Jaargang 35 (2015)
Nummer: 1
Artikel: 7

‘Wel eens met een narcist te maken gehad? Dan weet u waarover dit boek gaat.’ Daarmee start de tekst op de achterkant van het boek. De meeste psychologen hebben waarschijnlijk ooit wel eens een cliënt met op z’n minst narcistische trekken gezien, en weten dat dit geen gemakkelijke cliënten zijn. Kenmerkend voor mensen met een narcistische persoonlijkheidsstoornis is een groot gevoel van eigenwaarde. Zij vinden zichzelf bijzonder en belangrijk, en verwachten dat anderen hen met speciale aandacht behandelen. Mensen met een narcistische persoonlijkheidsstoornis zijn ambitieus, en belust op roem en fortuin. Zij pochen over hun eigen prestaties, dromen van succes en denken dat ze uniek zijn, waardoor zij alleen begrepen worden door mensen die zelf ook bijzonder zijn. Ze willen graag bewonderd en op hun wenken bediend worden. Ook zijn ze vaak jaloers of denken juist dat anderen jaloers zijn op hen. Ze worden arrogant en hooghartig gevonden. Hoe het moet zijn om met narcisten onder één dak te leven, is moeilijk voor te stellen. Vandaar dat ik dit boek graag wilde lezen.

Er zijn in Nederland waarschijnlijk tussen de 700 duizend en 1 miljoen mensen die te maken hebben gehad met ouders of partners met een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Vaak zijn die niet als zodanig gediagnosticeerd, maar dat wil niet zeggen dat ze de ander geen emotionele schade toebrengen. Narcistische ouders kunnen geen echte liefde geven, zoals zorg en aandacht, waardoor op jonge leeftijd bij kinderen al schade kan ontstaan, die tot op latere leeftijd een rol blijft spelen. Zo ook bij de schrijver van dit boek. In de twee delen van Een leven met narcisten doet hij zijn verhaal. Hij had een narcistische vader, die zijn vrouw en kinderen terroriseerde. Ook enkele van de negen kinderen zijn narcistisch. ‘Van een narcist kun je niet winnen,’ schrijft hij. Het boek gaat over manipulatie en macht, over leugens en bedrog, over opeisen en verwaarlozen, over slachtoffer spelen en slachtoffer zijn.

In deel 1 beschrijft Maclaine hoe het was om op te groeien in een familie met een narcistische vader en drie narcistische kinderen. Het gezin bestond uit twee kampen: de narcisten aan de ene kant, de rest aan de andere kant. ‘Het narcisme van mijn vader heeft enorme negatieve gevolgen gehad op het gevoel van eigenwaarde, zelfbeeld, relaties en de algemene tevredenheid over het leven van sommige van mijn broers en zussen,’ schrijft hij. Bij een van zijn zussen heeft dit geleid tot zelfmoord. De schrijver heeft zijn leven lang geprobeerd zijn moeder uit de wind te houden van zijn vader. Deel 1 eindigt bij het overlijden van zijn moeder.

In deel 2 beschrijft hij hoe uiteindelijk ook het narcistische kamp uit elkaar valt met de naderende dood van vader. De narcisten trekken hun handen van zijn vader af. Het gaat in alle achterdocht nu om geld. Het zal hun tijd wel duren, de erfenis komt vanzelf wel. Maar vader heeft post mortem nog een koude kermis voor hen in petto. Ondanks de boosheid van de schrijver richting zijn vader, blijft hij hem toch tot aan zijn dood zien.

Wat mij opviel bij het lezen van het boek, is dat de schrijver vooral uit boosheid en frustratie heeft geschreven. Ik heb me tijdens het lezen diverse keren afgevraagd of de schrijver zijn boek als therapie heeft geschreven. Situaties worden vaak op een zeurderige manier beschreven. Aan het eind van deel 2 schrijft Maclaine dat, nu beide ouders zijn overleden en de narcisten nog even spartelen omdat ze met lege handen achterblijven, het tijd is om de familieband met zijn narcistische broer en zussen definitief door te snijden. Hij doet dat door het schrijven van het boek.

Literair is het geen hoogstandje. Voor wie eens wil lezen hoe het leven er in een gezin met narcisten aan toe kan gaan, is het een aardig boek. Maar over wat narcisme nu precies is, wordt de lezer niet veel wijzer.