Jaargang 7 (1987)

356 Dth 4 jaargang 7 december 1987 Referenties Burger, A. (1978), Imaginaire confrontatie. In: J. W.G. Orlemans et al. (red.), Handboek voor gedraf(stherapie. Van Loghum Slaterus, Deventer. Burger, A., L. Oeloff & R. A. A. van der Poel (1985). Praktijk en theorie van Imaginaire Confrontatie. In: J. W. G. Orlemans et al. (red.), Handboek l”Oor gedragstherapie. Van Loghum Slaterus, Deventer. Deelman, B. e.a. (red.). (1986), Ontn-ikkelingen in de klinische psychologie.Van Loghum Slaterus, Deventer. Lange, A. (1987), Strategieën in directieve therapie. Van Loghum Slaterus, Deventer. Imaginaire confrontatie: mishandeling van een methode? Naschrifi door Emmelkamp & Boelens Onze polemische notitie over Imaginaire confrontatie (Ic), die spronkelijk verscheen in een hoofdstuk over ontwikkelingen in de dragstherapie (Deelman et al., 1986) werd – op verzoek van de tie van Dth omgewerkt tot een op zichzelf staande tekst. Publikatie in Dth leek ons zinnig omdat dit de gelegenheid bood om een openbaar debat aan te gaan. Helaas reageert Burger echter niet inhoudelijk op onze notitie waar dit de aard en ethische aspecten van re aangaat. Slechts de toonzetting wordt besproken, en als kerig en brutaal’ gekenschetst, en de lezer wordt verwezen naar een hoofdstuk van Burger, Ocloff & Van der Poell (1985), zodat ‘de zin van Emmelkamp & Boelens onmiddellijk in het oog zal springen’. Burger weet echter beter dan wie dan ook dat onze citaten letterlijk uit een ander hoofdstuk (Burger, I978) afkomstig zijn. Om na te kunnen gaan in hoeverre Emmelkamp & Boelens met deze citaten derdaad onzin uitkramen dient de lezer de bron te lezen, namelijk Burger (1978). Waar wij onze twijfels uitspreken over de effectiviteit van IC, wijt Burger ons een negatieve selectie uit de resultaten van zijn derzoek (Burger, I984). Hoewel Burger dit artikel niet ter lezing beveelt, doen wij dit wel, al was het alleen maar opdat de lezer zich een oordeel kan vormen over de methodologische kwaliteit van dit onderzoek. Het door ons aangehaalde cijfer van (slechts) 2.38 schaalpunten verbetering had betrekking op de volledige groep ries (n = 53, zoals in onze notitie vermeld). Er is dus helemaal geen sprake van een negatieve selectie’ De andere door Burger genoemde getallen komen van deelselecties, die o.i. niet representatief zijn. Bur-

discussie 357 ger ( 1984) meldt in zijn oorspronkelijke publikatie een significante correlatie tussen geslacht en IC effect en stelt: ‘Deze correlatie draagt ongetwijfeld bij tot de relatief hoge mediaanwaarden voor de ries in het IC + FU en het IC + FU + N onderzoek. Gezien deze omstandigheid is voorzichtigheid bij generalisatie geboden’ (Burger, 1984, p. 112). Dat vonden Emmelkamp & Boelens dus ook 1 Voorts dient vermeld te worden dat in de IC + FU series tijdens de up’ -fase vèrdere therapiegesprekken, zgn. ‘niet-Ic zittingen’, vonden (Burger, 1984, p. rn8). Een vergelijking van ‘niet-Ic-zittingen’ met een combinatie van ic-zittingen + ‘niet-ic-zittingen’ wat ger doet met zijn 1c + FU conditie – kan uiteraard nooit een spraak opleveren over het effect van IC alleen. De reacties van Ricntsma en Van Wijk gaan deels in op specifieke bezwaren die wij hebben tegen bepaalde onderdelen van IC, met me (het aversieve) lichamelijk contact tussen cliënt en vasthouders/ therapeut. Enigszins vergoelijkend wordt gezegd dat de variant der vasthouders’ steeds vaker voorkomt en dat de ‘onaangename lichamelijke sensaties’ reeds in Burger (1978) als uit::onderlijke middelen werden besproken. Kortom, wij zouden het slechts over een karikatuur hebben. Echter, in het artikel van Burger (1984) wordt melding gemaakt van het feit dat in maar liefst 95°/o van de ic-series het vasthouden werd toegepast. In toch nog 20% van de IC-series werd gedurende kortere of langere tijd ‘fysieke druk’ aangewend (p. 105). Wij dachten niet dat je dan nog over uitzonderlijke gevallen kunt spreken. Met het toestaan – zij het onder bepaalde condities – van lijk contact en agressieve handelingen tussen therapeut en cliënt plaatst de gedragstherapeut die IC toepast zich buiten de beroepscode zoals die geldig is voor NVP-leden. Voor een dergelijke ringspositie zijn o.i. andere argumenten nodig dan die tot nog toe leverd zijn. In onze notitie spraken wij over ·vertegenwoordigers van richtingen die menen dat psychopathologische stoornissen met schreeuwen en zich aanstellen verholpen kunnen worden’. Terecht valt men over deze laatste term, die inderdaad onzorgvuldig gekozen is. Als personen deze opmerking als kwetsend ervaren hebben, spijt ons dat. Zowel Riemersma als Van Wijk stellen dat wij in de Dth-notitie gesuggereerd zouden hebben, dat wat niet onderzocht is niet als rapie gebruikt mag worden. Wij schreven echter: ·onzes inziens is het ethisch niet verantwoord een ’therapie’ toe te passen waarvan het fect niet onderzocht is of die niet minstens theoretisch is onderhouwd, terwijl er empirisch goed onderzochte en effectief hevonden hehandelin-

Dth 4jaargang 7 december 1987 gen ter beschikking staan. Dit klemt te meer daar het hier om een terst aversieve methode gaat’. (Emmelkamp & Boelens, 1987, p. 178). Onze positie is dus iets genuanceerder. Tot slot: Wij hadden of hebben geen enkele behoefte om ringsstempeltjes’ aan gedragstherapeutische methoden te verlenen. Wij achten het echter onze plicht om niet langer te zwijgen over een onzes inziens discutabele therapiemethode en weigeren mee te doen met de mode van de dag. P.M.G. EMMELKAMP & W. BOELENS Refèrenties Burger, A.W. (1978). Imaginaire Confrontatie. In: J. W.G. Orlemans et al. (Red.). Handhoek voor Gedrugstherupie. Van Loghum Slaterus. Deventer. Burger, A. W. ( 1984). Het effect van Imaginaire Confrontatie gemeten met de BAP. Gedrai;stherapie, 17. !03-114. Burger, A. W” L. Oeloff & R. A. A. Van der Poel (1985). Praktijk en theorie van Imaginaire Confrontatie. In: J. W. G. ürlemans et al. (Red.), hoek voor Gedragstherapie. Van Loghum Slaterus. Deventer. Deelman. B. G. et al. (1986). Ontlrikke/ingen in de Klinische Psychologie. Van Loghum Slaterus, Deventer. Emmelkamp, P. M.G. & W. Boelens (1987). Imaginaire Confrontatie, deling of mishandeling? Directieve Thaapie. 7, 176-179.