Jaargang 11 (1991)

recensies 79 schappelijke opleidingen eerder als een vertrekpunt zou moeten dienen tot verdieping in de relevante onderzoeksliteratuur. PETER PAUL MERSCH Vakgroep Geestelijke Gezondheidskunde, R u Limburg Netwerkstrategieën H. M. J. Baars, J. T. F. Uffing & G. F. H. M. Dekker (1990). Sociale netwerkstrategieën in de sociale psychiatrie; een leiding voor de geestelijke gezondheidszorg. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. 122blz.,f39,95. Dit is het eerste Nederlandstalige boek over sociale gieën. Een dergelijk boek is in principe altijd welkom omdat er wieso weinig geschreven is over de werkwijzen en het optreden van hulpverleners in de sociale psychiatrie. De auteurs zien het sociale netwerk als een belangrijke bron van hulp voor mensen die in blemen zijn geraakt. Hoe slechter de kwaliteit van het sociale werk, hoe meer mensen op zichzelf en op hulpverleners zijn zen. ‘De aanpak van het sociale netwerk die in dit boek wordt voorgesteld, veronderstelt primair dat het sociale netwerk zelf wordt aangesproken zich te organiseren tot een vitaal sociaal milieu, door cliënten weer op andere mensen aangewezen raken in plaats van op zichzelf en op de hulpverlening’ (p. 11 ). De auteurs ven de uitgangspunten en de werkwijze van de pioniers op het gebied van de sociale netwerkstrategie (Speek, Attneave en Rueveni). Vele aspecten van een sociaal netwerk worden beschreven: netwerkzones (persoonlijk, nominaal en extensief netwerk), structurele kenmerken (omvang, variatie, dichtheid en bereikbaarheid) en functionele merken (de auteurs spreken hier van vier ‘compartimenten’; fectieve behoefte, behoefte aan aansluiting, materiële behoeften en de behoefte aan sociale zekerheid). Vervolgens behandelen de auteurs de analyse van al deze aspecten en de ‘opbouw van een structuur’. Het lezen van het boek draaide op een teleurstelling uit. Het ciaal netwerk wordt zeer geïsoleerd behandeld. Dit is min of meer een bewuste keus van de auteurs: ‘De keuze voor een sociale werk-aanpak is er bovendien een, waarin niet een individuele en/of

80 Dth r jaargang r 1 februari r991 gezinsgebonden pathologie voorop staat’ (p. 21). Deze formulering is echter een eufemisme, want ‘niet voorop staan’ is wat anders dan helemaal weglaten. De recente aandacht voor de belasting voor familieleden van psychiatrische patiënten (vgl. Schene, 1986) verdient toch wel aandacht in een ‘omvattend werk over de sociale strategieën’ (p. 13). Ook in het vermijden van individuele heidstekorten en individuele competenties (van cliënten) gaan de auteurs erg ver. Het gaat mij ook niet om die individuele stoornissen of gedragsafwijkingen op zichzelf, maar om de consequenties hiervan voor de sociale netwerkbenadering. De auteurs komen nu niet verder dan het waarschuwen tegen ‘individualisering en uitstoting’ (p. 50). Bespreking van een verwant concept als ‘sociale steun’ zou eigenlijk ook niet mogen ontbreken (vgl. Van Dam-Baggen, 1989). De meer praktische wenken en richtlijnen zijn niet erg leerd uitgewerkt. De auteurs geven duidelijk aan waar het naartoe moet met de analyse van het sociaal netwerk, maar de weg waarlangs is erg summier beschreven. De grafische weergave van alle aspecten van het netwerk is evenwel erg geslaagd en zeer geschikt om met de betrokkenen te bespreken. De gesprekstechnische vaardigheid die noodzakelijk is om het sociale netwerk in kaart te brengen, wordt echter stiefmoederlijk behandeld (p. 67 e.v.) De auteurs zijn hierin weinig moeilijkheden tegengekomen. ‘Het is onze ervaring dat de cliënt gemakkelijk thuis raakt in termen en doel van de sociale werk-analyse’ (p. 67). Geldt dit ook voor de minder welbespraakte en minder geletterde cliëntele van de sociale psychiatrie? De auteurs stellen voor om de analyse uit te voeren door te informeren naar de netwerkleden, bijvoorbeeld: ‘Heeft u een partner?’ Nadien komen functionele aspecten aan de orde, zoals de vraag in hoeverre werkleden voorzien in de verschillende behoeften (affectieve ten, behoefte aan aansluiting, materiële behoeften en behoefte aan sociale zekerheid). Js het niet simpeler deze procedure om te Dus eerst vragen zoals: ‘Met wie maakt u wel eens een praatje? Met wie gaat u wel eens naar de bioscoop? Van wie leent u wel eens iets? Wie leent wel eens iets van u?’ (vgl. Van Sonderen et al., 1990 voor een overzicht van de verschillende methoden om een netwerk in kaart te brengen). Ik wil niet betogen dat een dergelijke werkwijze altijd beter is, maar een handleiding moet mijns inziens dergelijke alternatieven bevatten. Overigens maken de auteurs wel melding van een vragenlijst die zich richt op behoeftevervulling (p. 61) en stellen zelfs dat die lijst wel door hen gebruikt wordt, maar ze nemen de lijst niet op in het boek. ‘Ze zijn niet primair ontworpen om de structuur in zijn geheel in kaart te brengen, en sluiten dus niet aan op de sociale netwerkstrategieën’, aldus de curieuze redenering van de

recensies 8 r auteurs. Moet iets ontworpen zijn om het geheel in kaart te brengen om het te kunnen gebruiken? Tot zover enkele inhoudelijke punten van bespreking. Hoewel het boek ruim voorzien is van voorbeelden en zelfs van enkele uitgebreide casuïstiekbeschrijvingen, leest het niet prettig. Jammer genoeg is het in een moeizame stijl geschreven. Enkele beelden: ‘In het sociale netwerkconcept is een cliënt(-systeem) deel en organisatiepunt in een brede maatschappelijke context, van al die andere mensen met wie levensnoodzakelijk zekere duurzame banden worden onderhouden’ (p. 21). ‘Mensen concretiseren dit gebied van sociale omstandigheden, het eigen directe sociale milieu, aan andere mensen’ (p. 56). ‘Het gaat onder andere om een actieve ondersteuning bij het ontsluiten van gedachten en gevoelens, de uitwisseling van inzichten en de concretisering van voornemens tot handelen in het netwerk’ (p. 100). Samenvattend: Het boek moet meer als inleiding dan als ding worden gezien. Het boek is de enige in zijn soort en in die zin bevat het wetenswaardigheden en richtlijnen voor hulpverleners die interesse hebben voor sociale netwerkstrategieën. De stijl moet dan maar voor lief worden genomen. Het is te hopen dat het boek een nieuwe druk mag beleven die herzien en vermeerderd is. HENRlE HENSELMANS Hoofd case management R No, Rotterdam Referenties Dam-Baggen, R. van (1989). Sociale steun of het belang van de omgeving in een ander perspectief. Gedragstherapie, 22, 37-51. Schene, A. (1986) Thuis bezorgd. Een literatuurànderzoek naar het verschijnsel ‘harden on the famifr’. NcGv-reeks nr. 90. Utrecht: NcGv. Sonderen. E. van. Ormel. J .. Brilman, E. & Linden van den Heuvell, C. van ( 1990 ). Personal network delineation: A comparison of the exchange, affective, affective and role-relation approach. In: C. P. M. Knipscher & T. C. Antonucci (eds.) Social network research suhstansic issues and thodological questions (p. 101-121). Amsterdam/Lisse: Swets & Zeitlinger.