Jaargang 4 (1984)

recenszes Irving R. Stuart & Lawrence Edwin Abt, (eds.) Children of Separation and Divorce. Management and Treatment. Van Rostrand Reinhold Company, New York & London, 1981, 365 blz. In hun woord vooraf schrijven de redacteuren dat dit boek een vulling is op een in 1972 geschreven uitgave, maar dat beide edities onafhankelijk van elkaar gelezen kunnen worden. In deze uitgave willen zij vooral aandacht geven aan de behandeling en aanpak van problemen ( 11 van de 15 hoofdstukken) die zich tijdens of na scheidingen waar kinderen bij betrokken zijn kunnen voordoen. De eerste uitgave ging meer om een beschrijving van die problemen. Uitgaande van deze aankondiging heb ik veel bezwaar tegen de menstelling van dit boek. Ten eerste valt me op dat veel onderwerpen niet behandeld worden. Ik denk aan de aanpak van situaties waarin ouders tot niets dan vechten of procederen om hun kind( eren) bereid lijken; en in verband hiermee aan samenwerkingsvormen tussen rechtbanken, raden voor kinderbescherming en de AGGZ. De tie zou in hoofdstuk 1 1 behandeld worden, maar blijkt over ling op basis van de systeemtheorie te gaan. Er wordt geen poging gedaan om een onderscheid te maken tus:ven enerzijds echtscheiding als maatschappelijk verschijnsel en de gevolgen ervan en anderzijds echtscheiding in gezinnen waar meer aan de hand is dan een echtpaar dat uit elkaar wil gaan. In hoofdstuk 3 over de man als alleenstaande ouder, (dit hoofdstuk gaat niet over de behandeling maar over chodynamiek) ontbreekt mijns inziens een bespreking van het staande ouderschap in het algemeen. Mijn tweede bezwaar is, dat de auteurs nauwelijks van elkaar ken te weten wat ze schrijven. Er komen geen verwijzingen over en weer in het boek voor. In hoofdstuk 7 over de rol die de school kan spelen wordt eerst de reactie van kinderen in verschillende sen beschreven, een onderwerp dat ook al in het speciaal daarover gaande hoofdstuk 2 staat. Voorts zijn er drie hoofdstukken (11, 13 en 14) over op systeemtheorie gebaseerde behandeling. Mijn derde bezwaar tegen de samenstelling is, dat er veel stukken (mijns inziens 6 van de 15) niet echt bij het onderwerp deren en echtscheiding thuishoren. Uithuisplaatsingen, in hoofdstuk 5 beschreven, zijn weleens noodzakelijk na echtscheidingen, maar dan toch alleen in die gevallen waar de kwaliteit van beide ouders als opvoeders ver beneden de maat is of de strijd tussen beide ouders vernietigend. De vraag wanneer uithuisplaatsing is geïndiceerd, komt in het hoofdstuk niet voor.

recensies 283 Hoofdstuk 7 over de rol van de school, zou beter in de context van de rol van de leerkrachten bij de hulp aan kinderen met problemen of probleemsituaties in het algemeen behandeld kunnen worden. De 27 pagina’s die de schrijfster hier gebruikt zijn wel voldoende om duidelijk te maken dat het zinnig is om de school in te schakelen, maar niet om aan te geven hoe de leerkrachten gemotiveerd kunnen worden om mee te doen aan haar projecten. Voorgaande opmerkingen gaan ook op voor de, overigens rijke onderwerpen: kinderen van homoseksuele ouders (hoofdstuk 8); kinderen van wie een ouder in de gevangenis verblijft (hoofdstuk 9); zwangerschap bij de adolescent (bedoeld wordt jonger dan r8 jaar) levend in een gezin, dat uiteen gevallen is (hoofdstuk ro); en de niet organische groeistoornissen (hoofdstuk r 2 ). Voor zover in het voorgaande niet beschreven zal ik het boek nu in het kort per hoofdstuk doornemen. In hoofdstuk r zijn de juridische aspecten van voogdij en gangsregeling in de Verenigde Staten besproken. Het begint met een historisch overzicht, waarin duidelijk wordt gemaakt dat de sprekendheid, waarmee de moeder tot voor kort de voogdij zen kreeg, van de laatste roo jaar is. Daarvoor werd het kind altijd aan de vader toegewezen. De schrijvers van dit hoofdstuk geven delijke voorkeur aan een door beide ouders gedeelde voogdij (joint custody). Het onderwerp gedeelde voogdij wordt in hoofdstuk 6 sproken door een vader van twee zonen, die er een groot voorstander van is. Het houdt in dat de beide ouders de voogdij in juridische zin behouden. Hij stelt, dat er door toewijzing van de voogdij aan één ouder, omdat zulks volgens de wet nu eenmaal moet, gemakkelijk een escalerende strijd kan ontstaan, en dat onder die strijd om de voogdij, de verdere opvoeding van de kinderen vaker in der minne geregeld kan worden. Hoe de gedeelde voogdij in de praktijk gaat wordt jammer genoeg niet uitgewerkt. Hoofdstuk 2 gaat over de reactie van kinderen in verschillende leeftijdsfasen op echtscheiding van hun ouders. De schrijfster teert getallen uit een onderzoek, waaruit blijkt dat echtscheidingen, waarbij kinderen betrokken zijn, veel vaker aanleiding geven tot cederen, dan wanneer ze er niet bij betrokken zijn. Van de laatste groep procedeerde 5%, van de eerste 52%. Het is niet duidelijk of conflicten bij de 52% ontstaan zijn, omdat de voogdij nu eenmaal aan één der ouders toegewezen moet worden. Hoofdstuk 4 begint met een beschrijving van de psychologische tekenis van het ouderschap. Schrijver noemt het gevoel van macht, van competentie en van volwassenheid, dat mensen aan het ouder-

284 Dth 3 jaargang 4 augustus 1984 schap kunnen ontlenen. Bij verlies van de voogdij speelt het verlies van het ouder-zijn in psychologische zin een grote rol naast het crete verlies van het kind. In de hoofdstukken II, 13 en 14 over behandeling vanuit een teemtheoretische visie, staan levendige gevalsbeschrijvingen. In hoofdstukken l 3 en 14 worden veel voorkomende mythes besproken: de slechte stiefmoeder; de perfecte (tweede) echtgenoot; het perfecte nieuwe gezin en de geïdealiseerde afwezige ouder. Verdere thema’s zoals: het buitensluiten van het geparentificeerde kind (de hulpouder na de echtscheiding) wanneer de ouder-voogd hertrouwt; de dood-gezwegen ouder-niet-voogd, waar geen contact meer mee is, blijft toch zijn/haar invloed houden. Hoofdstuk 15 gaat over een onderzoek betreffende mogelijkheden en moeilijkheden bij de omgang tussen het kind en de voogd. Conclusie Degene die zich op grond van de titel denkt te kunnen oriënteren op het thema ‘kinderen van wie ouders gescheiden zijn’, komt bedrogen uit. Aan de ene kant worden nogal wat onderwerpen niet behandeld, aan de andere kant gaat één derde van het boek over andere werpen die mijns inziens geforceerd onder de noemer echtscheiding worden gebracht. Wanneer men het boek opvat als een bundel stellen over kinderen van wie ouders gescheiden zijn en andere werpen, kan de geïnteresseerde overwegen het boek aan te schaffen. Voor mij zelf zou de gedachte een rol spelen, goed om ook iets te lezen over in de algemene kinderpraktijk minder vaak voorkomende onderwerpen als kinderen en homoseksuele ouders of kinderen van wie een ouder in de gevangenis zit. P. F. BRlËT SJP Dercksen Centrum Amsterdam Frank Farrelly en Jeffrey Brandsma, Provocative Therapy. Meta Publications, Ine., Cupertino, California 95014, 1974/1980. 191 blz. ISBN: 0-916990-03-6. Prijs: f 42,20 Provocative Therapy provoceert bij de lezer dezelfde affectieve ties die deze therapievorm ook bij cliënten wil oproepen. Ik heb ten-