Symbolen in therapeutische rituelen
011110 van der Hart
PR0ELLA – BEN RELIGIEUZE CEREM0NIE
Quessant is een grillig eiland voor de kust van Brest. Het wordt omgeven door een verraderlijke zee. Ondanks zijn twaalf vuur torens, zijn talloze schepen te pletter gelopen op dit onherbergzame eiland. De mannen van het eiland zijn visser of zeeman; velen van hen zijn omgekomen.
Wanneer een van hen verdronken is en zijn lijk wordt niet terug gevonden voert men een ceremonie uit die Proella wordt genoemd. Dit is een godsdienstige rouwplechtigheid, waarmee men – zes tot negen dagen na de verdwijning – op symbolische wijze afscheid neemt van het slachtoffer.
Voor de Proella wordt een kruis gemaakt van witte was. In het huis van de vermiste komt het kruis te liggen op een tafel, die bedekt is met wit linnen en een witte routs. Deze muts is een kapje, dat tra ditioneel door vrouwen wordt gedragen en nu als lijkkleed fungeert. Twee kaarsen zijn naast het kruis geplaatst. Hun schijnsel symboli seert o.m. het licht van de vuurtorens. De familie schaart zich rond de tafel. De vrouwen zijn gekleed in een mantel met een capuchon, waarmee zij hun gezicht zoveel mogelijk bedekken. Er worden gebeden gezegd, er vallen lange stilten, men huilt en kijkt naar het kleine wassen kruis dat geel verlicht wordt door de kaarsen.
De dag na dit plechtig samenzijn komt de pricster. Het wasscn ”Met dank aan Jolanthc van Opzceland-de Tempe en Louise van Santen voor hun suggesties en adviezen.
DR.O.VAN DER HART (1941), sociaal-psycholoog; werkzaam bij de S.P.D. van het S.J.P.Dercksencentrum te Amsterdam. Publiceerde samen met A.Lange Gedragsverandering in gezinnen (Tjecnk Willink, 1975; Wolters Noordhoff, 1979). Dissertatie: Overgang en bestendiging; over het ontwerpen en voorschrijven van rituelen in psychotherapie (Van Loghum Slatcrus, 1978). Daarnaast vele artikelen over o.m.gezins therapie en hypnose, waarvan er een aantal opgenomen werden in Directieve therapie 1 en 2 (Van Loghum Slaterus, 1977 en 1980). Wcrk adrcs: S.J.P.Dercksencentrum, Oldenaller 1, 1081 HJ Amsterdam.
kruis ligt nog steeds op de muts; en wordt dan in een processie naar de kerk gedragen. Net als bij een gewone begrafenis wordt een mis uitgevoerd. Na de mis wordt het kruis bijgezet in een miniatuur mausoleum, dat tussen de graven staat op het kerkhof.
1. Inleiding
Sedert Selvini Palazzoli et al.(1974) het begrip ‘ritueel’ in de gezinstherapie hebben geintroduceerd, is het voorschrijven van rituelen een belangrijke techniek in directieve therapie geworden. Rituelen zijn – naar hun vorm – voorgeschreven symbolische hande lingen die op een bepaalde manier en in een bepaalde volgorde – en al dan niet vergezeld van verbale formules – uitgevoerd moeten worden. Naast de vormaspecten kan men aan rituelen een be levingsaspect onderscheiden. De betrokkenen moeten opgaan in het uitvoeren van een ritueel (vgl. Van der Hart, 1978,p. 33).
Therapeutische rituelen zijn vooral aangewezen als de client ge hinderd wordt door onverwerkte gevoelens ten aanzien van personen of gebeurtenissen uit het verleden. De kern van deze (afscheids-) rituelen is, dat de client met het afstand doen van symbolen ook afscheid neemt van het gesymboliseerde:een bepaal de relatie, gevoelens voor een persoon of situatie (vgl. Van der Hart, r 978; Lange & Van der Hart, r 979). Het ritueel is, als het ware, een vorm van doen alsof. In dit artikel wordt getracht aan te geven hoe dit doen alsof net zo werkzaam kan zijn als het doen zelf, hoe symbolisch afscheidnemen werkelijk afscheidnemen kan zijn.
De opbouw van dit artikel is als volgt. Eerst wordt – met een korte omschrijving en twee praktijkvoorbeelden – nader op de aard van afscheidsrituelen ingegaan. Dan wordt getracht iets aan te geven van de correcte geestesgesteldheid tijdens de uitvoering van een ritueel. Vervolgens wordt een aantal aspecten van symbolen en symbolische handelingen behandeld; o.a. het begrip ‘symbolische identificatie’ en de principes van overeenkomst en contiguiteit die aan het formele verband tussen symbool en het gesymboliseerde ten grondslag liggen. In de discussie wordt de hier gepresenteerde visie op afscheidsrituelen gecontrasteerd met een alternatieve benadering. Tenslotte wordt aandacht besteed aan een mogelijk nadelig effect van afscheidsrituelen.
2. Afscheidsrituelen
Tal van mensen zoeken hulp voor moeilijkheden, die ontstaan zijn naar aanleiding van het overlijden van iemand aan wie men ge hecht was, of het verbreken van een relatie. Dit kan, op het moment van aanmelding, al jaren geleden hebben plaatsgevonden. Men is er niet in geslaagd om zich in emotioneel opzicht los te maken van de niet meer aanwezige persoon. Of het is niet gelukt om het leven anders te organiseren; de persoonlijke ontwikkeling is gestagneerd.
Met behulp van afscheidsrituelen is het soms mogelijk clienten te helpen bij het verwerken van rouw en het op gang brengen van hun verdere persoonlijke ontwikkeling. Deze rituelen hebben weliswaar een bepaalde structuur met elkaar gemeen, maar in het overleg tussen client en therapeut krijgen ze hun specifieke vorm en inhoud.
Er is eerst een voorbereidende fase, waarin de de therapeut uitleg geeft en vertelt hoe het uitvoeren van een ritueel de client zou kunnen helpen. Dan volgt de herordeningsf ase, waarin de client het materiaal – de symbolen van de relatie – maakt en verzamelt. De client schrijft bijvoorbeeld dagelijks aan een zgn. ‘doorgaande afscheidsbrief’ (Rubinstein, 1977; vgl. Van der Hart, 1978), gericht aan de persoon of personen in kwestie; maakt tekeningen van, of gedichten over, de gebeurtenissen die hem, of haar, hinderen.
Souvenirs, cadeaus, kledingstukken,soms zelfs meubelen, die van de betreff ende persoon afkomstig zijn, worden bijeengebracht. In de afrondingsceremonie wordt op plechtige wijze afscheid genomen van al deze symbolen – door ze bijv. te begraven of te verbranden. Het transformeren en het afstand doen van het materiaal symboli seert het afscheid nemen van de persoon in kwestie.
Na de ‘begrafenis’ of ‘crematie’ vindt een kort reinigingsritueel plaats – in de vorm van een douche of bad bijvoorbeeld. Dit wordt weer gevolgd door een herenigingsritueel van de client met partner, vriend of familie – vaak in de vorm van een diner. Hiermee wordt op ceremoniele wijze vorm gegeven aan de belangrijkste relaties van de client in zijn, of haar, nieuwe levensfase. Rituelen vormen niet alleen een medium voor het verwerken van gevoelens met be trekking tot een persoon of situatie uit het verleden, maar zijn ook een instrument voor het veranderen van sociale verhoudingen
(vgl. Van der Hart, 1978, par. 9.7).
- Voorbeelden
- Het ritueel van mevrouw Jansen
Mevrouw Jansen, 48 jaar, een alleenstaande, gescheiden vrouw, voert zo’n afscheidsritueel uit – in aanwezighed van haar therapeut – om haar continue pre-occupatie met het verleden los te kunnen laten.” Zij heeft een afschuwelijke jeugd achter de rug en twee mislukte huwelijken, waarin drankmisbruik en geweld van de respectieve echtgenoten ecn grote rol hebben gespeeld.
Aansluitend bij haar geloofsovertuiging – zij is praktiserend katholiek – vraagt de therapeut mevrouw Jansen – overeenkomstig de veertien statien van Christus’ lijdensweg – veertien tekeningen van de meest belangrijke momenten in haar !even te maken. Daar mee kan zij nogmaals getuigenis van haar leven afleggen. Na elke tekening kan zij met de therapeut praten over de gedachten en ge voelens die het maken van de tekening bij haar opgeroepen heeft. Nadat zij die alle veertien gemaakt heeft, wil de therapeut met haar bespreken hoe zij op symbolische wijze van haar martelaar schap afstand zal kunnen docn.
Mevrouw Janscn acceptcert het voorstel van de therapeut, maar denkt dat veertien tekeningen een te zware last voor haar zullen vormen. Als zij hier de volgende keer op terugkomt en haar erva ringen rondom het maken van de eerste tekening beschrijft, ziet de therapeut dit ook in. Hij stelt haar voor om slechts vier tekeningen te maken – overeenkomstig de vier Evangelisten, die ieder een boodschap te vertellen hadden.
Nadat zij vier tekeningen gemaakt heeft, bespreekt de therapeut met mevrouw Jansen wat deze symboliseerden en hoe zij afscheid van die tekeningcn zal kunnen nemen. Zij gceft zelf de voorkeur aan het verbranden, niet alleen van die tekeningen, maar ook van wat brieven, boeken en foto’s. De verbranding vindt buitenshuis plaats, in aanwezigheid van de therapeut. Het feit dat de bocken aanvankelijk nauwelijks willen branden doet haar wanhopen aan het welslagen van het ritueel. Als uiteindelijk alles toch verbrand is, begraaft zij de resten ter plekke.
Thuis ncemt mevrouw Jansen het gehele ritueel met de therapeut door. Zij is daarbij erg verdrietig. Zij vertelt dat zij tijdens het verbranden van de symbolen spontaan allerlei beelden voor zich zag van belangrijke gebeurtenissen uit haar leven.
Na het vertrek van de therapeut voert zij een reinigingsritueel uit, waarna ze met een vriend uit gaat eten.
*Jos Ebbers was de therapeut.
In de periode na het afscheidsritueel is mevrouw Jansen aanmer kelijk opgewekter dan daarvoor. Zij maakt meer contacten met anderc mensen en is druk bezig met het opbouwen van een nieuw leven. Zij ondervindt ook moeilijkheden, maar daar leert zij steeds beter mee om te gaan. Drie maanden na het ritueel kan de therapie beeindigd worden. Hierna heeft ze nog een incidenteel contact met de therapeut.
-
- Het ritueel van Marga
Marga, 24, is een alleenstaande jonge vrouw die door haar huisarts is verwezen wegens haar nervositeit, depressiviteit en sterke haatgevoelens. Zij heeft vier jaar met een zekere Henk, samen geleefd, die haar herhaaldelijk mishandeld en verkracht heeft. Zij heeft ook prettige tijden met hem gekend, maar het fysieke geweld is steeds meer gaan overheersen.
Een van de eerste interventies van de therapeut is Marga voor te stellen een ‘doorgaande afscheidsbrief’ (Rubinstein, 1977; Van der Hart, 1978) aan Henk te schrijven; een brief waarin zij dagelijks vastlegt wat ze op haar hart heeft. Ze hoeft hem niet werkelijk te verzenden, maar zou er we! een afrondingsceremonie mee moeten uitvoeren. Na een paar weken schrijven voelt Marga zich soms wat opgelucht en zelfs een beetje vrolijk. Tot haar spijt moet ze echter constateren dat ze de ‘schim’ van Henk niet kwijt raakt.
De therapeut vraagt haar of de ring die ze om haar vinger heeft ook een geschenk van Henk is. Marga beaamt dit. De therapeut vermoedt dat die ring de seksuele relatie tussen beiden symboliseert en dat Marga die in haar beleven nog niet helemaal heeft kunnen verbreken.
De therapeut gaat in op het uitvoeren van een afscheidsritueel. Marga zou daarin niet alleen haar ‘doorgaande brief’ maar ook andere symbolen van de relatie met Henk – zoals deze ring – moeten vernietigen. Dit idee spreekt Marga aan. Zij neemt dan met de therapeut de vorm van het afscheidsritueel door.
Op de dag dat het ritueel zal worden uitgevoerd komt Marga met een zak spullen en een tas vol gereedschap naar de therapeut. Samen gaan zij naar een rustige plek waar zij de ring plat slaat, andere voorwerpen kapot maakt, alles op een hoop gooit en in brand steekt. Marga kijkt lange tijd naar het vuur. Dan vraagt ze de therapeut om met haar terug te gaan. Hij herinnert haar eraan de as te begraven en dat doet ze. Op de terugweg zegt Marga: ‘Het is alsof ik van een begrafenis kom’. In de kamer van de therapeut begint ze te huilen – voor het eerst terwijl iemand anders bij haar is.
Na twintig minuten zegt ze dat het haar verrast heeft dat ‘die dooie dingen’ nog zoveel voor haar betekenden. Zij vindt het een eng idee, dat ze tijdens het verbranden van al die spullen Henk zelf zag branden. Het had haar overigens wel voldoening gegeven: ‘Net goed: dat is z’n verdiende loon’.
Als zij weer thuis is, neemt Marga een bad. De kleren die ze tijdens het ritueel gedragen heeft gooit ze weg. Die avond gaat zij met een vriend eten.
Na de uitvoering van het ritueel ervaart Marga steeds meer afstand tot Henk en de afschuwelijke episodes met hem. Ze zit niet meer in de put en ze ontwikkelt contacten met een aantal aardige mensen. Na vier individuele gesprekken -verspreid over twee maanden – gaat ze in groepstherapie.Daarin komen problemen met betrekking tot de verhoudingen in haar gezin van herkomst aan bod.
- Rituelen en trance
Toen mevrouw Jansen bezig was met het verbranden van de sym bolen die haar tragische – verleden vertegenwoordigen, zag zij spontaan allerlei beelden voor zich van belangrijke gebeurtenissen uit haar leven. Achteraf realiseerde zij zich – zo vertelde ze later – dat zij zo ook afscheid van die gebeurtenissen had genomen.
Het zien, of hallucineren, van die beelden was een gevolg van het feit dat mevrouw Jansen opging in de uitvoering van haar taak. Gekoppeld aan het doel van het ritueel – afscheidnemen – vonden in haar verbeelding spontane processen plaats die dat doel mede hielpen verwezenlijken. Ook bij Marga speelden zich dergelijke processen af. Mevrouw Jansen en Marga waren in een trance – ecn verandercnde bewustzijnstoestand, die door Erickson & Rossi (1979, p. 3) wordt omschreven als ‘een periode waarin de beper kingen van onze gewone rcferentiekaders en geloofssystemen tijdelijk gewijzigd worden zodat we ontvankelijk kunnen zijn voor andere associatiepatronen en wijzen van mentaal functioneren, die bijdragen tot het oplossen van problemen’.
Niet allcen tijdens de afsluitingsceremonie, maar ook in de voor bereidingsperiode van het ritucel speelt deze veranderde bewust zijnstoestand – als het goed is – een rol. Zo kan iemand vrij onge inspireerd aan de ‘doorgaande brief’ beginnen, terwijl het schrijven in het later stadium een autonoom karakter krijgt: de client stuurt de inhoud niet meer bewust, maar volgt als het ware wat in hem
of haar opkomt. Spontane, emotionele en lichamelijke reacties, als huilen en het opkomen en verdwijnen van hoofdpijn, doen zich voor. Ook in dromen zet dit proces van afscheidnemen zich voort.
De kern van de trance is wellicht, dat de client geconcentreerd is op het uitvoeren van de taak en op het doel daarvan. Naarmate die concentratie Sterker is, worden gemakkelijker autonome of ‘onbewuste’ mentale activiteiten op gang gebracht die de client helpen het proces van afscheidnemen te verwerken.
In de literatuur is al herhaaldelijk de veronderstelling geuit dat in een trancetoestand het functioneren van de rechter hersenhelft – gespecialiseerd in ruimtelijke en tonale perceptie, het herkennen van patronen en synthetisch denken – domineert, en daarbuiten
het functioneren van de linker hersenhelft – gespecialiseerd in taal en lineair,analytisch denken (vgl.Bandler & Grinder, 1979; Erickson et al., 1976; Lex, 1979; Watzlawick, 1979). Daarover hoeft hier niet nog eens uitgeweid te worden. Wel zal in het vervolg duidelijk worden hoezeer de analoge manier van informatie ver werken, die kenmerkend voor de rechter hemisfeer is, centraal staat in het uitvoeren van afscheidsrituelen.
- Symbolen en symbolische handelingen
Turner (1975) beschouwt een symbool als ‘de kleinste eenheid van een ritueel dat nog de specifieke eigenschappen van ritueel gedrag heeft’. Turner is hier enigszins onduidelijk: hij maakt geen onder scheid tussen symbool en symbolische handeling. Dit laatste vormt de kleinste eenheid van een ritueel. We beperken in dit verband de omschrijving van een symbolische handeling tot:de manipulatie van cen symbool. Skorupski (1976) geeft ecn formele definitie: Een bepaalde soort verandering wordt in een voorwerp, S, aangebracht. S staat voor, of vertegenwoordigt, het doelobject d. Dus S is d. Daarom wordt dezelfde verandering in d teweeggebracht.
Een symbolische handeling is een analoge actie. De manier waarop met het symbool wordt omgegaan is analoog aan de manier waarop met het gesymboliseerde zou worden omgegaan. Het koesteren van symbolen betekent het koesteren van de band met die persoon: het dagelijks afstoffen van de foto, het voortdurend bezig zijn met het wiegje en de kleding van een gestorven baby, het dekken van de tafel voor degene die er niet meer is. Symbolisch handelen is, kortom, doen alsof.
De slotceremonie van een afscheidsritueel is het belangrijkste voorbeeld in dit artikel: het afstand doen – begraven, in zee gooicn – van voorwerpen die de relatie met iemand symboliseren is het afscheidnemen van hem of haar.
Uit het voorgaande blijkt dat een symbool een ding is dat naar iets anders verwijst dan zichzelf. Meer nog, het stelt datgene voor; het vervangt dat wat het symboliseert (Skorupski, I 976). Het maakt datgene wat het voorstelt – vaak een immateriele kwaliteit, zoals een persoonlijke relatie of de gevoelens en cognities ten opzichte van iemand anders – zichtbaar. Datgene wat gesymboliseerd wordt is, volgens Beattie (1964), meestal affectief geladen. Men neigt ertoe aan het symbool dezelfde aff ectieve lading toe te kennen.
Marga merkte op na de uitvoering van haar afscheidsritueel, dat het haar verbaasde hoeveel ‘die dode dingen haar nog deden’.
Rituele symbolen zijn gecondenseerde symbolen: ze verwijzen naar meer dan een onderwerp. Bovendien kunnen ze gemakkelijk nieuwe betekenissen aannemen of oproepen. ‘Het beeld, de vorm, is hier concreet v66r ons en kan zich uitbreiden. Het kan daarbij in de goed voorbereide toeschouwer een heel complex van abstracte en intui:tieve begrippen of toestanden oproepen: eigenschappen, associaties en verwantschappen,die niet beschreven of gedefinieerd kunnen worden, maar alleen kunnen worden ervaren’ (Lawlor, 1978). Als alleen al het aanschouwen van een symbool dit teweeg kan brengen, hoeveel te meer zal dat het geval zijn bij een ritueel dat uit een – gestructureerd en doelgericht – geheel van hande lingen met zo’n symbool bestaat.
- Symbolische identificatie
Het wezen van symbolische identifcatie lijkt mij te zijn dat sym bolen de uitwendige vormen zijn van subjectieve – innerlijke – ervaringen en bewustzijnstoestanden. Het is niet de gelijkstelling zelf van symbool en persoon of gebeurtenis.
Tylor (1878, 1964; vgl.Skorupski, 1976) daarentegen zegt:het symbool vervangt datgene wat het symboliseert (vgl. par. 5 ). Als er sprake is van symbolische identificatie, stelt men volgens hem beide aan elkaar gelijk. Het prikken in de afbeelding van een man zou de man zelf, volgens dit principe, ziek maken; het begraven van foto’s of souveniers van degene van wie men afscheid ncemt zou dan het bcgraven van hem of haar zelf inhouden.
Soms lijkt het er op dat de client dit inderdaad zo beleeft. Marga, bijv., voerde een verbrandingsceremonie uit met de diverse sym bolen van de relatie met haar ex-vriend. Daarbij zag ze niet alleen die voorwerpen branden, maar ook hemzelf. Toch wist ze, tege lijkertijd, zo vertelde ze later, ‘dat hij het niet was’.
Symbolen zijn – naar mijn idee – onlosmakelijk vcrbonden, of te identificeren, met de gevoelens en ideeen die de client koestert ten opzichte van de persoon of gebeurtenis in kwestie. De hande lingen die de betreffende symbolen transformeren !open parallel met veranderingen in het beleven van de client: ze roepen nieuwe ervaringen op en geven er tegelijkertijd vorm aan. Het zijn modellen van en voor die ervaringen (vgl. Geertz, 1973, p. 94).
Ter illustratie: een jonge vrouw aarzelt al tijden of ze haar verloving zal verbreken. Ze loopt op een gegeven moment over de brug. Ze staat stil, staart over het water. Ze doet haar verlovings ring af, gooit hem in het water en weet dat ze daarmee de relatie met haar verloofde onherroepelijk verbroken heeft.
- De keuze van de symbolen
Zou men een lijst opstellen van veel gebruikte symbolen in thera peutische afscheidsrituelen, clan zouden daarop voorkomen: trouw ringen, brieven, meubelstukken, foto’s, allerlei geschenken, kle dingstukken (Van der Hart, 1978,p. 197).Al deze voorwerpen warcn op de een of andere manier geschikt om de relatie met de persoon in kwestie te symboliseren – eenvoudig omdat de client dat zo ervoer.
Bekijken we deze voorwerpen nader, clan kunnen we twee – for mele – principes onderscheiden op grand waarvan zij verbonden zijn met de persoon waarvan afscheid wordt genomen en dus als symbool voor de betreffende relatie kunnen fungeren. De principes kunnen de therapeut en client helpen bij het zoeken naar geschikte symbolen, met het bewustworden van wat als symbool kan fungeren.
Het zijn:
- Het principe van overeenkomst. De foto van de ex-echtge noot, het beeldje van de overleden dochter, de tekening van een moeilijke episode uit het verleden, het zijn alle symbolen die een gelijkenis vertonen met datgene wat zij symboliseren. We zouden deze symbolen ikonen kunnen noemen (vgl. Firth, 1973).
De overeenkomst kan zeer opvallend zijn, zoals het geval is bij de houten afbeelding van een kind. Er kan ook sprake zijn van een kwaliteit, die het symbool en het gesymboliseerde gemeen hebben. Zo kan een cactus iemand met een wat stekelig karakter voor stellen en kan de tekening van een gevangenis het in een relatie gevangen zijn symboliseren.
Het principe van overeenkomst speelt ovcrigens ook een rol in ons taalgebruik: het ligt ten grondslag aan metaforen.
- H et principe van contiguiteit. Kledingstukken, ringen, meu belen, dit zijn symbolen die via het principe van contigui:teit met het gesymboliseerde verbonden zijn. ‘Contigui:teit’ betekent: aan raking, aangrenzing, nabijheid, samenhang. Alles wat op de een of andere manier van de persoon in kwestie afkomstig is of met hem of haar in aanraking is geweest, kan fungeren als symbool voor de relatie daarmee.
Het principe van ‘contigui:teit’ komt ook voor in ons taalgebruik: het ligt ten grondslag aan metonymie, een ‘stijlfiguur waarbij het ene woord voor het andere gebruikt wordt op grond van een wer kelijk bestaande betrekking, niet op grond van een vergelijking (zoals bij metafoor het geval is), bijv, grijze haren voor ouderdom’ (Kramers’ Woordenboek, 28e druk, 1968).
Over het algemeen vervullen beide principes dezelfde functie. Beide behoren tot eenzelfde klasse van relaties: die van symbolische identificatie.
- Overeenkomst en contigui:teit in symbolische handelingen
Symbolische handelingen werden omschreven als analoge acties (zie par. 5).De manier waarop met het symbool omgegaan wordt is analoog aan de manier waarop met het gesymboliseerde kan worden omgegaan. We kunnen nu stellen dat het principe van over eenkomst aan de handelingen ten grondslag ligt. Het verscheuren, verbranden, begraven, etc. van foto’s of brieven heeft de kwaliteit ‘afstand doen, afscheidnemen’ gemeen met wat in het beleven van de client gebeurt ten aanzien van de persoon of gebeurtenis in kwestie. Het koesteren, ’s nachts in bed van het kussen waarop degene die er niet meer is geslapen heeft, komt overeen met (en geeft uiting aan) de behoefte dichterbij hem, of haar, te zijn.
Het principe van overeenkomst domineert in afscheidsrituelen, maar ook het principe van contigui:teit kan daarin worden toege past en dan vaak in de vorm van: pars pro toto: wat een deel van een geheel bei:nvloedt, bei:nvloedt ook het geheel.” Een weduwe had nog zoveel herinneringen aan haar overleden man, dat zij slechts met een deel daarvan een begrafenisritueel uitvoerde. De rest zette zij in een paar vuilniszakken voor de deur. Op grond van het
pars pro toto principe vond zij dat zij op die manier toch waardig afscheid had genomen.
‘Watzlawick (1979) gebruikt het pars pro toto principe op een andere manier. Bij hem gaat het om de onmiddellijke herkenning ( = waarneming) van een geheel aan de hand van slechts een kenmerkend onderdeel.
- Discussie
- In dit artikel stond het symbolische karakter van therapeutische afscheidsrituelen centraal. Uitgangspunt was, dat in deze rituelen het principe van symbolische identificatie werkzaam is.
Een aanvullende interpretatie van vergelijkbare traditionele gebruiken – de ’tie-breaking customs’ – vinden wij bij Rosenblatt et al. ( I 976). Deze gebruiken, onderdelen van rouwrituelen, omvatten het vernietigen, weggeven of tijdelijk wegzetten van persoon lijk eigendom van de overledene, het naleven van een taboe op de naam van de overledene en verhuizen (p. 68).
In een betrekkelijk duurzame relatie, zoals een huwelijk, worden talloze – voor de relatie passende – gedragingen geassocieerd met stimuli uit de omgeving van die relatie. Dit verschijnsel wordt ‘cue conditioning’ genoemd. Na het overlijden, of na een andere vorm van scheiding, moet men de relatie als beeindigd beschouwen en nieuwe gedragspatronen ontwikkelen. De genoemde stimuli be moeilijken het optreden van verandering, omdat zij oude disposities oproepen. Tie-breaking customs zijn er op gericht de stimuli of cues op te ruimen of te wijzigen en vergemakkelijken zo het op treden van die verandering (p. 67/8).
Rosenblatt et al. vinden deze gebruiken vooral van belang, als de achtergebleven persoon een nieuwe relatie zou willen opbouwen: de herinneringen aan het vroegere huwelijk zouden daar teveel mee kunnen interfereren.
We hebben dit meer dan eens kunnen constateren in therapie. Zo merkte Marga na het schrijven van een ‘doorgaande afscheids brief’ op, dat ze de ‘schim’ van haar ex-vriend toch nog niet kwijt was. Het was alsof hij nog altijd bij haar thuis was. Alles wat hij in huis gedaan had, verbouwen, behangen, schilderen, alles wat hij haar gegeven had of voor haar gemaakt had, deed Marga nog steeds aan hem denken. Haar afscheidsritueel moest het afstand doen van de meeste herinneringen en het opnieuw inrichten van haar huis omvatten. Een ander voorbeeld betreft een jonge vrouw, die door haar huisarts-zonder succes-werd begeleid in haar rouw om de dood van haar vader, het verlies van haar vriend en de abortus
die zij had ondergaan. Tijdens een huisbezoek ontdekte de arts de stimulus tevens het kernsymbool – die haar verdere ontwikkeling in de weg stond: ‘in de hoek van haar kamer stond een volledig opgetuigde wieg die voor haar nooit geboren kind bestemd was’ (Kerneling, 1979).
Therapeutische afscheidsrituelen kunnen, naast hun symbolische functie, ook de functie vervullen die door Rosenblatt et al. beschreven werd. Er zijn overigens in therapie rituelen uitgevoerd, waarin dat laatste ontbrak. De client was in een rouwproces blijven steken, terwijl materiele herinneringen aan de betreff ende relatie niet of nauwelijks meer bestonden. Hij (of zij) creeerde ze zelf – bij voorbeeld door een afscheidsbrief te schrijven of een tekening te maken – of moest veel moeite doen om nog iets te vinden.
- Het thema ‘zelf vervaardigen van symbolen voor een afscheids ritueel versus het gebruiken van bestaande symbolen’ moet nog op een andere manier aandacht krijgen: Men kan zich afvragen of het vernietigen van voorwerpen, die van de persoon in kwestie afkomstig zijn, geen schuldgevoelens oproept. De client zou immers kunnen ervaren dat hij (of zij) die ander op symbolische wijze – via het pars pro toto principe – vernietigt. Marga, bijv., ‘zag’ immers haar ex-vriend branden in plaats van brieven en foto’s. Zou zij later niet door een dergelijk beeld achtervolgd kunnen worden? Bij haar is hiervan niets gebleken tijdens een follow-up gesprek – twee jaar na uitvoering van het ritueel.
De manier waarop een afscheidsritueel d66rwerkt is afhankelijk van de intentie waarmee het uitgevoerd wordt (vgl. Van der Hart, 1978,p.236).Bestaande symbolen-die de uitwendige vormen van innerlijke ervaringen zijn – kunnen gebruikt worden als men op plechtige respectvolle, wijze afscheid neemt van iemand, niet om wraak te nemen op de persoon in kwestie. Dit is mogelijk als er een – meer of minder – uitvoerige voorbereiding aan vooraf gaat en het ritueel geheel volgens afspraak wordt uitgevoerd. Een af scheidsritueel is een afrondingsceremonie.
Er zijn overigens clienten die zich niet aangetrokken voelen door het selecteren van bestaande voorwerpen die met de relatie te maken hebben. Zij geven toch de voorkeur aan het uitvoeren van een ritueel met zelfgemaakte symbolen: met schilderijen, tekeningen, beeldjes, gedichten, brieven, verhalen of zelfs bijeengebrachte schelpen. Wat zijzelf gemaakt hebben willen zij vernietigen of transformeren. Als er herinneringen aan de persoon in kwestie zijn, dan client overigens wel besloten te worden wat daarmee gebeurt. Zij kunnen immers als stimuli blijven fungeren die oude disposities oproepen.
- De hier weergegeven voorbeelden van afscheidsrituelen hadden beide te maken met het verbreken van een relatie, die voor de cliente een hoogst onaangenaam karakter had. Hierdoor lag de nadruk volledig op het vernietigen van de voorwerpen die als symbool voor de relatie fungeerden.
Zoals eerder is aangegeven (Van der Hart, 1978,par.6.3.5.5.), moet er echter niet steeds vanuit gegaan worden dat van alle sym bolen afstand gedaan moet worden. Als afscheid genomen moet worden van een dierbaar iemand, of als de relatie ook positieve aspecten heeft gehad, kan het voor de client van groot belang zijn dat een aantal voorwerpen als herinnering bewaard blijven.
Referenties
Bandler,R. & ].Grinder (1979), Hypnotherapie:het gebruik van taal vol gens de methoden van Milton H.Erickson. De Toorts, Haarlem.
Beattie,J.(1964), Other Cultures. Cohen & West, Landen. Erickson,M.H., E.L.Rossi & S.J.Rossi (1976), Hypnotic Realities.
Irvington Publishers, New York.
Erickson,M.H. & E.L.Rossi (1979), Hypnotherapy:An Exploratory Casebook. Irvington Publishers, New York.
Firth,R.(1973), Symbols:Public and Private. George Allen & Unwin, Landen.
Geertz,C.(1973), Religion as a Cultural System. In:C.Geertz, The Inter pretation of Cultures. Basic Books, New York.
Hart, 0. van der (1978), Overgang en bestendiging: over bet ontwerpen en
voorschrijven van rituelen in psychotherapie. Van Loghum Slaterus, Deventcr.
Kemeling,J.(1979), Gezinsobservaties. Huisarts en Wetenschap, 22,
493-495.
Lange, A. & 0. van der Hart (1979), Gedragsverandering in gezinnen
(4e, uitgebreide, druk). Wolters-Noordhoff, Groningen.
Lawlor,R. (1978), Translator’s Preface. In: R.A.Schwaller de Lubics,
Symbol and the Symbolic. Autumn Press, Brookline, Mass.
Lex,B.W.(1979), The Neurobiology of Ritual Trance. ln:E.G.d’Aquili et al. (eds.), The Spectrnm of Ritual: A Biogenetic Structural Analysis.
Columbia University Press, New York.
Rosenblatt,P.C., R.P. Walsh & D.A.Jackson (1976), Grief and Mourning: in Cross-Cultural Perspective. Human Relations Area Files Press, U.S.A.
Rubinstein, T. H. ( I 977), Persoonlijke mededeling.
Selvini Palazzoli,M., L.Boscolo, G.F.Cecchin & G.Prata (1974), The Treatment of Children through Brief Treatment of their Parents.
Family Process, 13 (4), 429-442.
Skorupski,]. (1976), Symbol and Theory:a Philosophical Study of Religion in Social Anthropology. Cambridge University Press, Cambridge.
Turner, V. W. (1967), The Forest of Symbols: Aspects of Ndembu Ritual.
Cornell University Press, Ithaca.
Tylor,E.B. (1964), Early History of Mankind. University of Chicago Press, Chicago (oorspronkelijke uitgave: 1878).
Watzlawick,P.(1979), Wie weet is betook anders:over de techniek van de
therapeutische communicatie. Van Loghum Slaterus, Deventer.
h (1974), Het kan anders, Van Loghum Slaterus, Deventer.