Jaargang 4 (1984)

notitie Over leertherapie Ik heh me altijd al verhaasd over het verschijnsel ‘leertherapie’. Met ‘altijd’ hedoel ik: vanaf dat ik ermee in aanraking hen gekomen, hij mijn eerste contacten met de Nederlandse Vereniging voor therapie. Ik meende daar lid van te moeten worden. Over de juistheid van deze beslissing kan men van mening verschillen maar dat is hier niet van helang. Gelukkig voor mij had ik in 1971 een ‘sensitivity training’ van twee weken gevolgd ( een mens moet alles eens maakt hehhen) waar ik me weliswaar kostelijk had geamuseerd maar toch nauwelijks nieuwe ideeen over mezelf had opgedaan. Veel voeliger was ik er ook niet door geworden. Desalniettemin mocht ik deze tien dagen rekenkundig opsplitsen in tien maal drie sessies ( delen) van refl.ecteren op het eigen functioneren. Daarmee kwam ik net uit hoven het minimum dat hiervoor vereist werd. Het maatschap kon men mij niet meer onthouden. Nu zullen mijn geachte collegae/vrienden mij misschien diep achten over zoveel opportunisme, maar zij mogen hedenken dat ik nog jong was en het leven wat lichter opvatte dan tegenwoordig het geval is. Dat had ook tot gevolg dat ik mij lange tijd niet meer druk maakte om het feit dat leertherapie in het eisenpakket van de NVP was opgenomen. In deze luchthartigheid is echter verandering men. U zult misschien denken, ‘waarom maakt die Lange zich nu opeens zo druk?’ Dat komt omdat hij, deelnemend aan een ring van de opleidingscommissie van de NVP, ontdekte dater woordig al een minimum is van 45 ‘leertherapiesessies’ die iemand moet ondergaan voordat supervisie en andere nuttige derdelen gehonoreerd worden. Deze eis is niet een stokpaard van de NVP alleen, maar dreigt overgenomen te worden door praktisch alle specialistische verenigingen en ook door de minister hij het opstellen van wettelijke regelingen. Daarhij komt hovendien dat ‘leertherapieen’ alleen als zodanig worden erkend wanneer de hetreffende therapeut ‘erkend’ is als ‘leertherapeut’. En daarvoor heeft iedere specialistische vereniging zijn eigen criteria. Waar komt het dus op neer? Als je echt prohlemen heht en je gaat naar een goede, maar niet als leertherapeut erkende therapeut, die je prima van je prohlemen afhelpt, dan wordt dat niet gehonoreerd als gunstig voor je therapeutische ontwikkeling. Heh je geen prohlemen, maar je gaat voor de punten twee jaar lang in een groepje zitten waar een ‘leertherapeut’ voor veel geld naar je wil luis-

notitie 83 teren als je tenminste je mond opendoet – dan wordt het wel als positief voor de therapeutische gaven geschetst, althans in punten. In ‘Haley over Erickson en Haley over Haley’ (De Haan & duin, 1981) fulmineert Haley tegen het soort opleidingen waarin komende psychotherapeuten eindeloos wordt doorgezaagd over hun eigen problemen en familie. Hij kent geen onderzoek waaruit blijkt dat iemand die in therapie is geweest daardoor een betere therapeut wordt. Haley denkt zelfs dat het andersom is: ‘hoe meer therapie mand gehad heeft, hoe moeilijker het is hem te leren zelf therapieen te doen. Zij zijn zo gericht met zichzelf bezig. Zij zijn zo gericht op water met henzelf gebeurt dat je hen niet zo ver krijgt dat ze zien met wat voor patient ze te maken hebben’. Garfield (1977; 1980) roert, zij het voorzichtiger dan Haley, deze kwestie ook aan. De ringe hoeveelheid onderzoek die er over 2025-06-28T19:01:14+00:00