Jaargang 4 (1984)

182 Dth 2 jaargang 4 mei 1984 druk van de verschillende bijdragen van Barber over chronische en acute pijn, en die van Erickson, Sacerdote en Lewis over hypnotische pijnbestrijding. In elk van deze hoofdstukken worden verscheidene manieren beschreven waarop men de pijn kan bestrijden of de tionele lading ervan kan verminderen. Deze beschrijvingen zijn delijk, soms zelfs verbatim weergegeven, en kunnen door een ieder die enige ervaring met hypnose heeft toegepast worden. Wat me na lezing van het gehele boek vooral bijbleef was de schrijving van het verschil in benadering van chronische en acute pijn, dat duidelijk geillustrcerd wordt. Maar ook de wijze waarop derscheid wordt gemaakt tussen emotionele problemen die de pijn veroorzaken of in stand houden en problemen die juist als gevolg van de pijn optreden. Verhelderend vind ik ook de beschrijving die wordt gegeven van de wisselwerking die optreedt tussen de tiënt en zijn omgeving en de manier waarop de therapeut hierop kan aansluiten. Het voordeel van dit boek met bijdragen van veel verschillende teurs is dat het de mogelijkheid biedt om kennis te maken met veel aspecten en benaderingen van het pijnprobleem, zodat een duidelijk overzicht ontstaat van wat er op dit terrein zoal ontwikkeld is. Een nadeel is echter dat de opbouw niet erg systematisch is. In een aantal gevallen overlappen de hoofdstukken elkaar en zijn de onderwerpen niet duidelijk van elkaar gescheiden. Psychologica/ Approaches to the Management of Pain is zeer structief en lezenswaard. Verschillende benaderingen van zowel de diagnostiek en de behandeling van pijn vanuit een psychologisch kader, of voor die pijn nu een somatische oorsprong gevonden is of niet, worden er uitstekend in beschreven. Voor een ieder die resseerd is in pijn en/of met pijnpatiënten werkt is het zeker een boek dat de moeite waard is om te raadplegen. PASYA TH!EL, psychologe Rutgersstichting, Amsterdam ZEER PRAKTISCH, MAAR TE SPIRITUEEL Peter D. Francuch, Principles of Spiritual Hypnosis. Spiritual Advisory Press, P.O. Box 6344, Santa Barbara, Cal.; 228 blz. Prijs: $ 20.00. Anders dan Freud had Milton Erickson veel respect voor de peutische mogelijkheden van het onbewuste. In plaats van het onbe-

recencies 183 wuste door het bewuste te laten veroveren (‘wo Es war, soli lch sein’), was hij van mening dat het onbewuste tal van problemen vaak uitstekend en in ieder geval beter dan het bewuste voor ons kan oplossen als we het daartoe de gelegenheid geven. We kunnen het voorleggen wat we verlangen, maar vervolgens moeten we het wuste z’n zaakjes zelf laten uitzoeken. Peter Francuch, een voormalig Tjechisch psycholoog die nu als hypnotherapeut in de vs werkzaam is, gaat er ook vanuit, dat het bewuste – hij spreekt van inner mind – tot heel wat meer in staat is dan het bewuste. In hypnotherapie werkt hij met diepe tot zeer diepe trance, waarin hij zich rechtstreeks en vol respect tot dat innerlijk wendt: ‘Innerlijk, ik zou met je willen praten. Ben je bereid om met mij te communiceren?’ Volgens Francuch weet het innerlijk van de cliënt alles af van diens problemen en de achtergronden daarvan. Het weet ook wat voor soort hulp de cliënt nodig heeft en hoe lang die hulp moet duren. Het weet dat alles ook veel beter dan de therapeut, die er dus goed aan doet zich jegens dat innerlijk bescheiden en lijk op te stellen. Hij kan het innerlijk van de cliënt om raad vragen; en zijn eigen ideeën en therapeutische suggesties kan hij het beste door dat innerlijk op hun waarde laten beoordelen. Een concreet voorbeeld uit eigen praktijk Iaat zien dat dit een volle opvatting is. Een cliënte is in hypnotherapie voor chronische pijnklachten, waarvoor ze ook fysiotherapie krijgt. Op een keer vraagt ze of nose ook mogelijk is om haar menstruatie te onderbreken. Die dag is haar menstruatie weer begonnen en dat betekent dat de fysiotherapie die avond niet door zal kunnen gaan. Omdat de afspraak met de siotherapeut niet verplaatsbaar is, doet dat probleem zich elke maand voor. De hypnotherapeut zegt, dat het onderbreken van de struatie heel goed in hypnose kan geschieden; hij suggereert cliënte dan ook in trance aan haar ‘innerlijk’ te vragen of het ’t een goed idee vindt om daar nu iets aan te doen. Korte tijd nadat cliënte deze vraag in trance gesteld heeft, rapporteert zij het antwoord: het is nu geen goed idee, want haar lichaam zou er toch te veel door in de war raken. Wel kan zij de avond voor de dag waarop zij de volgende keer begint te menstrueren in zelfhypnose gaan en haar innerlijk vragen of het de menstruatie wil uitstellen tot na de fysiotherapie. Als een bepaald probleem opgelost lijkt te zijn, raadt Francuch aan om bij het innerlijk na te gaan of dat inderdaad het geval is. Vragen of de tijd voor de cliënt rijp is om aan het volgende probleem te werken is zijns inziens ook een goede zaak. Hetzelfde geldt bijv. ook voor het aan het einde van de zitting vragen of er nog iets is wat aan de orde moet komen en voor het innerlijk bedanken voor elke

184 Dth 2 jaargang 4 mei 1984 reactie en elk advies dat het de therapeut heeft gegeven. Francuch onderscheidt nog een ander niveau in de menselijke geest: dat van de ‘spirituele adviseurs’. Dat men in trance een beroep kan doen op innerlijke raadgevers bij het oplossen van problemen is geen nieuwe gedachte. Ze komen als oude, wijze man voor in giaanse therapie en o.a. als dier in diverse vormen van sie in de ‘humanistische’ geneeskunde. In situaties waarin noch de cliënt in trance noch ik zelf weet hoe de therapie nu het beste verder kan, heb ik herhaaldelijk een dankbaar beroep op een ‘adviseur’ van de cliënt mogen doen. Francuch is van mening, dat zo’n adviseur leen na instemming van het innerlijk mag worden opgeroepen. Hij suggereert ook bij het innerlijk na te vragen of de adviseur die zich aandient de juiste figuur is. Zo verscheen bij een cliënte van mij eerst een ’tovenaar’, die tot haar verrassing werd afgewezen door haar nerlijk. Vervolgens kwam een ’tovervrouwtje’, dat de juiste figuur bleek te zijn en in ieder geval een onmisbare bijdrage aan het sen van het probleem leverde. Ik werk in hypnotherapie weinig systematisch met het oproepen van een innerlijke adviseur; de vorm die deze figuur aanneemt is nooit iets geweest waar ik lang stil bij heb gestaan. Bij Francuch ligt dit geheel anders. Zijn grondregel is dat met tenminste vier adviseurs gewerkt moet worden. De eerste is de schaduw, die de negatieve pecten vertegenwoordigt van de persoonlijkheid van de cliënt. De schaduw is een wezen, dat volgens Francuch door de cliënt en al dan niet met hulp van de andere adviseurs getemd moet worden, zodat het een positief en goedaardig aspect van diens leven wordt. om het dan een ‘spirituele adviseur’ wordt genoemd, is me een sel gebleven). De tweede is de vrouwelijke adviseur, die de ke kant van de persoonlijkheid vertegenwoordigt. Er is ook een nelijke adviseur, die de mannelijk kant vertegenwoordigt. Tenslotte is er de hoogste adviseur, die het meest kostbare en waardevolle deel van de menselijke geest vertegenwoordigt en zich pas aandient als de cliënt in een toestand van innerlijke harmonie verkeert. Soms zijn er nog meer adviseurs. In elk geval doet de therapeut er volgens cuch goed aan met elk van hen contact te onderhouden. Francuch geeft een tweetal boeiende, soms zelfs adembenemende beelden van de manier waarop hij met hen omgaat. Er kunnen onder de adviseurs ook bedriegers voorkomen, maar hun identiteit kan door raadpleging van het ‘innerlijk’ ontmaskerd worden. Ook van lerlei andere reacties van de cliënt gaat Francuch de juistheid na bij het ‘innerlijk’. Het kan zijn oordeel door eenvoudige ideomotorische activiteit, m.n. het geven van ‘ja’ – en ‘nee’ -tekens, kenbaar maken. Voor het overige laat hij het ‘innerlijk’ communiceren via de stem

recencies 185 van de persoon in kwestie. Waar het daar niet voor voelt, vormt tomatisch schrijven een prima, zij het wat traag substituut, leert mijn praktijk. Principles of Spiritual Hypnosis is geen boek voor beginners, maar het verschaft naar mijn idee ervaren hypnotherapeuten tal van devolle inzichten en praktische suggesties. Het belangrijkste punt is wellicht, dat het aangeeft hoe de therapeut een beroep kan doen op de onbewuste mogelijkheden die de cliënt zelf in huis heeft. Therapie wordt zo steeds meer het realiseren van een kader, waarbinnen ten hun eigen mogelijkheden vinden en realiseren. Het is een aardig gegeven, dat dit vooral in hypnose – nog maar al te vaak met dwang en conformiteit geassocieerd – zo sterk naar voren komt. Dit boek heeft overigens ook een kant – de term spiritual in de titel slaat hierop -, die bij tal van lezers een gevoel van afkeer kan pen en tot gevolg kan hebben, dat zij het na een vluchtige king verder ongelezen laten. Francuch is een diep gelovig christen, een geroepene, wiens geloof een aantal mystieke kenmerken heeft. Uitgaande van de stelling, dat hypnose een speciale gave van God is, heeft hij getracht om zijn geloofsovertuiging te integreren met de theorie en praktijk van hypnotherapie. Visioenen van de 19-eeuwse christelijke mysticus Swedenborg wisselt hij af met wetenschappelijke opvattingen en praktische suggesties. Nu geloof ik dat de ervaringen en inzichten van Swedenborg bijzonder waardevol kunnen zijn voor verder onderzoek naar die ervaringsniveaus die mensen – ook in trance – gewoonlijk niet ervaren. Maar als zij gepast worden in een betoog, dat op Francuchs geloofsovertuiging gebaseerd is in plaats van op zijn wetenschappelijke en therapeutische interesse, wordt een missie bedreven die storend is voor de agnosticus en degene – ge of niet – die geloof en wetenschap gescheiden wil houden. ONNO VAN DER HART