Jaargang 1 (1981)

De therapeut in trance Onno van der Hart I. Inleiding Wie voor het eerst in aanraking komt met hypnose, verwacht de, buitengewone ervaringen op te doen. Wie eenmaal in hypnose is geweest, weet hoe alledaags en vertrouwd deze belevingen eigenlijk zijn. Hypnotische trance is immers een ervaring die doet denken aan verschijnselen als: het opgaan in een roman en het verhaal voor je ogen zien voltrekken, het geconcentreerde luisteren naar muziek die je aanspreekt, het diep in gedachten verzonken zijn zodat de vraag die je gesteld wordt niet tot je doordringt. In hypnotherapie wordt deze toestand van concentratie tisch verdiept en benut voor het oplossen van problemen. Mensen kunnen zich blind staren op één kant van hun probleem. Met behulp van hypnose kunnen zij leren om problemen op een meer creatieve manier te benaderen (vgl. Erickson & Rossi, 1979, p. 3). Niet alleen cliënten, maar ook hun therapeuten staan soms voor problemen die met behulp van hypnose goed kunnen worden lost. Wanneer zijzelf in trance zijn, lukt het hen soms om adequater met hun cliënten om te gaan dan wanneer ze dezen in zgn. wakende toestand observeren en toespreken. (Milton Erickson, toch niet de eerste de beste als het om het omgaan met moeilijke problemen gaat, had trouwens de gewoonte meteen in trance te gaan wanneer hij niets wilde missen van wat de cliënt te berde bracht. Vgl. Erickson & Rossi, 1977). Wat goed is voor de cliënt, nl. een toestand van concentratie en receptiviteit, is ook goed voor de (hypno)therapeut. Deze gedachte vormt het uitgangspunt voor een aantal onderdelen van mijn training in hypnotherapie. De deelnemers hieraan zijn meestal al ervaren psychotherapeuten, die zich nu cognitieve, perceptuele en uitvoerende vaardigheden eigen maken op het terrein van hypnose en hypnotherapie (vgl. Cleghorn & Levin, 1973). DR. o. v AN DER HART (1941), psycholoog, is verbonden aan de psychiatrische dienst van het S.J.P. Dercksencentrum in Amsterdam. Hij is opleider van de Nederlandse vereniging voor hypnotherapie. adres: S.J.P. Dercksencentrum, Oldenaller r, ro8r H J Amsterdam.

De therapeut in trance 285 Uiteraard omvat de cursus gebruikelijk ingrediënten als tuurstudie, demonstratie en training. Daarnaast wordt ruime dacht gegeven aan de eigen trance-ervaringen van de deelnemers, met name omdat daarmee de volgende doelen gerealiseerd kunnen worden: (a) het ontwikkelen van een effectieve manier van tiseren; (b) het overwinnen van de aarzeling om hypnose in therapie te gaan toepassen; (c) het opheffen van een blokkade in een lopende hypnotherapie; en (d) het herstellen van een storende fout tijdens het oefenen met hypnose. In dit artikel wordt het realiseren van dergelijke doelen – aan de hand van praktijkvoorbeelden – onder de loep genomen. 2. Toepassingsgebieden 2.I. Hypnose-inductie in trance Om het subject te helpen op een prettige en effectieve manier in trance te gaan, moet de hypnotiseur niet alleen de juiste woorden weten te gebruiken. Van belang zijn ook het ritme waarmee ken wordt, de pauzes tussen de zinnen, de timing van de diverse suggesties en de kwaliteit van het stemgeluid. Wanneer de trainer erin slaagt een goed voorbeeld te geven, de leerpunten besproken worden, de deelnemers zelf oefenen en onmiddellijke feedback van subject en observator krijgen, kunnen de meeste cursisten zich verder bekwamen in het geven van hypnotische suggesties. Soms lukt het deelnemers niet zich de hypnotische vaardigheden op een natuurlijke wijze eigen te maken. Zij blijven op een mechanische manier ties geven en sluiten niet aan bij het beleven van het subject. Hypnose blijkt dan een goed middel om alsnog op een meer natuurlijke manier te leren hypnotiseren. Ik heb dit voor het eerst ervaren bij Suzan, die zelf heel lijk in trance ging. Zij zou als proefleidster deelnemen aan een zoek op het gebied van hypnose, maar het leren hypnotiseren ging haar slecht af. De manier waarop zij een trance trachtte te induceren leidde steeds tot irritaties bij de proefpersonen. Zij voelden zich door haar woordgebruik en stemgeluid gehinderd. Daarop werd Suzan zelf, in aanwezigheid van een ander subject, in een diepe trance gebracht. Zij kreeg de suggestie haar ogen te openen, haar aandacht op de ander te richten en haar in trance te brengen. Dat deed ze heel goed, ook naar het oordeel van Suzans subject. De trainer gaf Suzan aan het eind van de zitting een hypnotische suggestie: ‘Niet alleen door deze, maar ook door al je

286 Dth 3 jaargang I augustus r981 andere trance-ervaringen, zal je vermogen steeds meer toenemen om anderen te helpen op een prettige wijze in hypnose te gaan.’ Suzan ontwikkelde zich nadien tot een bekwaam hypnotiseur. Marieke nam met veel enthousiasme deel aan een cursus therapie, maar was op één punt geblokkeerd: zij durfde er maar niet toe over te gaan anderen in trance te brengen; en hoe meer mensen haar bij haar pogingen gade zouden slaan, des te angstiger te ze te worden. In plaats van Marieke te helpen om de barrière met kleine stapjes te slechten eerst alleen met een subject oefenen, dan met een observator erbij, enz.-, stelde de opleider haar de hierboven beschreven procedure voor. Aarzelend stemde zij toe. In heid van de groep hielp hij haar een paar plezierige gen op te doen. Daarna vroeg hij haar de aandacht op een deelnemer tegenover haar te richten: ‘Richt je aandacht op Rob en help hem – op je eigen wijze – in een bevredigende trance te gaan. Daarbij mag je zelf kiezen of je je ogen geopend of gesloten houdt.’ Marieke hield haar ogen gesloten en hypnotiseerde Rob op een heel rustige en voudige manier: ‘Rob, ga eerst gemakkelijk en prettig zitten. Zeg ja, als je lekker zit. Concentreer je nu op je handen voel dat ze heel ontspannen en zwaar worden. Voel het doortrekken in je armen, die ook heel loom en zwaar worden.’ Enzovoort. Toen Rob goed in trance was, richtte Marieke haar aandacht op zichzelf: ‘Ik merk nu pas dat ik iemand gehypnotiseerd heb. Ja, dat voelt wel goed.’ Nadat ze Rob geholpen had om uit hypnose te komen, vroeg de trainer of hij Marieke een post-hypnotische suggestie mocht geven. Na haar toestemming zei hij: ‘De prima ervaring die je nu hebt met het in trance brengen van Rob zal op positieve wijze doorwerken in je werk met andere mensen. Je zult steeds beter worden in hypnose en hypnotherapie en je zelfvertrouwen zal daarbij steeds meer nemen. Hoe gering die vooruitgang in het begin ook lijkt, je zult zeker tevreden kunnen zijn over de vooruitgang die zich zal doen.’ De laatste zin werd aan de suggestie toegevoegd om bij Marieke geen te hoog gespannen verwachtingen te creëren, die licht averechts zouden kunnen werken. Marieke leerde in korte tijd uitstekend hypnotiseren, wat zij niet alleen voor de opleidingsgroep waar zij deel van uitmaakte demonstreerde, maar ook voor andere collega’s. 2.2. De eerste hypnotherapie in vitro In de opleiding voor hypnotherapie doet zich regelmatig het de probleem voor. Een deelnemer – vaak al een ervaren psycho-

De therapeut in trance 287 therapeut – maakt zich in de cursus wél de theorie en praktijk van hypnose eigen, maar komt er op een of andere manier niet toe om hypnose in therapieën toe te passen. Hieraan ligt meestal heid over de rol van hypnotherapeut, over de manier van omgaan met de cliënt – ten grondslag. Ook dit probleem kan goed met hypnose worden opgelost. De leider vraagt eerst met welke cliënt de deelnemer een hypnotherapie wil starten en laat hem daarover een aantal bijzonderheden len. Dan vindt de trance-inductie en -verdieping plaats, waarna de deelnemer gevraagd wordt zich voor te stellen dat hij met de fende cliënt in gesprek is en hem, of haar, in hypnose zal laten gaan. Wouter gaat gemakkelijk in trance en heeft in de cursus zonder veel aarzeling andere deelnemers in hypnose gebracht. Hij weet heel goed wat hij met bepaalde cliënten in hypnose zou kunnen doen, maar hij heeft eenvoudig drempelvrees. Na het doornemen van de procedure gaat Wouter in hypnose. Als hij ‘diep’ genoeg is, suggereert de trainer dat hij nu kan ervaren dat de ‘cliënte’ tegenover of naast hem zit: ‘Stel je open voor die cliënte, stel je open voor je eigen mogelijkheden. Alleen die twee aspecten zijn nu belangrijk. Ervaar nu het begin van het contact waarin je die persoon hypnotiseert – op je eigen creatieve wijze, je openstellend voor wat naar voren komt. Als je het hardop wilt doen, doe dat dan; als je het zachtjes voor jezelf wilt doen, doe het maar. Voel je vrij om datgene te laten beuren wat kan gebeuren.’ Rustig en zacht (nauwelijks verstaanbaar voor de begeleider) voert Wouter een denkbeeldig therapeutisch gesprek met de cliënte. Een formele trance-inductie ontbreekt, maar de manier waarop hij bij haar lijkt aan te sluiten, zijn rustige stemgeluid en het ritme van zijn stem, zouden de cliënte inderdaad heel gemakkelijk in trance kunnen laten gaan. Als hij de cliënte helpt uit hypnose te komen, doet hij dat zelf ook en merkt meteen daarna op: ‘Ik werd opeens dat meisje dat ik begeleidde. Toen voelde ik de behoefte om het zelf te doen, om ook zelf terug te komen.’ Wouter geeft aan, dat hij deze cliënte binnenkort ook werkelijk in hypnose zal brengen. ‘Dat weet ik zeker; alleen, ik durfde het gewoon nog niet. Maar ik zie nu wel hoe ik het moet doen. ’t Is niet zo moelijk.’ Een paar weken later is hij inderdaad met hypnotherapie in de praktijk bezig. Een andere deelnemer, Hans, aarzelt om met hypnotherapie te ginnen, omdat hij niet weet hoe hij hypnose therapeutisch kan nutten. Zulks ondanks de hypnotherapeutische literatuur die hij heeft gelezen en de gevalsbesprekingen die hij heeft bijgewoond. Ook hem wordt verzocht in hypnose zijn eerste ‘hypnotherapie’ te verrichten. Hans werkt in verbeelding met een cliënt die aan kal-

288 Dth 3 jaargang 1 augustus 1981 roerende middelen verslaafd is. De manier waarop hij praat en de originele manier van benadering die hij ontwikkelt zijn voor de wezige collega’s zeer indrukwekkend. Hans zelf voelt zich na loop zeer gesterkt door deze ervaring. Met vertrouwen in zijn eigen mogelijkheden begint hij kort daarop met hypnotherapie. 2+ Impasses in therapie doorbreken In de vorige paragraaf werd aangegeven hoe beginnende therapeuten zich in hypnose hun eerste hypnotherapie kunnen stellen en op deze manier de stap naar de praktijk leren maken. Ook als een hypnotherapie aan de gang is, kunnen therapeuten opzien tegen een volgende zitting; bijv. omdat zij niet weten wat de de stap moet zijn. De hier beschreven procedure is als een ‘gewone’ supervisie of consultatie onvoldoende helpt, maar kan ook als een alternatief daarvoor beschouwd worden. Marjan, een ervaren psychotherapeute, heeft een aarzelend begin met hypnotherapie gemaakt. Bij één van haar cliënten stokt de gang, als deze in hypnose rapporteert op een onoverkomelijke muur te stuiten. Diverse suggesties van Marjan slaan niet aan en de zitting heeft verder een wat onbevredigend verloop. In supervisie wordt Marjan gevraagd of zijzelf in hypnose met deze moeilijkheid geconfronteerd wil worden. Zij voelt daar wel voor. Als zij in trance is, wordt haar gevraagd terug te gaan naar het moment waarop haar cliënt voor die muur stond. De supervisor vraagt Marjan haar ‘cliënt’ te instrueren die muur te beschrijven, zodat zij hem ook kan zien. Als dat gebeurd is, vraagt hij haar of de cliënt bereid is die muur af te breken zodat hij kan zien wat erachter ligt. Marjan porteert dat de cliënt met een ijzeren staaf de stenen – laag voor laag – van de muur afslaat. ‘Gek, ik zelf zou dat heel anders doen: ik zou er een gat in slaan zodat die muur instort. Na enige tijd rapporteert de cliënt dat hij over het restant van de muur kan kijken. Hij ziet een glooiend landschap van weiden en velden. Op instigatie van Marjan klimt de cliënt over de muur en gaat hij een tocht maken door dat landschap. Marjan volgt hem. Af en toe is zij het scheid tussen de cliënt en zichzelf kwijt. Ze komen bij een poel waar beiden halt houden. Ze kunnen er niet over. Marjan gereert de cliënt dat hij het vermogen heeft om het water te laten bevriezen, zodat ze erover kunnen. Als dat gebeurd is, vervolgen ze hun tocht. Op een gegeven moment scheiden zich hun wegen: de cliënt is in staat om zelfstandig en op eigen kracht verder te trekken. Marjankomt uit hypnose en realiseert zich dat zijzelf over een barrière is. Ze weet nu hoe ze de cliënt in werkelijkheid ook kan

De therapeut in trance 289 helpen verder te gaan. Ze voelt zich meer vertrouwd met geleide fantasie in hypnotherapie. De volgende zitting met deze cliënt heeft overigens een ander verloop dan zij zich had voorgesteld, maar ze voelt zich niet meer geblokkeerd en gaat op een adequate manier methem om. 2.4. Corrigerende emotionele ervaringen in hypnose Het komt bij het oefenen in hypnose voor, dat een subject niet helemaal prettig uit hypnose ’terugkomt’. De oorzaak kan zijn, dat een suggestie – bijv. voor catalepsie – niet voldoende ongedaan is gemaakt of dat het subject te snel uit hypnose moet komen. Deze situatie kan hersteld worden door het subject weer in hypnose te laten gaan en de tijd te gunnen om ‘zich weer helemaal prettig te voelen’ en om op zijn eigen tempo uit hypnose terug te komen. Er zijn situaties waarin niet alleen het subject maar ook de tiseur zelf gebaat is bij zo’n corrigerende hypnotische ervaring; bijv. als een negatieve ervaring van een subject het zelfvertrouwen van de hypnotiseur heeft aangetast en op die manier diens verdere wikkeling als hypnotherapeut in de weg staat. Tiny en Herman zijn oefenpartners in een cursus hypnotherapie. Herman is al eens in trance geweest, maar Tiny nog niet. Zij ziet tegen de ervaring op omdat zij bang is voor controle-verlies. Zij wil zich echter niet laten kennen en stelt voor dat zij tijdens hun eerste oefening gehypnotiseerd zal worden. Herman, van zijn kant, ziet wat tegen Tiny op en wil haar bewijzen dat hij best kan ren. Als hij haar vraagt op welke manier zij het liefst in hypnose gaat, noemt zij de oogfixatiemethode. Herman zegt, dat hij die niek niet goed beheerst en liever de handlevitatiemethode toepast. Tiny schikt zich hierin, maar neemt zich voor de hand niet verder dan tien centimeter te laten stijgen. Als die hoogte bereikt wordt, merkt zij dat ze haar hand niet omlaag krijgt. Hij gaat steeds meer omhoog – of zij dat nu wil of niet. Tiny wordt hierdoor angstig. Herman merkt dat niet en geeft na de handlevitatie een aantal diepingssuggesties. Als hij eindelijk ziet dat Tiny het – door ventileren – benauwd begint te krijgen, schrikt hij en helpt haar meteen uit hypnose te komen. Als Tiny dan de schrik in Hermans ogen ziet, blijft zij angstig en gespannen. Pas na anderhalf uur is zij in staat naar huis te gaan. Nog dagen na deze oefening voelt zij zich onzeker en gespannen. Toch vindt zij in die tijd de moed om in een poging tot zelfhypnose de handlevitatie nog eens te proberen. Zij merkt opnieuw dat ze de procedure niet halverwege stop kan zetten – de hand moet helemaal

290 Dth 3 jaargang 1 augustus 1981 omhoog. Ook deze ervaring werkt negatief op haar gemoedsrust. Beide oefen partners hebben een week later een gesprek met de leider. Zij vertellen hem het verloop van hun oefensessie. Tiny voelt zich redelijk, maar heeft een afkeer van hypnose ontwikkeld en wil beslist niet meer gehypnotiseerd worden. Herman is onzeker worden en ziet op tegen volgende hypnose-ervaringen. Als het Tiny duidelijk wordt dat zij eigenlijk door een ongelukkige samenloop van omstandigheden met haar angst voor controleverlies is teerd, voelt zij zich opgelucht. Herman, daarentegen, blijft zich lemmerd voelen door het beeld van Tiny die in paniek was geraakt. De opleider stelt dan een ‘corrigerende emotionele ervaring in hypnose’ (vgl. Erickson, 1965) voor. Hij legt Tiny en Herman de procedure – aangepast aan hun situatie – uit en stelt voorop, dat Tiny niet in hypnose hoeft te gaan. Zij heeft de vrijheid om zichzelf eventueel toe te staan om enigszins mee te gaan. Beiden gaan accoord met de procedure. De opleider vraagt Tiny op een andere stoel – niet meer tegenover Herman – te gaan zitten. Herman wordt dan door hem in hypnose gebracht. De opleider suggereert Herman dat hij Tiny nog op haar oude plaats kan waarnemen. Als dat het geval is, geeft Herman op heel rustige en sympathieke wijze suggesties die ‘Tiny’ een maximaal voel van vrijheid kunnen geven om in trance te gaan. Nu gebruikt hij de oogfixatiemethode-de manier waaraan Tiny eerder de keur heeft gegeven. Herman suggereert ‘Tiny’ een heel prettig voel van ontspanning, waarin zij op haar eigen wijze kan ervaren wat zij wil ervaren. Nadat Herman ‘Tiny’ uit hypnose heeft bracht, zegt de opleider hem dat hij een belangrijke leerervaring heeft opgedaan die op een positieve manier kan doorwerken, onder meer in zijn ontwikkeling als hypnotherapeut. Herman vertelt na afloop dat het voor hem een erg plezierige ervaring is geweest. Hij is blij dat hij zo goed bij ‘Tiny’ heeft kunnen aansluiten. Tiny is ook heel tevreden. Aanvankelijk had ze gedacht dat de trainer haar langs slinkse wegen toch in trance wilde brengen. Toen dat niet gebeurde, gaf zij zich de vrijheid om – af en toe sluitend bij de suggesties van Herman – in een lekker ontspannen toestand te geraken. (Een toestand die haar – zo blijkt later – een heel plezierige dag heeft bezorgd). Overigens blijft zij bij haar besluit om zich niet verder met hypnose bezig te houden. Zij is ervan tuigd dat wat ze van hypnose geleerd heeft zal kunnen integreren in haar eigen werk met directieve therapie.

De therapeut in trance 291 3. Discussie (a) In dit artikel kwamen vier toepassingsmogelijkheden van het thema van ‘de therapeut in trance’ aan de orde. In elk voorbeeld werd steeds een situatie beschreven, waarin zo’n toepassing als een oplossing voor een bepaald probleem beschouwd werd. De eerste drie komen in de praktijk zo vaak voor, dat wij ze nu ook als oefeningen in de opleiding hypnotherapie gebruiken. De laatste het herstellen van een storende fout tijdens het oefenen met hypnose, hoeft gelukkig zelden te worden toegepast. De oefeningen zien er als volgt uit. Eerst geeft de opleider een demonstratie en vervolgens laat hij, of zij, de deelnemers in drietallen oefenen. Bij het ontwikkelen van een effectieve manier van hypnotiseren wordt in twee fasen gewerkt. Eerst hypnotiseert deelnemer A nemer B en helpt hem om zich in trance op deelnemer C te richten. Dan hypnotiseert B (zelf in trance) C, terwijl A als consulent voor B beschikbaar blijft. A communiceert niet rechtstreeks met C, maar richt zijn suggesties alleen tot B. Nadat B C uit hypnose heeft laten komen, doet A hetzelfde bij B. Bij het overwinnen van de aarzeling om met hypnotherapie te beginnen brengt A deelnemer B in hypnose en helpt hem vervolgens een zitting met een denkbeeldige cliënt te visualiseren en een therapie op gang te brengen. Deelnemer C observeert en kan als consulent voor A optreden. Zoals ook in par. 2.3 werd aangegeven, is het raadzaam om van het begin van de oefening te overleggen over de aard van de klachten, en andere bijzonderheden, van de cliënt. Overigens hoeft deze oefening niet alleen het overwinnen van een aarzeling tot doel te hebben. Zij kan ook heel goed benut worden om de creativiteit van de niet-aarzelende hypnotherapeut (in dit geval B) te vergroten. (b) Erickson (vgl. Grinder et al., 1977, p. r r o) stelt dat nen die de cliënt nodig heeft om de verandering die hij wenst te werkstelligen reeds in hem aanwezig zijn’. Erickson hielp de cliënt bronnen in zichzelf aan te boren, waarvan deze niet wist dat hij ze bezat – gewend als de cliënt was om zijn probleem slechts op één – niet of nauwelijks effectieve – manier te lijf te gaan. Eenzelfde soort opvatting ligt aan de hier beschreven procedure ten grondslag. Hypnose wordt niet primair benut om de therapeut ontvankelijk voor suggesties te laten zijn. Het gaat om het realiseren van een mentale toestand, waarin de betreffende peut in staat is om creatief met het probleem om te gaan, om – in een veilige setting – te vertrouwen op spontane beelden en tenassociaties. Niet alleen worden op die manier effectieve oplos-

292 Dth 3 jaargang I augustus 1981 singen ontwikkeld, maar ook het zelfvertrouwen van de therapeut neemt toe. Overigens werden in een aantal voorbeelden ook bemoedigende post-hypnotische suggesties aan de cursist in kwestie gegeven. De begeleider meende in deze gevallen dat de cursist zo’n suggestie als steuntje in de rug wel zou kunnen gebruiken. Want niet alleen cliënten, maar ook beginnende hypnotherapeuten kunnen geplaagd worden door twijfels en een falend zelfvertrouwen. Re/ erenties Cleghorn, J. M. & S. Levin (1973), Training Family Therapists by Setting Learning Objectives. Am. Journal of Orthopsychiatry, 43 (3), 439-446. Erickson, M.H. (1965), The Hypnotic Corrective Emotional Experience. Amer. f ournal of Clinical Hypnosis, 7 (3), 242-248. Erickson, M.H. & E. L. Rossi (1977), Autohypnotic Experiences of Milton H. Erickson. Amer. Journal of Clinical Hypnosis, 10 (1), 36-54. Erickson, M.H. & E. L. Rossi (1979), Hypnotherapy: An Exploratory Casebook. Irvington Publishers, New York. Grinder, J., J. De Lozier & R. Bandler (1977), Patterns of the Hypnotic Techniques of Milton H. Erickson, M.D. Volume 2. Meta Publications, Cupertino, California.

samenvattingen 293 Het vóór en tegen van directieve therapie-H.G.M. Rooymans De hoofdkenmerken van directieve therapie worden kritisch besproken. De sterke geneigdheid tot actie brengt met zich mee dat soms onvoldoende tijd en aandacht wordt gegeven aan het noodzakelijke onderzoek. Naar aanleiding van het uitgangspunt dat de klachten in een gunstige context moeten worden geplaatst wordt opgemerkt dat directieve therapeuten te optimistisch denken over veranderingsmogelijkheden van mensen. Naïviteit is een gevaar, zeker bij onervarenen. Voorts wordt het een en ander opgemerkt over de voor- en nadelen van de intuïtief-creatieve inslag van de directieve therapie, en de voorkeur van directieve ten voor humor en ongewone adviezen. Geconcludeerd wordt dat tieve therapie een ‘jongensachtige’ therapie is, met alle v66r- maar ook nadelen vandien. Ongewone interventies bij een stagnerende sekstherapie – Walter Vandereycken Een directieve behandeling van seksuele dysfuncties volgens de procedure van Masters & Johnson verloopt niet steeds zo eenvoudig en succesvol als vaak aangenomen wordt. Ten gevolge van bepaalde intrapsychische of interpersoonlijke factoren kan een sekstherapie geblokkeerd of teerd worden en uiteindelijk falen. Aan de hand van twee voorbeelden wordt beschreven hoe ongewone, paradoxaal getinte venties kunnen toegepast worden om zulke hindernissen in een therapie te omzeilen en het veranderingsproces weer op gang te brengen. Waarom individuele gedragstherapie? – Alfred Lange Teneinde een bijdrage te leveren aan een discussie over de verhouding van principieel individuele gedragstherapie tot een ruim gedefinieerde georiënteerde visie, waarin ook aandacht is voor individuele tieken, worden in dit artikel zes korte beschrijvingen gegeven van pieën die op basis van de laatstgenoemde visie zijn uitgevoerd. Daarbij wordt steeds de vraag gesteld in welk opzicht principieel individuele gedragstherapie zou hebben verschild van de in werkelijkheid uitgevoerde, op leertheorie én systeemtheorie gebaseerde, behandeling. Geconcludeerd wordt dat therapieën op basis van de systeembenadering geen nadelen hebben ten opzichte van puur individuele behandelingen, terwijl het niet tijdig betrekken van partners of andere gezinsleden bij de taxatie en handeling wel degelijk schadelijke gevolgen kan hebben.

294 Dth 3 jaargang 1 augustus 1981 Over de behandeling van frequent urineren- Willem Hoogduin & Jan Borgerhoff Mulder Bovenmatige frequentie van urineren (bovenmatige mictiefrequentie) is een niet zo vaak op een psychiatrische polikliniek voorkomende klacht. In het artikel wordt de geslaagde behandeling beschreven van vier nelijke cliënten, die vanwege bovengenoemde klacht psychotherapeutische hulp gezocht hebben. Vanuit de ervaringen met deze vier cliënten wordt een voorstel gedaan tot behandeling van deze klacht. Huishouddwang-Kees Hoogduin, Eise de Haan, Willem Hoogduin, Sjoukje Hartman & Ruud Markveldt Sommige vrouwen zijn perfectionistisch in hun huishouden. Een aantal van hen ontwikkelt dwangverschijnselen die zich beperken tot het houden. In dit artikel wordt een voorstel gedaan deze problematiek te behandelen met een zelfcontroleprogramma uitgevoerd binnen een nele context. De resultaten van de behandeling bij acht patiënten wordt kort besproken. Behandeling van een man met het onvermogen tot ejarnleren-Kees Hoogduin Na het opsommen van diverse stoornissen in het ejaculatieproces wordt een gevalsbeschrijving gegeven van een man met een primaire stoornis. Hypnotherapie wordt gebruikt. Het zeldzame voorkomen van het probleem wordt besproken. Uit de literatuur over steriliteit blijkt een groter aantal mensen te lijden aan deze ejaculatiestoornis. Samenwerking met gynaecologen zal meer van dergelijke gevallen aan het licht brengen. Wanneer dat het geval is, kan de meest adequate ling worden ontwikkeld. De therapellt in trance – Onno van der Hart Bij het trainen van psychotherapeuten in het gebruik van hypnose, maken deze uitgebreid kennis met verschijnsel trance. Het in trance zijn van cursisten kan niet alleen gebruikt worden om hen bewust te maken van wat zij met cliënten doen, maar ook om een aantal problemen van de cursist als hypnotherapeut op te lossen. In dit artikel worden vier lijkheden voor het gebruik van hypnose bij de cursist beschreven: (a) het ontwikkelen van een effectieve manier van hypnotiseren; (b) het winnen van de aarzeling om hypnose in therapie te gaan toepassen; (c) het opheffen van een blokkade in een lopende hypnotherapie; en (d) het stellen van een storende fout tijdens het oefenen met hypnose. Ervaringen met individuele toepassingen van deze mogelijkheden hebben ook tot de ontwikkeling van standaardoefeningen geleid.

abstracts The pros and cons of directive therapy-H.G.M. Rooymans Some critica! comments are made on the principles of the so-called ‘directive therapy’. The strong inclination to action can lead to neglect of careful psychiatrie diagnosis. Directive therapists have an too optimistic view of possibilities for change in patients. This can be dangerous. Directive therapy is characterized by a highly intuitive and creative approach of problems. This has advantages as well as disadvantages. Uncommon strategies in a stagnating sex therapy – Walter Vandereycken A directive approach of sexual dysfunctions according to the principles of Masters & Johnson seems often far from simple and successful as one usually supposes. Some intrapsychic and interpersonal factors can block or sabotage an ungoing sex therapy so this may ultimately fail. The author describes from two case histories in which way some uncommon and paradoxical interventions may be used to unblock the obstructed change process in therapy. Why individual behavior therapy?-Alfred Lange In order to contribute to a discussion about the relation between pally individual behavior therapy and a broad defined system oriented vision, in which attention is also given to individual characteristics, six short descriptions are given of therapies which were carried out on basis of the latter vision. In all cases the question was in which way principally individual behavior therapy would have differed from the therapies which were based on learning- ánd systemtheory. lt is concluded that therapies which are based on a system approach do not have disadvantages compared to pure individual treatments. Not involving partners or other family members in the proccss of taxation and treatment may on the contrary have detrimental consequences. On the treatment of excessive frequency of urination- Willem Hoogduin & Jan Borgerhoff Mulder Excessive frequency of urination is a not very often occuring complaint in the field of psychotherapy. In this article the successful treatment of four male clients is described, who asked for psychotherapy because of this complaint. From the experiences of the treatment of these clients, a proposal is made for the treatment of excessive frequency of urination.

296 Dth 3 jaargang 1 augustus 198 1 Obsessive compulsive housekeeping-Kees Hoogduin, Eise de Haan, Willem Hoogduin, Sjoukje Hartman & Ruud Markveldt Somc women are perfectionistic in housekeeping (Houseproud wives ). Some develop an obsessive compulsive disorder with a main feature: obsessive compulsive housekeeping. In this article a suggestion is made to treat this problem with a selfcontrol program within a relational context. The results of this treatment applicd to eight clients are discussed shortly. The treatment of ejaculatory incompetence-Kees Hoogduin After summarizing different disturbances of the process of ejaculation, a case history is given of a man with primary ejaculatory incompetence. Hypnotherapy is used. The rare occurence of the problem is discussed. The literature on inferti!ity shows some figures which suggest a more frequent incidence of primary impotentia ejaculandi. Coopcration with the obstetrists can provide more cases. After that moment the most proper treatment can be established. The therapist in trance – Onno van der Hart In training psychotherapists in hypnotherapy, the hypnotic trance can be used to help therapists to reach certain learning objectives or to solve certain problems in working with hypnosis. Four possible goals are described and case examples are provided with each of them: (a) learning an cffectivc way of hypnotizing; (b) overcoming the hesitation to start hypnotherapy; (c) removing an obstacle in an ongoing hypnotherapy; and (d) correcting a troublesome mistake in training. Experiences with individual – tailormade – applications led to the development of ized cxercises.