Jaargang 1 (1981)

90 Dth l jaargang l februari 1981 Behandeling van een man met slaapaanvallen De heer Van Veen, een 34-jarige technisch tekenaar, gehuwd, en vader van twee kinderen, heeft gedurende de laatste twee maanden de handicap dat hij vrijwel elke avond plotseling in slaap valt. De plotselinge aanvallen treden op als hij rustig zit te lezen, maar ook tijdens een sprek of gedurende een bridge-drive. Hij wordt door de huisarts verwezen naar de neuroloog. Deze vindt geen afwijkingen, ook het EEG is normaal. Er wordt echter toch aan narcolepsie – een neurologische aandoening, gepaard gaande met slaapaanvallen – gedacht, zodat de heer Van Veen ritaline krijgt; echter zonder resultaat. Ook wordt er even gedacht aan de mogelijkheid van schemertoestanden of een gemaskeerde depressie, maar daarvoor zijn toch onvoldoende aanknopingspunten. Omdat men somatisch niet verder komt en de klachten aanhouden, wordt hij naar de polikliniek psychiatrie verwezen. Tijdens het eerste gesprek blijkt dat de slaapaanvallen begonnen zijn na het beëindigen van een zware avondstudie, vergelijkbaar met een opleiding, die de heer Van Veen gedurende vier jaar heeft gevolgd. Het heeft hem moeite gekost zijn oude hobby’s weer op te pakken na er zo lang geen tijd voor gehad te hebben. Ook het omgaan met zijn kinderen geeft hem het gevoel wat krampachtig bezig te zijn, immers hij heeft in de vier jaar van zijn studie het contact met de interesses van zijn kinderen voor een deel verloren. Voor het overige zouden er geen bijzondere nele problemen zijn. In eerste instantie wordt de problematiek geïnterpreteerd als een wat eigenaardige uiting van overwerkt zijn. De hierna gegeven adviezen dienden dan ook om hier een oplossing voor te vinden. Hem wordt de raad gegeven de komende weken eens goed tot rust te komen door elke avond om acht uur naar bed te gaan. Dit advies leidt evenwel niet tot verbetering. Bovendien blijkt dat hij vaak na het eten ‘even’ op bed gaat liggen en dan de volgende ochtend pas wakker wordt. Van dit gegeven wordt gebruik gemaakt bij de verdere behandeling. Gesteld wordt dat de heer Van Veen na zoveel jaren inspanning wel gerechtigd is na het eten een tijdje te slapen: alle harde werkers doen dat. Hem wordt geadviseerd na het eten gekleed op de bank te gaan slapen. Zijn vrouw dient hem na drie kwartier te wekken en hij moet, om goed wakker te worden, een frisse douche nemen. Na het douchen zal hij kijken of hij weer monter is. Indien hij zich verkwikt voelt, kan men worden dat hij uitgerust is en de avond verder met zijn gezin zal doorbrengen. Indien hij zich niet opgeknapt voelt, dient hij weer terug te gaan naar de bank en daar weer aangekleed op verder te slapen. Het feit dat hij gekleed op de bank dient te gaan liggen in plaats van naar bed te gaan, heeft twee redenen. Ten eerste: het kan zijn dat hij al na bijv. een halfuur volledig fit wakker wordt; in dit geval hoeft hij zich tenminste

Casuïstische mededelingen 91 niet weer opnieuw aan te kleden. Ten tweede zijn we het er samen over eens dat het bed in principe de eigenlijke slaapplaats dient te blijven. om moet het slapen buiten de normale uren (tussen elf uur ’s avonds en zeven uur ’s morgens) niet onnodig aangemoedigd worden. Vervolgens wordt met cliënt afgesproken de slaaptijd op de bank niet langer te doen zijn dan de tijd die de doorsnee-mens per nacht in zijn bed doorbrengt. Wanneer hij dus na drie kwartier door zijn vrouw gewekt wordt en tot de conclusie komt dat hij niet fit is, zal hij de wekker zodanig instellen dat deze acht uur later afgaat, om vervolgens weer op de bank te gaan liggen en verder te slapen. Wanneer het programma aldus verloopt zal hij om ongeveer vijf uur ’s morgens gewekt worden. De tijd na vijf uur ’s morgens zal hij dan kunnen gebruiken om eindelijk eens in alle rust de krant te lezen, zijn administratie bij te werken en zich met zijn hobby fotografie bezig te houden. Tijdens de volgende zitting blijkt dat de heer Van Veen steeds na het hazeslaapje verkwikt is en geen behoefte heeft gehad aan doorslapen. Slaapaanvallen heeft hij na zijn eerste hazeslaap niet meer gehad. Een jaar na de laatste zitting blijkt cliënt nog steeds geen last meer te hebben van slaapaanvallen, hij functioneert adequaat in zijn gezin en kan zich goed ontspannen in zijn hobby’s. Discussie Bij de behandeling van de heer Van Veen hebben de volgende gingen een rol gespeeld: De klacht wordt geïnterpreteerd als een signaal dat aangeeft dat de cliënt extra rust nodig heeft. Deze behoefte aan rust is geheel baar gezien de enorme inspanningen die hij zich de voorgaande vier jaar getroost heeft. Niettemin: wanneer de slaapaanvallen alléén een signaal waren van de behoefte aan rust, zou het advies om gedurende enkele weken om acht uur naar bed te gaan op den duur toch vruchten af hebben moeten werpen. Uit het feit dat dit niet het geval was, zou afgeleid kunnen den dat de heer Van Veen er onbewust behoefte aan had temidden van zijn gezinsleden in slaap te vallen. Zo bezien zijn de slaapaanvallen niet alleen een teken van behoefte aan rust, maar ook een teken van behoefte aan respect voor zijn verlangen naar rust door de andere gezinsleden. Die behoefte aan respect wordt niet erg bevredigd wanneer de man als een kleine jongen om acht uur naar bed wordt gestuurd. Met een man en vader die op de tijd dat in de meeste gezinnen de tv aangaat op medisch advies in de huiskamer moet gaan slapen, moeten de gezinsleden natuurlijk terdege rekening houden. Het lijkt waarschijnlijk dat het feit dat de gezinsleden in hoge mate bereid bleken hem ten koste van eigen genoegens zijn rust te gunnen, de heer Van Veen er kennelijk van overtuigd heeft dat men inderdaad bereid was rekening met hem te houden. Blijkbaar had het gezin zich gedurende de vier jaar dat hij wegens studie ‘afwezig’ was zo goed weten te redden dat er bij hem twijfel was gerezen over de vraag of er voor hem nog wel plaats was. Gelukkig bleek dit wel het geval.

92 Dth 1jaargang1 februari 1981 Daarnaast was het advies voldoende aversief – het is niet prettig om acht uur gekleed op de bank te liggen – om te voorkomen dat hij er een gewoonte van zou gaan maken om op deze wijze om respect van zijn geving te vragen. WILLEM HOOGDUIN, psycholoog, werkzaam op de P.A.A.Z. van het St. ziekenhuis te Delft.