re eens zes F. A. Albersnagel, P. M.G. Emmelkamp & R. H. van den Hoofdakker (red.), Depressie: theorie, diagnostiek en ling. Van Loghum Slaterus, Deventer; 291 blz.; prijs:f 55,-. Depressie bestaat uit drie delen. In deel 1 worden classificatie, nostiek en taxatie besproken, deel 2 is gewijd aan theorieën over het ontstaan en voortduren van depressies, in deel 3 wordt aangegeven hoe depressies behandeld moeten worden. Het deel over de ling is het meest omvangrijk (ongeveer 1 30 bladzijden), de delen 1 en 2 omvatten beide ongeveer 70 bladzijden. Het aantal bladzijden dat aan biologische theorieën en behandelingen gegeven wordt is geveer de helft van het aantal dat aan psychologische denkbeelden en interventies wordt gewijd. Titel en subtitel kunnen de indruk geven dat Depressie een vattend overzicht biedt van alle soorten benaderingen van alle ten gedeprimeerdheid. maar die indruk is niet juist. Nuchtere chologische benaderingen, die hun legitimatie zoeken in zorgvuldig gecontroleerd onderzoek, zijn sterk vertegenwoordigd; in rende, intuïtieve en/of speculatieve benaderingen lijkt de redactie minder vertrouwen te hebben. Voor de psychoanalytische zienswijze bijvoorbeeld is helemaal geen plaats ingeruimd. De blemen die aangetroffen worden bij tobberige naturen en de personen worden uitvoeriger belicht dan de ‘grote’ psychiatrische aandoeningen, zoals melancholieën en schizoaffectieve stoornissen. De aan psychologische aspecten gewijde hoofdstukken bevatten veel direct bruikbare inlichtingen; de hoofdstukken over de sche aspecten zijn meer bespiegelend, relativerend, aarzelend zelfs, waardoor het de weinig ervaren lezer misschien ontgaat dat juist de biologische behandelingen voor de meest indrukwekkende resultaten zorgen, zowel bij de ‘zware’ depressies als bij de ‘lichtere’ depressies die vooral door angst en dwang gekenmerkt worden. Afgezien van het veelvuldig voorkomen van woorden als ment, life events en assumpties, is Depressie overwegend prettig om te lezen. Het boek opent met een bespreking van het begrip depressie en de classificatie van affectieve stoornissen volgens DSM- II I-R. In dit hoofdstuk had mijns inziens het onderscheid tussen depressies met overwegend psychologische aspecten en depressies waarbij vooral biologische factoren in het geding zijn, besproken moeten worden, desnoods in krachtige, gesimplificeerde vorm. Voor de behandeling is dit onderscheid immers vaak van doorslaggevend belang. Aanslui-
188 Dth 2 jaargang IO mei 1990 tend volgt een nuttig overzicht van de interviews en vragenlijsten waarmee depressiviteit en depressie vastgesteld kunnen worden. In het deel met theorieën over het ontstaan en aanhouden van stemmingsstoornissen wordt achtereenvolgens aandacht gegeven aan biologische kwetsbaarheid en ontregeling, aan de betekenis van ingrijpende gebeurtenissen, aan de rol van interne en externe krachtiging, aan de bijdrage van onverstandige ideeën (het zg. tieve model) en aan theorieën volgens welke depressie het gevolg is van een ongelukkige interactie tussen de patiënt en diens omgeving. Daverende conclusies leveren deze beschouwingen niet op, wel bare ideeën over de factoren die bij zekere depressies een rol kunnen spelen. Het deel over de praktijk sluit fraai op het voorgaande aan. Het omvat een hoofdstuk over biologische behandelingswijzen en twee hoofdstukken over psychotherapie, waarvan delen eerder in Dth werden gepubliceerd: een instructief overzicht van sche en cognitieve procedures om neerslachtigheid te bestrijden (verwant aan de Dth-publikatie van Emmelkamp uit 1986) en een overzicht van de genuanceerde strategieën waarmee eclectisch riënteerde directieve (gezins)therapeuten hun patiënten uit de put proberen te halen (zie Lange & IJzerman, 1989). Uit Depressie kunnen (aankomende) therapeuten leren hoe zij op een gedisciplineerde manier de uit psychiatrisch oogpunt ‘lichtere’ – maar overigens erg hinderlijke en hardnekkige – stemmingsstoornissen van overwegend coöperatieve cliënten en patiënten kunnen taxeren en bestrijden. Een in een volgende druk op te nemen extra hoofdstuk over de manieren waarop aan depressies bij meer chaotische en eigenwijze mensen het hoofd geboden moet worden, zou de baarheid van het boek nog groter maken. KEES VAN DER VELDEN Referenties Emmelkamp, P. M. G. (1986), Cognitieve en gedragstherapeutische ties bij depressie; een overzicht. Kwartaalschrift voor Directieve Therapie en Hypnose (6), 116-133. Lange, A. & IJzerman, L. (1989), Relaties en depressie. Kwartaalschrift voor Directieve Therapie en Hypnose (9), 128-168.