Jaargang 6 (1986)

recensies 36 I Ayalon, die in een journalistieke, vaak telegram-achtige stijl de bereiding beschrijft van groepen Israëlische kinderen op aanvallen van terroristen. Eveneens de moeite waard is het hoofdstuk van onen en Kilpatrick over het helpen van de slachtoffers van een krachting. Dit geeft aan hoe de hulpverlening nog in de nen staat. Tot veel meer dan ontspannings- en gen, gedachtenstap, covert modeling, rollenspel en ‘geleide loog’ komen ook deze auteurs niet. De doelstelling van het boek was lovenswaardig: niet ‘meer van hetzelfde’, maar: ‘de lezer helpen een meer kritische consument op de anti-stress-markt te worden.’ Juist vanuit die kritische instelling moet geconstateerd worden, dat deze doelstelling niet geheel bereikt wordt. Voor de beginnende therapeut biedt het boek een aantal lijk gegroepeerde uitgangspunten voor het opzetten van een programma. Daarbij is zowel oog voor de specifieke aanpassingen, die per individu noodzakelijk kunnen zijn, als voor de context van de problematiek. Ten slotte wordt door Meichenbaum de nadruk gelegd op de raliseerbaarheid van de coping-mechanismen. Deze moet ontstaan door het repertoire flexibel te houden. Misschien is dat wel wat chotherapeuten onder het ontwikkelen van inzicht verstaan. PAUL VAN RUNDEREN psycholoog/ gedragstherapeut RIAGG Zuid/Nieuw-West, Amsterdam Milton H. Erickson & Ernest L. Rossi, Exploraties in therapie. Van Loghum Slaterus, Deventer, 1983, 332 blz. taling (Ton Wilken) van Hypnotherapy, an exploratory book. lrvington, 1979. Door vele van zijn leerlingen en cliënten, de grens tussen beide groepen is niet altijd nauwkeurig te trekken -, wordt Erickson gezien als de grote leermeester van het onderbewuste, dat, zoals hij zelf stelt, gesitueerd is in de rechter (niet dominante) hersenhelft. Als leraar van de linker (dominante) hersenhelft, die vaak gezien wordt als de plaats waar het bewuste zelf en het rationele inzicht huizen, is hij minder succesvol. Dit verklaart misschien ook dat Erickson vooral bekend geworden is door de inspanningen van zijn volgelingen en exegeten als Haley, Rossi, Zeig en Rosen. Hoewel hij een vijftigtal artikelen heeft geschreven over hypnose en hypnotherapie,

362 Dth 4 jaargang 6 november 1986 duurde het tot 1976 voor hij – hij was toen al zeventig – in werking met Rossi zijn eerste poging deed om in boekvorm zijn ideeën, uitgangspunten en werkwijze voor het nageslacht te tiseren en expliciteren: ‘Hypnotic Realities’. In 1979 volgde therapy, an exploratory casebook’. Evenmin als ‘Hypnotic Realities’ is ‘Exploraties in hypnotherapie’ te beschouwen als een wetenschappelijk werk of leerboek. Hoewel in de eerste vier hoofdstukken enkele belangrijke concepten uit de ‘Ericksonian Hypnosis’ theoretisch en aan de hand van korte beelden worden besproken, ligt ook in dit boek de nadruk op rige verbatim gevalsbeschrijvingen, doorspekt met dialogen tussen Erickson en Rossi. In deze dialogen helpt de leerling door het stellen van intelligente vragen de meester om zijn ideeën en werkwijze te pliciteren en verduidelijken. Deze stijlfiguur doet mij steeds denken aan het bekende boekje ‘Oom Jan leert zijn neefje schaken’ van Max Euwe, dat veel generaties kinderen heeft geholpen om iets te gaan snappen van het edele maar ingewikkelde schaakspel. Door het lezen van dit boek zijn voor mij weer enkele aspecten van Ericksons werk in een helderder licht komen te staan. Dit geldt vooral voor de ‘indirecte vormen van suggestie’, waarvan er in hoofdstuk twee talloze vormen worden genoemd en geïllustreerd, en voor de ‘utilisatie-benadering’ die in hoofdstuk drie zowel met trekking tot trance-inductie als met betrekking tot het doen van gesties wordt uitgewerkt. Hierbij worden voorbeelden gegeven van het gebruik maken van observeerbaar gedrag, levenservaringen en venshouding van de cliënt, alsmede van zijn of haar negatieve lens, verwarring, symptomen en ‘weerstand’ om trance-inductie te vorderen. ‘Weerstand’, zo stellen Erickson en Rossi, ‘is gewoonlijk een drukking van de eigen aard van de cliënt’. Of anders geformuleerd, als een therapeut spreekt over de ‘hardnekkige weerstand’ van de cliënt, spreekt hij over zijn onvermogen de eigen aard van de cliënt te begrijpen en te volgen. Door deze beschouwingen heen loopt als een rode draad de tuiging dat de cliënt altijd in zijn onderbewuste over middelen schikt die hem uit de probleemsituatie kunnen helpen. De therapeut heeft slechts de taak om cliënts gewone en beperkende men en attitudes, bijvoorbeeld door ‘schok’ en ‘verrassing’, zodanig aan het wankelen te brengen dat het wegvallen van hun remmende werking creatieve responsen kan vrijmaken die tot nieuw gedrag nen leiden. Deze boodschap wordt door de eerste vier hoofdstukken heen talloze malen op suggestieve wijze in verschillende gen herhaald.

recensies 363 Hoewel veel van de beschreven voorbeelden al bekend zijn uit de oorspronkelijke uitgave of uit andere publikaties, viel op dat bij lezing steeds nieuwe en belangrijke details naar voren kwamen die eerder verborgen bleven. Dit merkte ik vooral op in het hoofdstuk over pijnbehandeling bij het prachtig uitgewerkte voorbeeld van de man die met Ericksons hulp de fantoom-pijn in zijn houten been kan laten verkeren in een fantoomplezier. Dit gold ook voor het beeld van de harpiste wier handen zo sterk transpireerden dat het haar lukte vanuit haar handpalmen een plasje zweet op de grond te vormen. Erickson vermoedt een tegenovergesteld probleem met haar vagina, waar hij echter niet rechtstreeks over spreekt. Hier volgen kele zinnen uit het transcript. (nadat hij verschillende suggesties heeft gegeven dat het transpireren verminderd zal zijn) E: ‘Denk je dat je nu een plasje kan maken met je handen?’ (cliënte doet enige tijd haar uiterste best, maar het lukt niet) E: ‘Denk je dat je handen openbaren dat je een opgedroogde oude vrijster zult worden?’ (vervolgens begint hij snel over iets anders te spreken) Terwijl hij op bewonderenswaardige wijze het transpiratieprobleem aanpakt doorspekt hij zijn verhaal met allerlei bijna niet op te ken seksuele verwijzingen, en naar uit de follow-up blijkt met goed resultaat. Deze gevalsbeschrijving toont op overtuigende wijze de kracht aan van de ‘gespreide benadering’, een wat gebrekkige taling van het begrip ‘interspersal approach’ -, als middel tot te suggestie. Naarmate ik met het boek vorderde merkte ik dat ik steeds vaker zat te lezen in een lichte vorm van trance. Wanneer de betekenis van sommige zinnen me ontging stelde ik mezelf op Ericksoniaanse wijze gerust met de gedachte dat mijn onderbewuste ‘datgene zal oppikken wat het nodig en belangrijk vindt en al het andere moeiteloos zal geren’. De auteurs zijn er zich van bewust dat het hen (nog) niet overal lukt om de werkwijze van Erickson te begrijpen en verduidelijken. Getuige hun opmerking bij de introductie van de casus man’ op bladzijde 298: ‘De lezer wordt uitgenodigd om met ons kele van de benaderingen en thema’s, die betrekking hebben op het werk van de ‘Februari-man’, te exploreren. Veel van dit werk gaat ons eigen begrip nog te boven’. Laat dit een troost zijn voor de lezer die Ericksons werk vaak als bewonderenswaardig en soms als onnavolgbaar ervaart. LOUK VAN DER POST

364 Dth 4 jaargang 6 november 1986 William C. Wester II, Alexander H. Smith Jr., Clinical nosis, a Multidisciplinary approach, Lippincott Company, ladelphia, 1984, 660 blz. Dit boek heeft het uiterlijk van een klassiek handboek: dik, saaie tel, meerdere auteurs (32), goede index. Het begint met de nis van hypnose en eindigt met de randgebieden. Toch is het geen saai naslagwerk geworden, maar een actueel (leer)boek met ten: het is goed leesbaar, dankzij een grote letter en prettige gel, en het is goed geredigeerd zoals o.a. blijkt uit interne gen. Daarnaast geven de vele verbatim therapieverslagen een goed beeld van de praktische mogelijkheden van hypnotherapie op veel terreinen (geneeskunde, tandheelkunde, psychologie, psychiatrie, rechtspraak, sport, school en religie). De meeste auteurs kiezen delijk welke onderwerpen zij gaan behandelen en verwijzen verder naar recente andere publikaties. De vraag is of dit zoveelste boek over klinische hypnotherapie niet overbodig is. Volgens mij niet. Déze Clinical Hypnosis onderscheidt zich van andere handboeken door: (r) Ruime aandacht voor de relatie tussen hypnose en lyse: beschreven wordt de plaats die hypnose inneemt in de keling van de psychoanalytische therapie; de werkzaamheid van nose wordt benaderd vanuit object/relatie-theorieën (geen simpele lectuur dus) en E. Fromm schrijft (zeer toegankelijk) over theorie en praktijk van hypnoanalyse. (2) Ruime aandacht voor nieuwe ontwikkelingen, nl. pie bij ernstig gestoorde en bij depressieve patiënten. J. sis komt op basis van literatuuronderzoek tot de conclusie, dat chotische patiënten in staat zijn gehypnotiseerd te worden zonder tra, aan hypnose gekoppelde gevaren in tegenstelling tot wat ook in dit boek nog beweerd wordt. Vervolgens beschrijft zij welke speciale maatregelen noodzakelijk zijn (geldt ook voor andere men) en welke technieken bruikbaar zijn. H. Miller houdt een pleidooi voor zijn ‘cognitive process therapy’ bij depressieve patiënten. Hij laat zien hoe en waarom hij Beeks cognitieve therapie veranderd heeft, en hij beweert dat hij vrijwel rno% succes boekt, bij meer dan 300 behandelingen. Zijn betoog is ontoegankelijk, maar intrigerend voor de lezer die de rode lijn weet te ontdekken en vast te houden. Resten mij nog enkele opmerkingen: – In een speciaal hoofdstuk, maar ook elders in het boek, wordt aandacht besteed aan hypnose bij jeugdigen.

recencies 365 – Op goedkope en overbodige wijze wordt het therapieresultaat bij anorexia-patiënten getoond (met foto’s). – B. Braun schrijft een mager hoofdstuk over hypnotherapie in zinstherapie. – Forensische hypnose krijgt wel erg veel aandacht, gemeten naar de Nederlandse situatie; overigens een prima bijdrage. – De prijs is fors. H. MUL psychiater Amsterdam, RIAGG-Oost J. K. Zeig (ed.), Ericksonian approaches to hypnosis and chotherapy. Brunner/Mazel, New York, 1982, 518 blz., $35.00. Ericksonian psychotherapy, Vol. !: Structures; Vol. Il: Clinical applications. Brunner/Mazel, New York, 1985; Vol. I: 637 blz. $40.00; Vol. II: 531 blz., $40.00 Deze boeken bevatten bijdragen die oorspronkelijk gepresenteerd zijn tijdens het eerste en tweede International Congress on Ericksonian Approaches to Hypnosis and Psychotherapy. Ze bevatten de meest uiteenlopende hoofdstukken over de persoon, het leven en het werk van Milton H. Erickson en vooral ook over allerlei therapeutische benaderingen die in meerdere of mindere mate geïnspireerd zijn door Ericksons werk of daarmee – terecht of onterecht – in verband bracht worden. Het zijn geen boeken die ik van begin tot einde heb kunnen uitlezen, maar veeleer naslagwerken die ik regelmatig met noegen ter hand neem. Vaak om na te gaan of er iets aardigs in staat over een speciaal onderwerp, soms ook om er louter voor m’n plezier wat in te lezen. Door hun prijs zullen deze boeken waarschijnlijk der in de bibliotheek van een instelling verschijnen dan in particuliere handen vallen. Wie met hen wil omgaan zoals ik dat doe wordt het particuliere bezit aanbevolen. ONNO VAN DER HART C. M. Citrenbaum, M. E. King & W.I. Cohen, Modern cal Hypnosis for Habit Control. W. W. Norton & Co. New York & Londen, 1985, 200 blz., $22.20 Het gebruik van hypnose in de behandeling van slechte gewoonten als roken, alcoholmisbruik en teveel eten is helemaal niet effectiever