Jaargang 2 (1982)

152 De kunst van het motorrijden: het gebruik van beeldspraak in geleide fantasie Dick N. Oudshoorn Inleiding Het is een bekend feit dat beeldspraak een belangrijk instrument vormt in psychotherapie. In de psychoanalyse wordt bijv. vaak het beeld van de ruiter en zijn paard gebruikt om een bepaalde relatie tussen het ‘Ik’ en het ‘Es’ aan te duiden. Een bekwaam ruiter weet zijn paard te beheersen; hij kan het dier naar believen stapvoets laten gaan of flink aansporen, zonder bevreesd te zijn dat het op hol slaat. Op overeenkomstige wijze weet het ‘Ik’ behendig de driften – m.n. de seksuele en agressieve impulsen – van het ‘Es’ te beteugelen. Met behulp van deze beeldspraak wordt de wenselijkheid van driftbeheersing beklemtoond. De auteur heeft deze suggestieve metafoor in de loop der jaren tientallen malen gebruikt, meestal bij patiënten die hun woede of ‘zenuwen’ niet goed in bedwang konden houden. De vergelijking sloeg vrijwel steeds aan. Immers, wie zijn gevoel voor eigenwaarde en zelfvertrouwen ondermijnd ziet door angst voor controleverlies en door spijt achteraf, identificeert zich graag met zo’n bekwame ruiter (of ridder) die zelfs in een stevige galop heer en meester blijft. Beeldspraak heeft het vermogen om in de toehoorder stellingen op te roepen. Als de therapeut zijn beeldspraak inbouwt in een geleide fantasie, dan doet de patiënt een serie ervaringen op die van belang kunnen zijn voor de oplossingen van een bepaald probleem. Zo kan de therapeut iemand in fantasie een lange rit te paard, een ski-afdaling, een zeiltocht of een fietsrit laten maken. De persoon kan gesuggereerd worden zich veilige, maar ook gevaarlijke situaties voor te stellen en merken dat ook deze laatste goed staan kunnen worden. D. N. OUDSHOORN (1939), psychiater, is hoofd van de PAAZ van het Gemeenteziekenhuis in Dordrecht. Hij is voorzitter van de Vereniging voor kin der- en jeugdpsychotherapie en redacteur van Kind en Adolescent. katies over psychotherapie bij jongeren in diverse tijdschriften en ‘readers’. Werkadres: Gemeenteziekenhuis Dordrecht, Bankastraat 57, 3312 GA Dordrecht.

De kunst van het motorrijden 1 5 3 Tal van problemen hebben te maken met het feit dat de patiënt bepaalde situaties negatief beleeft. Negatieve gedachten en gevoelens overheersen dan. Therapeutische beeldspraak kan hier soms op de volgende manier een oplossing bieden: ( l) De therapeut laat de patiënt een bepaalde geleide fantasie ondergaan. De patiënt kan hierin ervaringen – gedachten en voelens – opdoen die wenselijk zijn in situaties die tot nog toe negatief ervaren werden. De fantasie betreft bij voorkeur activiteiten mee de patiënt reeds vertrouwd is. (2) De therapeut helpt de patiënt om belangrijke- ervaringen te identificeren om eigen kracht en kunnen nog sterker te beleven. Het gaat hierbij bijv. om behendigheid, controle of souplesse. (3) Deze ervaringen worden overgebracht naar de problematische situaties, waarin tot dusverre negatieve gedachten en gevoelens overheersten (vgl. Van der Hart, 1977; Hoogduin, 1980). De hier beschreven techniek is door de auteur herhaaldelijk gepast bij adolescenten met problemen die te maken hebben met impulsiviteit (agressiviteit en roekeloosheid) of – wat vaker voorkomt – met geremdheid en onzekerheid. Zoals uit de volgende voorbeelden zal blijken, kunnen dergelijke problemen tot enkele terreinen beperkt zijn of zich over de hele linie manifesteren. Zij kunnen vaak via geleide fantasieën behandeld worden. Af en toe wordt naar de auteur een adolescent met dergelijke problemen verwezen die motorrijdt. Als hij of zij dit een plezierige activiteit vindt, kan een motorrit een uitstekend onderwerp vormen voor de geleide fantasie. Een voordeel is natuurlijk dat ik zelf ook graag motorrij en aldus vertrouwd ben met de ervaringen die hierbij horen. Het eerste voorbeeld Jan is eenentwintig jaar als hij wordt aangemeld. Uit de anamnese blijkt, dat hij van jongsaf een angstige jongen is geweest, die veel op school geplaagd werd en zich overal onzeker voelde. Hij is streng calvinistisch opgevoed. Na de LTS is hij metaalbewerker geworden en heeft hij zijn militaire dienstplicht vervuld (zij het met forse hyperventilatieklachten). Zeven maanden voor de aanmelding heeft hij zijn eerste vriendin gevonden. Na verloop van een maand of drie heeft hij geprobeerd te vrijen. Dit is op een ernstige frustratie uitgelopen, daar zijn erectie, ondanks al zijn inspanningen, doende bleef.

l 54 Dth 2 jaargang 2 mei 1982 Jan is een spontane, druk pratende, nog tamelijk naïeve jongeman. Hij rijdt op een Honda 750 cc. Aanvankelijk komt de therapeut nog niet op het idee van dat gegeven gebruik te maken. Het eerste werkdoel betreft de hyperventilatieklachten, die op een elders schreven wijze werden behandeld (verg. Oudshoorn et al., 1980). Functionele klachten kunnen soms heel goed zonder omwegen worden behandeld, maar vaak is het tevens zinvol ze als signaal op te vatten en naar hun bron te zoeken. Dit geldt niet alleen bij ventilatieklachten, maar zeker bij potentiestoornissen. Zo stuit de therapeut op de volgende problemen: (a) Individuatie- en separatiemoeilijkheden. Hij weigert sinds enige tijd mee naar de kerk te gaan en wil op zondag liever rijden. Dit is zijn ouders een doorn in het oog. Ze zijn er zelfs van in paniek geraakt, en over hun narigheid voelt Jan zich schuldig en onzeker. (b) Hij weet zich niet goed een houding te geven tegenover de ouders van zijn meisje. Die leggen de dochter (die nog erg jong is) strak aan banden en staan vooralsnog afwijzend tegenover seksuele omgang van hun dochter met Jan. Hij voelt zich door hen als een snotjongen behandeld. In de gesprekken wordt aan deze punten uitvoerig aandacht steed. Eerst staan de eigen – ambivalente – gevoelens van Jan zelf centraal. Als hij daardoor tot een duidelijker en passender punt is gekomen, wordt voorbereid hoe hij zich tegen respectievelijk zijn eigen ouders en zijn ‘schoonouders’ dient op te stellen. volgens geeft hij daar met succes uitvoering aan. Zijn ouders leggen zich er bij neer dat Jan zijn eigen weg gaat en vinden troost binnen hun eigen kerkje. De ‘schoonouders’ accepteren hem steeds meer en geven blijk van een toenemende waardering. De seksuele klachten behoren dan tot het verleden. De hele behandeling heeft elf zittingen gevergd. Hierbij werd ook hypnose toegepast, waarmee aanvankelijk – weinig specifiek – ontspannen en een verhoogd zelfvertrouwen werd nagestreefd. Het ligt daarbij voor de hand om uit te gaan van ervaringen waarbij de patiënt zich prettig pleegt te voelen. Zo kwam de therapeut op het motorrijden. Hier volgt een transscriptie van de geleide fantasie. ‘Ga maar weer lekker zitten … * zoals je dat gewend bent … en breng jezelf maar weer in trance … en geef maar een seintje wanneer je zover bent … je bent heeeerlijk ontspannen … en je weet wat het probleem is … waar je een oplossing voor wilt vinden … en je verheugt je erop … om weer een pret- *De stippen geven een adempauze aan.

De kunst van het motorrijden 1 5 5 tige.” trance-ervaring te krijgen … in jou liggen er zoveel mogelijkheden … en oplossingen … en het is altijd plezierig … er weer eentje tevoorschijn te halen … je bent nu lekker ontspannen … en heel helder en geconcentreerd … voor datgene waar het nu om gaat … en al het andere wordt onbelangrijk voor je.” en wordt vager … je gaat dieper in trance … en gaat je nu stellen … wat je natuurlijk heel goed kan … dat je motor gaat rijden … je hebt je aangekleed … je voelt je heel erg fit … en je hebt er echt zin in … je gaat op je motor zitten … je start hem … en hij slaat meteen aan … het is een fijn geluid dat hij maakt … een sterk geluid … en je voelt de trillingen van de motor … je hebt het stuur goed in je hand … en je weet … waar je naartoe wilt rijden … welke route je zult nemen … je schakelt in en je rijdt weg … en rij nu maar door … rij maar die hele route … die je zèlf wilt rijden … en blijf lekker ontspannen.” met lage schouders”. op je motor zitten”. en rij maar door.” heel goed geconcentreerd”. terwijl je doorrijdt”. je hebt je motor goed onder controle”. en hij doet alles precies zoals jij het wilt.” je voelt je één met je motor”. en je voelt je heerlijk”. lekker sterk”. je centreert je op de weg.” en op het verkeer”. en terwijl je doorrijdt”. langs alle punten waar je langs wilt rijden”. luister je ondertussen.” naar wat ik je vertel… want je moet weten Jan* … dat motorrijden erg belangrijk voor je is … en dat in dat motorrijden àlles zit”. wat je moet weten”. en wat je wilt kunnen”. je wéét Jan, dat een motor”. een héél sterk apparaat is”. dat erg gevaarlijk kan zijn … als je niet góed weet”. hoe je ermee om moet gaan**”. maar jij hebt je motor goed onder bedwang … en je weet precies”. waar je op moet letten”. om veilig te rijden.” je weet heel goed … hoe je je motor moet bedienen … hoe je moet schakelen en koppelen”. hoe je moet remmen als het nodig is”. en je voelt je één geheel met je motor.” hij reageert precies zoals je wilt”. om veilig te kunnen rijden”. op stukken waar dat verantwoord is”. wil je eruit halen wat erin zit”. en dan draai je het gas ver open”. en dan voel je de kracht en de snelheid ..Ł en dat vit:d je heerlijk … en in bochten weet je precies … hoe hard je mag gaan”. en let je goed op het plaveisel”. en op alles wat nodig is”. om veilig en goed door de bocht te komen … waar het druk is”. of waar het gevaarlijk kan zijn … ben je dubbel voorzichtig en oplettend”. en let je goed op wat er kan gebeuren”. een goede motorrijder ziet vooruit”. wat er allemaal kan gebeuren”. je hebt een prima overzicht … je kan je eigen motor perf eet onder controle houden … juist dan voel je je goed”. en voel je je sterk”. ben je heel geconcentreerd”. en toch ontspannen”. geniet je van de eenheid … die je met je motor vormt … die precies luistert naar wat jij wil… die jou helemaal aanvoelt”. net zoals jij je motor helemaal aanvoelt”. dat gaat vanzelf”. ook als je je aandacht op het verkeer of op je meisje richt”. net zoals jij met je motor een eenheid vormt … zo ben je zèlf ook een eenheid … met je eigen kracht”. je eigen energie”. precies zoals je motor zaam is”. en helemaal afgestemd is … op wat jij wilt… zo zit je zelf ook in * Het noemen van de voornaam verscherpt acuut de aandacht. ** Bij zulke opmerkingen ziet men vrijwel altijd onwillekeurige reacties, zoals hoofdknikken, mimische reacties e.d.

156 Dth 2 jaargang 2 mei 1982 elkaar … je lichaam wil niks liever … dan goed samenwerken met jou … met jouw wil … jouw gevoel … jouw verstand ..Ł en het wil niet tegenwerken … of zijn eigen gang gaan … zonder zich aan jou te storen … als jij goed voor je lichaam zorgt … en verstandig leeft … dan is je lichaam een prima bond- genoot voor je … en werkt met je mee … om te bereiken wat je wilt be- reiken … en zo voel je ook allerlei energie … en allerlei mogelijkheden … en verlangens … en kan je ook een enorme kracht in jezelf voelen … maar daar hoef je nooit bang voor te zijn … want je weet dat jij de baas bent … en blijft … en dat niet andere dingen jou de baas worden … want je voelt je sterk … en je voelt je één … en terwijl je heerlijk doorrijdt op je motor … en je piekfijn voelt … en dan weer rustig rijdt … waar jij dat wilt … of waar het nodig is … en dan weer heel hard rijdt … op stukken waar dat kan … en je eruit haalt wat erin zit … en dan weer heerlijk door de bocht gaat … en geniet van het weer … en van de weg … denk je hierover na … en leer je hiervan veel over jezelf. .. je leert dat je jezelf kunt beschouwen … als een motorrijder op zijn eigen motor … die daarmee één … prima samenwerkend geheel vormt … en dat je je zo heel sterk kunt voelen … en dat je vol vertrouwen kunt zijn … je voelt een vrijheid … die je in lange tijd niet gevoeld hebt … allemaal aan de hand van dat motorrijden.” dat is heel belangrijk voor jou … en dat zul je niet meer vergeten … je kunt er veel kracht aan ontlenen … en veel zelfvertrouwen .. op weg naar je eigen toekomst .. .’ Als opdracht krijgt hij mee dat hij zich in situaties waarin hij zich gespannen voelt, zal voorstellen op de motor te zitten: ‘Je voelt je dan weer sterk, en breng dat sterke gevoel dan over naar die andere situatie, waarin je anders paniekerig werd.’ Andere voorbeelden Sindsdien heeft de auteur deze geleide fantasie – vrijwel letterlijk – gerepliceerd bij andere adolescenten-motorrijders. Er volgen twee voorbeelden. Rob Rob, zoon van een havenarbeider is negentien jaar; het huwelijk van de ouders is slecht en de aandacht voor de kinderen heeft veel te wensen over gelaten. Rob is in de eerste klas van de lagere school begonnen met stotteren. Hij heeft korte tijd spraakles gehad, maar zonder resultaat. Sindsdien hebben de ouders het erbij laten zitten. Hij gaat naar de LTS en ontwikkelt dan sociale angst, aanvankelijk duidelijk als voortvloeisel van angst te zullen gaan stotteren, vooral voor de klas en in winkels. Hij beschikt over een goede intelligentie

De kunst van het motorrijden 1 57 en doorloopt de L T s met gemak. Hij wordt elektrotechnicus, maar houdt het in geen enkele baan lang uit. Als hij achttien is, is hij korte tijd pre-psychotisch. Dan wordt er hulp gezocht. Op een MOB krijgt Rob wat individuele gesprekken en er worden ook enkele gesprekken gevoerd. Dan wordt het advies gegeven dat Rob zich in een psychotherapeutische gemeenschap laat opnemen. Maar daar voelt hij niet voor; hij vraagt zelf om verwijzing naar de auteur nadat hij iets over hypnotherapie heeft gelezen. Deze pleegt sinds enige tijd bij een nieuwe aanmelding het zgn. hypnotische inductieprofiel (HIP) volgens Spiegel & Spiegel (1978; 1981) te bepalen. Rob blijkt over een intact HIP te beschikken, met een score van 4 (d.w.z. zeer goed hypnotiseerbaar). Het contract omvat drie doelen: (a) vermindering van het stotteren; (b) vergroting van zijn gevoel van eigenwaarde; ( c) doorbreking van zijn sociale isolement. Hij is het met de therapeut eens dat de drie doelen onderling samenhangen. Als eerste krijgt hij een oefening met zelfhypnose mee, alweer volgens de procedure van Spiegel & Spiegel. Hij dient die zo lijk eenmaal per uur te doen. Hij zal zich dan op drie zaken centreren: (a) ‘Kop op’ (d.w.z.: rechtop lopen in plaats van met gebogen hoofd); (b) ‘Ik voel me rustig en op mijn gemak’; (c) ‘Ik kan spreken zonder blokkades’. Ook leert Rob een eventueel optredende blokkade, die hij boven zijn adamsappel lokaliseert, met een gecamoufleerde niek op te heffen, namelijk door er met duim en wijsvinger in een verstrooid gebaar overheen te strijken. Als gevolg hiervan treedt er snel een aanmerkelijke verbetering op. Rob ziet iedereen – ook letterlijk – weer lopen en staan en voelt zich in gezelschap niet meer zo gespannen en onzeker als tevoren. Wat het stotteren betreft: de faalangst is goeddeels verdwenen en hij spreekt in diverse situaties beter dan voorheen. Ook Rob rijdt motor; de therapeut past de bovenbeschreven geleide fantasie met ingebouwde metafoor wederom toe. Zelfs meer dan eens. Het effect lijkt wat minder sterk dan bij Jan, maar voor blijken twee ontwikkelingen verantwoordelijk te zijn: (a) De spanningen in het gezin lopen op en het hele gezin krijgt moeizame gesprekken op het eerder genoemde M o B. Rob voelt daar weinig voor en stelt ter plaatse voor dat de ouders voorlopig maar met hun tweeën worden behandeld; hierop wordt negatief gerea-

158 Dth 2. jaargang 2. mei 1982 geerd. De spanning is daarna thuis haast niet uit te houden; hij telt dat hij thuis tweemaal zoveel stottert en buitenshuis nog maar de helft. Dit levert een geschikt aangrijpingspunt om zijn losmaking ter sprake te brengen. Als gevolg daarvan gaat hij op kamers wonen en ziet hij zijn toekomst weer zonnig in. (b) Hij is verliefd geworden, maar laat zich door het voorwerp van zijn liefde steeds weer afpoeieren. Hij is daardoor helemaal uit het veld geslagen. De therapeut laat Rob weer in trance gaan en herinnert zich dan het volgende verhaal, dat hij Rob vervolgens vertelt (bekort): ‘Ik heb eens een heel mooi boek gekregen, dat “Zen, of de kunst van het motoronderhoud” heette. Ik was met vakantie in Engeland en las er elke dag in. Op een gegeven moment was het boek gestolen. Ik was ontroostbaar en reed direct naar Oxford in de hoop dat ze het daar hadden. In vijf achtereenvolgende boekwinkels ving ik bot. Maar ik bleef toch doorzoeken en in de zesde winkel hadden ze het. Als je ergens je zinnen op hebt gezet, dan geef je je pogingen niet zo gauw op.’ De boodschap komt goed over. De ‘motorritten’ blijken hun effect te hebben gesorteerd, vooral op het vlak van zijn eigendunk en zijn sociale gedrag; ook hebben ze hem geholpen het ouderlijk huis te verlaten. Het directe effect op het stotteren is overigens gering. Daarvoor helpen de oefeningen met zelfhypnose beter, maar toch ook tot een beperkte hoogte. Daarom krijgt hij vervolgens nog direct op het stotteren gerichte oefeningen, die buiten het bestek van dit artikel vallen. Joop Joop is de derde motorrijder. Hij is bij aanmelding achttien jaar en wordt verwezen met het verzoek om opname. Hij vertoont het beeld van een psychogene psychose. De eerste verschijnselen waren opgetreden bij de afronding van zijn technische opleiding. Tijdens stages bleek zijn aanpassingsvermogen ernstig te kort te schieten. Hij imponeert in het eerste gesprek als een onzekere, afhankelijke, nogal appellerende jongen. De belangrijkste symptomen zijn: angst, wanhoop, soms paniek – bij verlaagd bewustzijn-, voorts nekkige depersonalisatie- en derealisatieklachten. In de periode dat hij opgenomen is leert hij er in groepsverband de nodige sociale vaardigheden bij. Na ontslag volgt er vrij snel een terugval en wordt hij opnieuw opgenomen. Na deze tweede opname volgt verdere poliklinische psychotherapie. Het ‘hypnotisch inductieprofiel’ (HIP) wordt bepaald. Hij

De kunst van het motorrijden l 5 9 scoort 4 +, met intact profiel. Bij hem is duidelijk dat hij grote delen van de dag spontaan in trance is en sterke neiging tot dissociatie vertoont. Voor hem is de grootste kunst om uit trance te blijven (vgl. Spiegel & Spiegel, 1978, 1981). Hij krijgt een soort elementaire zintuigoefeningen om de derealisatieverschijnselen (die ook opgevat kunnen worden als dissociatie in een spontane trance) op te heffen. Daartoe krijgt hij de opdracht om een bepaalde route over straat te lopen en de eerste maal uitsluitend te letten op de voetstappen, en met name op wat je van het plaveisel door je schoenzolen heen kunt voelen. De volgende maal krijgt hij dezelfde opdracht, aangevuld met een bepaalde breiding. Dan wordt het visuele systeem erbij betrokken. Enz. Ter bevordering van zijn integratie (dus het gevoel een geheel te zijn, waarover je zelf macht hebt) wordt de bovenbeschreven geleide fantasie van de motorrit gebruikt. Er wordt speciaal voor Joop nog aan toegevoegd: ‘Als je motorrijdt, dan ben je z6 goed op je motor afgestemd en is je motor z6 goed op jou afgestemd, dat je één wordt met je motor. En zoals je één bent met je motor als je rijdt, zo ben je zelf ook één met je lichaam. Je lichaam en je geest vormen een eenheid en je geest is ook een eenheid.’ Deze woorden dringen diep door en helpen hem nadien hinderlijke dissociatieklachten tegen te gaan. Als hij angstig dreigt te worden kan hij deze suggesties in hypnose gemakkelijk weer naar voren halen. Discussie De beeldspraak van ‘de ruiter en zijn paard’ wordt in de regel vooral toegepast om de driftbeheersing te bevorderen, maar het beeld is zeker geschikt om anderssoortige problemen te helpen oplossen. Hoewel ‘de motorrijder en zijn motor’ zonder twijfel een ietwat fallische viriliteitsbevorderende metafoor is, geschikt om allerlei vermogens (waaronder de seksuele) te bevorderen, kan men mutatis mutandis ook het paardrijden, een afdaling per ski, of een ander soort beeldspraak gebruiken, waarin dezelfde ingrediënten zijn verpakt. Met andere woorden: Ook voor vrouwelijke patiënten met verwante problemen kan een geschikte metafoor gevonden worden. Het gaat bij de toepassing van deze metafoor niet alleen om de in de inleiding van dit artikel genoemde punten op zichzelf. rijk is het integrerende aspect. Dit betreft niet alleen de geleide fantasie, met alle bijkomende positieve gevoelens, maar ook de erin opgenomen beeldspraak: ‘Zoals je als motorrijder één geheel vormt

160 Dth 2 jaargang 2 mei 1982 met je motor, zo ben je zèlf ook één geheel, waar je macht over hebt.’ Alle drie de beschreven patiënten zaten met het probleem: Jan kon niet over de functie van zijn penis beschikken, Rob zat met een eigenzinnig spreekorgaan en Joops controle over zijn zintuigen en bewustzijn schoot te kort. Hij kon zichzelf nauwelijks als een heid beleven. Alle drie hadden dan ook te kampen met een gevoel van onmacht en met faalangst. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat beeldspraak effectiever is naarmate de patiënt het opgeroepen beeld completer kan ervaren. Wanneer bij het oproepen van het beeld meerdere zintuigen worden aangesproken zal er een beter resultaat worden verkregen dan wanneer slechts op een enkel zintuig een appèl wordt gedaan (vgl. Bandler & Grinder, 1975). Bij Joops zgn. ‘zintuigoefeningen’ werd van dit principe systematisch gebruik gemaakt. De bepaling van het ‘hypnotische inductieprofiel’ biedt volgens Spiegel & Spiegel en, in na vol ging van hen, volgens mij enkele delen: – De methode geeft snelle en tamelijk objectieve informatie over iemands hypnotiseerbaarheid. – De methode geeft bepaalde aanwijzingen die de mate van psychopathologie en de aard ervan betreffen, en differentieert tussen verschillende persoonlijkheidstypen. Voor nadere bestudering moge ik naar het betreffende werk wijzen. Referenties Bandler, R. & J. Grinder (1975), Patterns of the hypnotic techniques of Milton H. Erickson, Vol. I. Meta Publications, Cupertino, California. Hart, 0. van der (1977), Ongewone hulpmiddelen ter bevordering van assertiviteit bij therapeut en cliënt. In: K. van der Velden (red.), Directieve therapie /. Van Loghum Slaterus, Deventer. Hoogduin, K. (1980), Hypnotherapie bij een vrouw met angst voor het eten in gezelschap. In: K. van der Velden (red.), Directieve therapie 2. Van Loghum Slaterus, Deventer. Oudshoorn, D. N., F. C. Moene & P. du Jour (1980), De behandeling van patiënten met veel voorkomende lichamelijke klachten en syndromen. In: K. van der Velden (red.), Directieve therapie 2. Van Loghum Slaterus, Deventer. Pirsig, R. M. (1976), Zen and the Art of Motor Cycle maintenance. Corgi Books, London. Spiegel, H. & D. Spiegel (1978), Trance and Treatment. Basic Books, New York. Ned. vert. (1981), Therapie en trance. Stafleu, Alphen a/d Rijn, Brussel.