor dat systeem. Aan de manier waarop Papp deze functie in de praktijk onder woorden brengt is de invloed merkbaar van Selvini Palazzoli en haar collega’s in Milaan. Zoals in de gevalsbeschrijving naar voren komt, speelt ook bij Papp het zoeken naar de beste manier om met

Recensies 269 de weerstand van een bepaald gezinssysteem om te gaan een centrale rol. We vinden hierbij diverse vormen van positief etiketteren. tengewoon leerzaam is Papps weergave van de manier waarop zij in de loop van de behandeling van de steun van haar collega’s achter de spiegel gebruik maakt om haar interventiemogelijkheden te men en niet al te zeer betrokken te raken.bij het gezinssysteem. In dit boek komen ook gezinstherapeuten aan het woord, die hun werk niet zo duidelijk baseren op de systeem- en rie als Papp (en Weakland en Fisch van het Mental Research te te Palo Alto). Aponte en Walten beschrijven elk een Minuchiaanse, structurele gezinstherapie, die uiteraard veel verwantschap met de systeemtherapieën vertoont. Chris Beels beschrijft de behandeling van de man wiens symptomatisch gedrag hij als een individueel trapsychisch probleem ziet. De echtgenote wordt als een extra bron bij de behandeling van dit individuele probleem betrokken. Bij Keith en Whitaker is uiteraard sprake van Whitakers experimentiële benadering, waarin ook de respectieve leden van de gezinnen van herkomst bij de behandeling betrokken worden. Afhankelijk van eigen voorkeur en achtergrond zal de lezer meer aangesproken worden door de ene dan door de andere therapeut, die in dit boek aan het woord is. Ook al voel ik mij persoonlijk het meest thuis bij de benadering die door Papp beschreven werd, ik vond het toch ook belangrijk te lezen hoe anders georiënteerde therapeuten zinnen behandelen. Een bezwaar van diverse hoofdstukken is overigens wel dat de theoretische visie van de betreffende therapeut niet expliciet vermeld wordt. Vaak is het dan gissen naar de ideeën en overwegingen die ten grondslag liggen aan de verschillende benaderingen en interventies. Sommige hoofdstukken vind ik ook langdradig en niet alleen omdat er dan, zoals bij Pittman, een jarenlange behandeling beschreven wordt. Weakland en Framo zijn auteurs die heel helder over hun visie schrijven. Onno van der Hart schreef de Inleiding bij het boek. Hij gebruikt hierin het begrip ‘afstand’ om iets te zeggen over de relatie die de rapeut met het gezin aangaat. Met dit begrip in het achterhoofd vind ik De praktijk van de gezinstherapie een boeiend boek. Duidelijk wordt hoe bepaalde therapeuten -Alger, Pittman, Beels – nauwelijks afstand tot het gezin bewaren: zij zijn tegelijk dokter, raadgever, vriend, al naar gelang de wensen van de gezinsleden. Het lijkt erop, dat zij soms door die te geringe afstand niet meer effectief kunnen handelen. Anderen bewaren een veel grotere afstand. Het begin van Weaklands therapie laat het gevaar van een te grote afstand zien: hij verloor daardoor bijna het contact met het gezin. Whitaker is een the-

270 Dth 3 jaargang 2 augustus 1982 rapeut die een intens persoonlijk contact met de individuele den aangaat. De aanwezigheid van een co-therapeut heeft voor hem de functie om na zo’n intens contact weer op meer afstand te komen. Papp beschrijft de manier waarop collega’s achter de doorkijkspiegel de therapeut helpen om op een optimale afstand te blijven. komstig de werkwijze van het team in Milaan vindt gedurende en na de zitting overleg plaats tussen therapeuten en collega’s, die met kaar de te volgen stappen bedenken. Overigens is het de vraag of er gesproken kan worden over de male’ afstand. Wat optimaal is kan per fase van de therapie en, meer nog, per therapeut verschillen. Dit blijkt ook bij het lezen van dit boek, waarin de persoon van de therapeut zo duidelijk naar voren komt. De ene persoonlijkheid is boeiender dan de andere en het ene verhaal is meer de moeite waard dan het andere. SUZETTE BOON-LANGELAAN, psycholoog SJP Dercksen Centrum Amsterdam BEHAVIORISTISCHE RELATIETHERAPIE Neil. S. Jacobson en Gayla Margolin, Marital Therapy. tegies based on social learning and behavior exchange principles. Brunner/Mazel. New York 1979; 415 pag. Prijs:$ 17,50. In de behavioristische gezinstherapie, waarin Patterson de rijkste figuur was, ging het lange tijd alleen om het veranderen van het ‘afwijkende gedrag’ van de aangemelde patiënt. De andere gezinsleden werden op operante conditionering gebaseerde ken geleerd om dat gedrag te ‘verbeteren’. In de loop der tijd werd binnen deze stroming meer aandacht besteed aan de nen tussen alle gezinsleden en de focus werd vooral gericht op de interacties tussen beide ouders. Men ontdekte dat elk van hen gedrag kon vertonen, dat afweek van wat de ander wenselijk achtte. Wilde de therapeut hen helpen dergelijke gedragingen te veranderen, dan was hiervoor de medewerking van beide partners nodig. Zij moesten bereid zijn om het gedrag dat zij bij de ander wenselijk vonden te krachtigen. Zo ontstond een relatietherapie die gebaseerd was op operante conditionering, met als belangrijke techniek het afsluiten van ‘voor wat, hoort wat’-contracten (gedragscontracten). Deze door R. B. Stuart in l 969 geïntroduceerde benadering is in de loop der tijd uitgebreid met het trainen van partners in den als het leren oplossen van problemen en het leren onderhandelen.